ECLI:NL:RBSGR:2012:28709

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
AWB-12_8288
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering exploitatievergunning op basis van negatief Bibob-advies en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Pronk, een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor een horecagelegenheid in Den Haag. De burgemeester van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. S. Buvelot en mr. R.W.I. Alkema, heeft deze vergunning geweigerd op basis van een negatief advies van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar de burgemeester heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar alleen door de rechtspersoon [Y] B.V. was ingediend en niet door eiser persoonlijk. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser ten tijde van het indienen van het bezwaar geen officiële bemoeienis meer had met de horecagelegenheid, aangezien hij het bedrijf had verkocht. De rechtbank oordeelt dat eiser niet op eigen naam bezwaar heeft gemaakt, maar enkel als vertegenwoordiger van de rechtspersoon. Dit betekent dat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij niet de juiste procedure heeft gevolgd en er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat hij niet op eigen naam bezwaar heeft gemaakt.

De uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer en is openbaar uitgesproken op 12 december 2012. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage

Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/8288
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. S. Pronk, advocaat te Delft),
en
de burgemeester van Den Haag,verweerder
(gemachtigden: mr. S. Buvelot en mr. R.W.I. Alkema).

Procesverloop

Op 20 oktober 2011 heeft eiser namens [X] B.V. een aanvraag ingediend om een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 2.28 van de APV Den Haag in verband met de exploitatie van de horeca-inrichting genaamd [horeca-inrichting] aan de [adres] te Den Haag.
Bij besluit van 2 april 2011 heeft verweerder, na het doorlopen van een zienswijzeprocedure, de vergunning onder verwijzing naar een negatief advies op grond van de wet Bibob, geweigerd.
Tegen dit besluit heeft [X] B.V. bij brief van 11 mei 2012 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 juli 2012 heeft verweerder de bezwaren primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 23 augustus 2012, bij de rechtbank ontvangen op 24 augustus 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 10 december 2012. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat voor de beoordeling uit van de volgende, tussen partijen vaststaande, feiten en omstandigheden.
Eiser was eigenaar, bestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap [Y] B.V.
Met ingang van 16 januari 2012 heeft eiser het bedrijf verkocht aan [koper].
Deze heeft op 11 april 2012 een nieuwe aanvraag om een exploitatievergunning ingediend voor het café.
Gelet op het vorenstaande had eiser ten tijde van de indiening van het bezwaarschrift geen -officiële- bemoeienis meer met het café.
2
Verweerder heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat nu het bezwaar uitsluitend is ingesteld door de rechtspersoon [Y] B.V. en niet ook mede namens eiser, van een ontvankelijk bezwaar geen sprake kan zijn. In het bezwaarschrift staat slechts vermeld dat eiser de rechtspersoon rechtsgeldig vertegenwoordigt. Dit is onjuist aangezien de band tussen eiser en het horecabedrijf sinds de verkoop van het pand is verbroken. De aangevoerde bezwaren hebben geen betrekking op het café maar uitsluitend op de persoon van eiser. Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de bezwaren van eiser ook om inhoudelijke redenen ongegrond zijn.
3
Eiser heeft in beroep, evenals in bezwaar, aangevoerd dat hij ondanks de verkoop belanghebbende is bij het besluit tot weigering van de vergunning omdat hij als aanvrager van deze vergunning centraal heeft gestaan in het Bibob-onderzoek. Het negatieve Bibob-advies is schadelijk voor hem aangezien het advies in de weg staat aan zijn voornemen om het café in de toekomst zelf te exploiteren. Bovendien is het advies schadelijk voor zijn goede naam en reputatie als ondernemer.
4
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid in samenhang met artikel 7:1, eerste lid van de Awb kan een belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank mits voorafgaand bezwaar is gemaakt.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt dat niet eiser, maar de besloten vennootschap [Y] B.V. in bezwaar is gegaan tegen de geweigerde exploitatievergunning. In het bezwaarschrift is gesteld dat eiser optreedt als vertegenwoordiger van de rechtspersoon. Hieruit volgt dat eiser niet op eigen naam maar namens de rechtspersoon bezwaar heeft gemaakt. Zoals verweerder terecht heeft geoordeeld berust dit overigens op een onjuiste voorstelling van zaken aangezien het café ten tijde van de indiening van het bezwaar reeds verkocht was aan een ander en eiser dus niet langer bevoegd was de rechtspersoon te vertegenwoordigen.
In tegenstelling tot hetgeen eiser ter zitting heeft gesteld zijn zowel de aanvraag om exploitatievergunning als de eerste zienswijze niet namens eiser in persoon maar namens de besloten vennootschap ingediend.
Het staat vast dat eiser niet op eigen naam of mede op eigen naam bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt dat, gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat het onderhavige beroep door [eiser] als privé persoon is ingesteld, het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb er aan in de weg staat dat eiser in zijn beroep kan worden ontvangen.
Van omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat eiser redelijkerwijs niet kan worden verweten niet op eigen naam bezwaar te hebben ingesteld, is niet gebleken.
Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.