Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/758813-11
Datum uitspraak: 22 december 2011
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1993,
GBA-adres: [adres],
thans gedetineerd in Rijksinrichting voor Jongens Den Hey-Acker, Galderseweg te Breda.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 december 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Sanders en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. L.A. Versteegh, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juli 2011 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [aangever 1] en/of [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met bedekt/afgedekt gezicht en/of voorzien van (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) cafetaria/snackbar [naam cafetaria] aan [adres cafetaria] is binnengegaan en/of
- heeft gezegd (tegen de aldaar aanwezige [aangever 1] en/of [aangever 2]): "kassa kassa open" en/of "geld, geld", althans woorden van dergelijke aard en strekking, en/of
- de aldaar aanwezige [aangever 3] (met zijn hoofd) tegen een muur heeft geduwd en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het gezicht/hoofd van die [aangever 3] heeft gericht en/of tegen het hoofd van die [aangever 3] heeft geduwd, en/of
- die [aangever 3] op de grond heeft gegooid en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [aangever 1] heeft/hebben gericht en/of
- (daarbij) meermalen de trekker van dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft hebben/overgehaald,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is/zijn voltooid;
art. 45, 310, 312, 317 Wetboek van Strafrecht.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld dan wel een poging tot afpersing, zoals ten laste gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte door een medeverdachte is aangewezen als mededader en dat hij daarnaast door de tweede medeverdachte als mededader wordt aangewezen ten overstaan van diens pleegmoeder. De officier van justitie heeft voorts aangegeven de verklaring van de verdachte dat hij op een gegeven moment bij de twee medeverdachten vandaan is gegaan toen er een Colombiaan op een fiets aankwam aan wie de verdachte zijn jas en zijn shirt zou hebben uitgeleend niet aannemelijk te achten. De officier van justitie heeft daarbij het gegeven genoemd dat het signalement dat door getuigen en aangevers is gegeven beter past bij dat van de verdachte dan bij dat van een Colombiaan met stekelhaar waarover de verdachte verklaart.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit op grond van het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de verdachte weliswaar aanwijst als dader, maar dat deze verklaring zeer onbetrouwbaar is, op grond van het feit dat de verklaringen van deze medeverdachte een aaneenschakeling van onwaarheden en verdraaiingen zijn. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de andere medeverdachte de verdachte niet heeft aangewezen als dader. Dat diens pleegmoeder anders verklaard heeft, doet daaraan niets af. Ten slotte heeft zij aangevoerd dat de verdachte niet voldoet aan de door de aangevers en diverse getuigen gegeven signalementen, dat hij ontkent betrokken te zijn bij de overval en dat aannemelijk is dat de verdachte die avond naar zijn kapster is gegaan, terwijl de overval door anderen werd gepleegd.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij uit angst voor de medeverdachten met hen mee is gegaan en dat hij bij hen is weggegaan voordat de overval had plaatsgevonden.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. 1
Op 10 juli 2011 is door drie personen een poging gedaan om de snackbar aan de [adres cafetaria] te overvallen. Eigenaren van deze snackbar zijn [aangever 1] en [aangever 2].2 De dader die als eerste naar binnen ging, had een wapen in zijn handen. Hij werd gevolgd door de twee andere daders en hij dwong een getuige om op de grond te gaan liggen door hem te duwen.3 De getuige werd met zijn hoofd tegen de muur gegooid en deze dader hield een vuurwapen tegen het hoofd van de getuige geduwd en gericht.4
De getuige [getuige 1] heeft, evenals de aangever [aangever 2], gezien dat eerst één persoon de snackbar binnenging en dat deze werd gevolgd door twee andere personen, waarvan er één een blauwe zakdoek voor zijn gezicht droeg.5
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de derde persoon als eerste naar binnen ging.6 De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij een blauwe bandana kreeg die hij om moest doen en dat hij als laatste naar binnen ging7, wat overeen komt met hetgeen de getuige [getuige 1] heeft verklaard.
De rechtbank concludeert hieruit dat het de derde dader, niet zijnde [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2], is geweest die als eerste naar binnen is gegaan en de getuige op de grond heeft gegooid en onder schot heeft gehouden.
Eén van de daders riep "geld geld".8 Eén van de daders had een geweer in zijn hand en zei "kassa kassa open". Een dader had een geweer en een andere dader een pistool. Eén van de daders richtte het wapen op de aangever [aangever 1].9
Twee van de daders droegen een pantykous over hun hoofd en één dader droeg een doekje voor zijn gezicht.10
Aangever [aangever 1] probeerde één van de daders vast te pakken, waarna ze alle drie de winkel uitrenden. Twee personen renden weg in de richting van een tapperij. Eén jongen rende weg in de richting van de Velddreef. Toen de aangever achter deze dader aan rende draaide deze dader zich om en schoot met zijn geweer tweemaal in de richting van deze aangever. 11,12
De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn allebei aangehouden op heterdaad en op dezelfde plek13,14, zodat de rechtbank concludeert dat de persoon die alleen is weggerend en dus heeft geschoten, de derde dader is.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verklaring de verdachte aangewezen als één van zijn mededaders. Hij noemt de lange jongen op de foto nummer 415 de derde dader.16
Ter terechtzitting heeft de verdachte zichzelf op foto nummer 817 herkend.18 De rechtbank stelt op basis van haar eigen waarneming vast dat de jongen op foto nummer 4 dezelfde is als die op foto nummer 8, zodat de rechtbank concludeert dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de verdachte aanwijst als derde dader.
Anders dan de raadsvrouw van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van deze medeverdachte voldoende betrouwbaar zijn. De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] komt immers overeen met de verklaringen van de aangevers en verschillende getuigen en hij verklaart daarnaast niet alleen belastend over de verdachte, maar belast ook zichzelf uitvoerig.
Daarnaast heeft ook de medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat de twee jongens die bij hem thuis waren gekomen, de jongens zijn die de overval hebben gepleegd.19 Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 10 juli 2011 met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], in de woning van [medeverdachte 2] in [plaats] was.20 De rechtbank trekt hieruit aldus de conclusie dat de medeverdachte [medeverdachte 2] impliciet de verdachte als dader aanwijst.
De verdachte heeft ter terechtzitting voorts verklaard dat in de woning van [medeverdachte 2] gesproken werd over het doen van een overval en dat hij op dat moment twee wapens heeft gezien. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij met de twee medeverdachten naar buiten is gegaan en dat hij buiten wederom de wapens heeft gezien en dat er nogmaals gesproken werd over het doen van een overval. 21
De verdachte heeft verklaard dat hij na het zien van de wapens uit angst voor de twee medeverdachten met hen is meegegaan. Voorts heeft hij verklaard dat er bij een brug een jongen op een fiets aankwam en dat deze jongen zich bij hen voegde. Nadat hij zijn jas en zijn T-shirt had afgegeven heeft de verdachte de jongens verlaten en is hij naar zijn kapster gegaan. De overval zou pas na zijn vertrek zijn gepleegd.
De rechtbank acht deze lezing van de verdachte niet aannemelijk. De verdachte is immers na het zien van de wapens met de medeverdachten meegegaan, terwijl er momenten aan te wijzen zijn waarop de verdachte zich had kunnen distantiëren. Dat dat moment er pas was toen er een andere dader op een fiets zich bij het gezelschap voegde, acht de rechtbank niet aannemelijk, temeer daar uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat een Colombiaanse man op een fiets de plaats van de verdachte zou hebben ingenomen.
De rechtbank acht, gelet op al het bovenstaande, de verklaring van de verdachte dat hij zich voor de overval heeft gedistantieerd van de medeverdachten niet aannemelijk. Dat hij op enig moment mogelijk naar zijn kapster is gegaan, doet aan dit oordeel niets af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot het medeplegen van de gewapende overval, ten laste gelegd als eerste en tweede alternatief/cumulatief.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 10 juli 2011 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, weg te nemen geld, toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1] en [aangever 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers de vlucht mogelijk te maken,
en
- met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [aangever 1] en [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [aangever 1] en [aangever 2],
tezamen en in vereniging met zijn mededaders
- met bedekt/afgedekt gezicht en voorzien van (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) cafetaria/snackbar aan [adres cafetaria] is binnengegaan en
- heeft gezegd (tegen de aldaar aanwezige [aangever 1]): "kassa kassa open" en "geld, geld" en
- de aldaar aanwezige [aangever 3] met zijn hoofd tegen een muur heeft geduwd en
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [aangever 3] heeft gericht en tegen het hoofd van die [aangever 3] heeft geduwd, en
- die [aangever 3] op de grond heeft gegooid en
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [aangever 1] heeft gericht en
- meermalen de trekker van dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft overgehaald,
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. K. Sanders heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de stichting Reclassering Nederland, ook als dit ambulante behandeling inhoudt.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank, mocht zij tot een bewezenverklaring komen, verzocht rekening te houden met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de aanbevelingen uit de NIFP-rapportages en voor het restant van de straf een taakstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Stichting Bureau Jeugdzorg dan wel de stichting Reclassering Nederland.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een gewapende overval op een snackbar. Drie jongens zijn met panty's over hun hoofd dan wel een bandana voor hun gezicht en bewapend met vuurwapens of daarop gelijkende voorwerpen een snackbar binnengegaan, hebben daarbij met de wapens gericht op verschillende personen, hebben één man met grof geweld tegen de muur en op de grond gegooid en hebben op deze manier geprobeerd om geld van de snackbareigenaren afhandig te maken. Dat dit niet is gelukt, is alleen te danken aan de onverschrokken reactie van de aangever [aangever 1] die één van de daders te lijf wilde gaan met een bonnenprikker.
De daders zijn hierop weggerend. Aangever [aangever 1] is achter één van de daders aangerend en werd vervolgens door deze vluchtende dader beschoten.
Al met al is het een zeer ernstig en heel volwassen feit, gepleegd door drie jonge jongens, van wie de verdachte veruit de oudste was.
De rechtbank houdt er ten nadele van de verdachte rekening mee dat hij weliswaar minderjarig, maar wel bijna achttien jaar was ten tijde van het plegen van het feit. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte tijdens en na de overval het meest ernstige geweld heeft gebruikt, namelijk dat hij de getuige op de grond heeft gegooid en onder schot heeft gehouden en dat hij heeft geschoten in de richting van de aangever. De rechtbank houdt daarmee rekening bij het bepalen van de op te leggen straf.
In de snackbar was op het moment van de overval ook de elfjarige dochter van de aangevers aanwezig. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangevers blijkt wat de gevolgen voor hen zijn van deze actie van de verdachte en zijn mededaders. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nog gedurende lange tijd de nadelige effecten kunnen ondervinden. Daarnaast blijkt uit het dossier dat niet alleen de mensen in de snackbar, maar ook niets vermoedende voorbijgangers en anderen al dan niet ten dele ongewild getuige zijn geweest van het handelen van de verdachte en zijn mededaders. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat dit de algemene gevoelens van onveiligheid vergroot.
De verdachte heeft slechts rekening gehouden met zijn eigen financiële gewin en is geheel voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn daad voor de slachtoffers en voor anderen. De verdachte heeft er daarnaast met zijn ontkennende houding ervan blijk gegeven geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor en inzicht te willen geven in zijn daden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 2 december 2011, van het psychologisch onderzoek, opgemaakt en ondertekend door drs. E.F. de Witt, GZ-psycholoog, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
De verdachte is lijdende aan ziekelijke stoornissen aangezien er sprake is van een aandachtstekortstoornis nao en een leesstoornis (dyslexie). Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Het wordt van belang geacht dat de verdachte bepaalde vaardigheden aangeleerd krijgt. Dit kan bereikt worden met een ambulante behandeling binnen de reguliere GGZ zoals GGZ Breburg in Tilburg of bij een forensische polikliniek zoals het Dok, eveneens in Tilburg. Daarnaast wordt kamertraining van belang geacht.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 2 december 2011, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
De raad adviseert om bij bewezenverklaring een taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf onder de bijzondere voorwaarden dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg dan wel de Reclassering Nederland, ook als dit een behandeling inhoudt.
De rechtbank onderschrijft het belang van behandeling van de verdachte.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat alleen een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie recht doet aan de ernst van het feit. Deze jeugddetentie zal zwaarder zijn dan door de officier van justitie geëist, omdat het een zeer ernstig feit betreft waarin de verdachte een gewelddadige hoofdrol heeft gespeeld, terwijl hij daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen. Daarnaast is de rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur er in de toekomst voor dient te zorgen dat de verdachte niet zal recidiveren en begeleid zal worden door de reclassering.
7. De benadeelde partijen
Zowel [aangever 1] en [aangever 2] als [aangever 3] hebben een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ingediend voorafgaande aan de terechtzitting. De rechtbank beschouwt de voegingsformulieren op grond van het feit dat op beide formulieren geen bedrag is ingevuld en er dus kennelijk geen schadevergoeding wordt verzocht, niet als vorderingen tot schadevergoeding en neemt de voegingsformulieren dan ook niet in behandeling.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14c, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding, onder eerste en tweede alternatief/cumulatief, ten laste gelegde heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
eerste alternatief/cumulatief
POGING TOT DIEFSTAL, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN EN OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD AAN ZICHZELF EN ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
tweede alternatief/cumulatief
POGING TOT AFPERSING DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 18 (zegge: achttien) maanden
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (zegge: zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit ambulante behandeling inhoudt;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa jo 14c van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter,
en mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2011.
Mr. Ghrib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer pl1551 2011146178
2 Aangifte [aangever 1], blz. 101, 1e en 2e alinea van de verklaring
3 Aangifte [aangever 2], blz. 105, 1e en 2e alinea van de verklaring, blz. 106, 4e t/m 7e alinea
4 Verklaring getuige [aangever 3], blz. 152, 1e regel van de verklaring en blz. 153, tot halverwege
5 Verklaring getuige [getuige 1], blz. 160 en 161, 1e alinea
6 Verklaring [medeverdachte 1], blz. 355, laatste alinea
7 Verklaring [medeverdachte 2], blz. 408, 9e en 10e alinea
8 Aangifte [aangever 2], blz. 107, 3e alinea
9 Verklaring getuige [getuige 2], blz. 155, 1e alinea van de verklaring en blz. 156, 2e alinea
10 Aangifte [aangever 1], blz. 103, 2e t/m 4e alinea
11 Aangifte [aangever 1], blz. 102, 2e alinea, regels 6, 7, 8, 20, 21, 36, 37, 38 en 42 t/m 47
12 Verklaring getuige [getuige 3], blz. 286, 1e t/m 3e zin.
13 Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 1], blz. 22, voorlaatste en laatste alinea
14 Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 2], blz. 58, voorlaatste en laatste alinea
15 Foto op blz. 395
16 Verklaring verdachte [medeverdachte 1], blz. 386, 3e en 4e alinea en blz. 348, 2e alinea en blz. 355, laatste alinea
17 Foto op blz. 396
18 Eigen verklaring ter terechtzitting van 8 december 2011
19 Verklaring verdachte [medeverdachte 2], blz. 404, 5e en 7e alinea.
20 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 december 2011
21 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 december 2011