ECLI:NL:RBSGR:2011:BZ0645

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/920229-11 & 09/760498-11 & 09/920437-09 (TUL)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gewapende overval op snackbar met bedreiging en geweld

Op 22 december 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met anderen een poging tot gewapende overval op een snackbar heeft gepleegd. De overval vond plaats op 10 juli 2011 in Zoetermeer, waarbij de verdachte en zijn mededaders met panty's en vuurwapens de snackbar binnengingen en de aanwezigen bedreigden. De verdachte heeft tijdens de overval een alarmpistool bij zich gehad en heeft geprobeerd om geld te stelen. Een van de slachtoffers, [aangever 1], heeft geprobeerd de dader te stoppen, maar werd daarbij beschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, en heeft hem veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is er een maatregel opgelegd voor gedragsbeïnvloeding van de jeugdige, die bestaat uit deelname aan een programma voor gedragsverbetering en agressieregulatietraining. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van deskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming in haar beslissing betrokken, waarbij de nadruk lag op de noodzaak van behandeling en begeleiding van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/920229-11; 09/760498-11 (ttg); 09/920437-09 (tul)
Datum uitspraak: 22 december 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de (voor wat betreft parketnummer 09/760498-11 door de kinderrechter naar de meervoudige strafkamer verwezen) zaken van de officier van justitie tegen de verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte):
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1995,
adres: [adres],
thans gedetineerd in De Hartelborgt, locatie Spijkenisse, Borgtweg 1, 3202 LJ Spijkenisse.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 december 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Sanders en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. C.P. Wesselink-van Dijk, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
(parketnummer 09/920229-11)
hij op of omstreeks 10 juli 2011 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [aangever 1] en/of [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met bedekt/afgedekt gezicht en/of voorzien van (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) cafetaria/snackbar [naam cafetaria] aan [adres cafetaria] is binnengegaan en/of
- heeft gezegd (tegen de aldaar aanwezige [aangever 1] en/of [aangever 2]): "kassa kassa open" en/of "geld, geld", althans woorden van dergelijke aard en strekking, en/of
- de aldaar aanwezige [aangever 3] (met zijn hoofd) tegen een muur heeft geduwd en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het gezicht/hoofd van die [aangever 3] heeft gericht en/of tegen het hoofd van die [aangever 3] heeft geduwd, en/of
- die [aangever 3] op de grond heeft gegooid en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [aangever 1] heeft/hebben gericht en/of
- (daarbij) meermalen de trekker van dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft hebben/overgehaald,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is/zijn voltooid;
art. 45, 310, 312, 317 Wetboek van Strafrecht.
(parketnummer 09/760498-11)
hij op of omstreeks 29 november 2010 te Sassenheim, gemeente Teylingen, een medewerker van Forensisch Centrum Teylingereind heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
- heeft hij, verdachte een plastic mes en/of plastic bord en/of pakje/kuipje boter en/of stuk komkommer richting die medewerker gegooid en/of
- is hij, verdachte opzettelijk dreigend (met gebalde vuisten) richting die medewerker gelopen en/of (vervolgens) voor die medewerker gaan staan en/of
- heeft hij, verdachte die medewerker tegen de schouder(s) en/of de borst, althans het lichaam geduwd en/of
- heeft hij verdachte, met de vinger, althans de hand een beweging langs de keel gemaakt en/of (hierbij) die medewerker aangekeken en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de feiten zoals hierboven weergegeven met parketnummers 09/920229-11 en 09/760498-11 heeft begaan. Met betrekking tot parketnummer 09/920229-11 heeft zij aangevoerd aan dat het niet aannemelijk is dat de verdachte toevallig was meegegaan naar de plek van de overval op 10 juli 2011, omdat de plannen naar de mening van de officier van justitie zijn gemaakt in de woning van de verdachte en omdat hij speciaal voor de overval een walkietalkie had meegenomen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 09/920229-11 komt het standpunt van de verdediging erop neer dat de verdachte een aanzienlijk kleinere rol heeft gehad bij de overval dan de medeverdachten. De raadsvrouw van de verdachte heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar is op grond van het feit dat hij bij elke gelegenheid iets anders verklaart, zodat deze verklaring niet kan leiden tot een andere lezing dan die van de verdachte. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers en de getuigen niet uitsluiten dat de verdachte het alarmpistool in zijn zak heeft gehouden en dus het wapen niet in zijn handen heeft gehad tijdens de overval, wat wordt ondersteund door het feit dat het wapen nadien niet is herkend.
Ten slotte heeft zij aangevoerd dat uit de verklaringen van aangever [aangever 1] en getuige [getuige 1] blijkt dat de verdachte bij de deur heeft gestaan, wat de verklaring van de verdachte zelf ondersteunt.
Ten aanzien van parketnummer 09/760498-11 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd het mogelijk is dat één van de betrokkenen een waarneming heeft gedaan of denkt te hebben gedaan die de herinnering van de anderen heeft beïnvloed, omdat de verklaringen pas tien dagen na het incident zijn afgelegd en de er door de betrokkenen onderling uitgebreid over is gesproken. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de feitelijke gedragingen in de tenlastelegging geen strafbare bedreiging opleveren, omdat deze handelingen niet tot zwaar lichamelijk letsel of de dood kunnen leiden.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van parketnummer 09/920229-11 het volgende af. 1
Op 10 juli 2011 is de snackbar aan [adres cafetaria] overvallen door drie personen. Eigenaren van deze snackbar zijn [aangever 1] en [aangever 2].2 De dader die als eerste naar binnen ging had een wapen in zijn handen. Hij werd gevolgd door de twee andere daders en hij dwong een getuige om op de grond te gaan liggen door hem te duwen.3 De getuige werd met zijn hoofd tegen de muur gegooid en deze dader hield een vuurwapen tegen het hoofd van de getuige geduwd en gericht.4 Eén van de daders riep "geld geld".5 Eén van de daders had een geweer in zijn hand en zei "kassa kassa open". De tweede dader had een geweer en de derde dader een pistool. Eén van de daders richtte het wapen op de aangever [aangever 1].6
Aangever [aangever 1] probeerde één van de daders vast te pakken, waarna ze alle drie de winkel uitrenden. Toen deze aangever achter één van de daders aan rende draaide deze dader zich om en schoot met zijn geweer tweemaal in de richting van deze aangever. 7,8 Twee van de daders droegen een pantykous over hun hoofd en één dader droeg een doekje voor zijn gezicht.9
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 10 juli 2011 met twee jongens, medeverdachte [medeverdachte 1] en een andere jongen, in Zoetermeer mee naar buiten is gegaan, dat hij een tasje kreeg met daarin een alarmpistool en dat hij met dat alarmpistool en met een blauwe doek voor zijn gezicht bij de snackbar aan [adres cafetaria] naar binnen is gegaan en dat hij daar binnen was ten tijde van de overval. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij een walkietalkie bij zich had en dat de andere twee jongens een panty over hun hoofd hadden.10
Uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat het de verdachte was die de walkietalkies gaf, omdat dat naar zijn zeggen handig zou zijn, en dat ze daarna de overval gingen plegen. Daarnaast blijkt uit deze verklaring dat de drie jongens vlak voordat ze bij de snackbar naar binnen gingen nog geprobeerd hebben om elkaar met behulp van de walkietalkies te bereiken, maar dat dat niet lukte. Ten slotte blijkt uit zijn verklaring dat de derde persoon als eerste naar binnen ging en dat de verdachte en hij tegelijk11 achter de derde persoon aan naar binnen zijn gegaan.12
Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] blijkt daarnaast dat hij heeft gezien dat er twee jongens, van wie er één een blauwe zakdoek voor zijn gezicht had, direct achter de eerste dader de snackbar in liepen en dat deze twee jongens ieder met een hand achter hun rug gingen om daar iets vandaan te pakken.13
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw van de verdachte, van oordeel dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] voldoende betrouwbaar zijn. De verklaring van deze medeverdachte komt immers overeen met de verklaringen van de aangevers en verschillende getuigen en de medeverdachte verklaart daarnaast niet alleen belastend over de verdachte, maar belast ook zichzelf uitvoerig.
De rechtbank acht, gelet op al het bovenstaande, de verklaring van de verdachte dat hij pas naar binnen is gegaan op het moment dat de overval al bezig was, dat hij niet actief heeft deelgenomen aan de overval en dat hij geen wapen in zijn handen heeft gehad in de snackbar, niet geloofwaardig.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging om een gewapende overval te plegen, ten laste gelegd als eerste en tweede alternatief/cumulatief.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van parketnummer 09/760498-11 het volgende af. 14
Op 29 november 2010 is de verdachte in Sassenheim met gebalde vuisten op een medewerker van Forensisch Centrum Teylingereind afgelopen, is hij voor haar gaan staan en heeft hij haar een duw gegeven tegen haar schouders en haar borst.15,16,17
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarnaast met zijn vinger een beweging langs zijn keel heeft gemaakt en daarbij de medewerker heeft aangekeken, hoewel hij dit ontkent. Dit wordt namelijk zowel door de aangeefster18, als door de getuigen [getuige 3]19 en [getuige 4]20 verklaard.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw van de verdachte, van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen, met uitzondering van het gooien van het plastic mes en het plastic bord en de etenswaren, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren.
De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
(parketnummer 09/920299-11)
op 10 juli 2011 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, weg te nemen geld, toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1] en [aangever 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers de vlucht mogelijk te maken,
en
- met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [aangever 1] en [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [aangever 1] en [aangever 2],
tezamen en in vereniging met zijn mededaders
- met bedekt/afgedekt gezicht en voorzien van (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) cafetaria/snackbar aan [adres cafetaria] is binnengegaan en
- heeft gezegd (tegen de aldaar aanwezige [aangever 1]): "kassa kassa open" en "geld, geld" en
- de aldaar aanwezige [aangever 3] met zijn hoofd tegen een muur heeft geduwd en
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [aangever 3] heeft gericht en tegen het hoofd van die [aangever 3] heeft geduwd, en
- die [aangever 3] op de grond heeft gegooid en
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [aangever 1] heeft gericht en
- meermalen de trekker van dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft overgehaald,
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid;
(parketnummer 09/760498-11)
hij op 29 november 2010 te Sassenheim, gemeente Teylingen, een medewerker van Forensisch Centrum Teylingereind heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers
- is hij, verdachte opzettelijk dreigend met gebalde vuisten richting die medewerker gelopen en vervolgens voor die medewerker gaan staan en
- heeft hij, verdachte, die medewerker tegen de schouders en de borst geduwd en
- heeft hij, verdachte, met de vinger een beweging langs de keel gemaakt en hierbij die medewerker aangekeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. K. Sanders heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaardingen met parketnummers 09/920229-11 en 09/760498-11 ten laste gelegde, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering en daarnaast dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige, bestaande uit MTFC en een agressieregulatietraing, subsidiair 12 maanden vervangende jeugddetentie.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) zoals geadviseerd door de psycholoog en de psychiater niet de voorkeur heeft boven een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM), nu de MTFC die in het belang van de verdachte wordt geacht niet in het kader van de voorwaardelijke PIJ kan worden opgelegd en wel in het kader van de GBM. Daarnaast heeft zij betoogd dat een voorwaardelijke PIJ contraproductief kan werken. De raadsvrouw acht een GBM in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte en zij verzet zich niet tegen hulp en steun als nazorg.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een gewapende overval op een snackbar. Drie jongens zijn met panty's over hun hoofd dan wel een bandana voor hun gezicht en bewapend met vuurwapens of daarop gelijkende voorwerpen een snackbar binnengegaan, hebben daarbij met de wapens gericht op verschillende personen, hebben één man met grof geweld tegen de muur en op de grond gegooid en hebben op deze manier geprobeerd om geld van de snackbareigenaren afhandig te maken. Dat dit niet is gelukt, is alleen te danken aan de onverschrokken reactie van de aangever [aangever 1] die één van de daders te lijf wilde gaan met een bonnenprikker. De daders zijn hierop weggerend. Aangever [aangever 1] is achter één van de aangevers aangerend en werd vervolgens door deze vluchtende dader beschoten. Al met al is het een zeer ernstig en heel volwassen feit, gepleegd door drie jonge jongens.
In de snackbar was op dat moment ook de elfjarige dochter van de aangevers aanwezig. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangevers blijkt wat de gevolgen voor hen zijn van deze actie van de verdachte en zijn mededaders. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nog gedurende lange tijd de nadelige effecten kunnen ondervinden. Daarnaast blijkt uit het dossier dat niet alleen de mensen in de snackbar, maar ook niets vermoedende voorbijgangers en anderen al dan niet ten dele ongewild getuige zijn geweest van het handelen van de verdachte en zijn mededaders. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat dit de algemene gevoelens van onveiligheid vergroot.
De verdachte heeft slechts rekening gehouden met zijn eigen financiële gewin en is geheel voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn daad voor de slachtoffers en voor anderen. Het is prijzenswaardig dat de verdachte heeft aangegeven spijt te hebben van zijn daden, maar dat maakt het feit en de gevolgen ervan niet minder ernstig.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het bedreigen van een medewerkster van Teylingereind. Deze medewerkster heeft verklaard dat zij in de nacht na het incident wakker heeft gelegen en nazorg bij haar werkgever heeft gevraagd. Ook dit gedrag van de verdachte is niet zonder gevolgen gebleven voor het slachtoffer. De verdachte heeft ook in deze zaak geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelingen voor anderen.
De rechtbank houdt er ten nadele van de verdachte rekening mee dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld en in een proeftijd liep toen hij de gewapende overval pleegde.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 27 november 2011, van het psychiatrisch onderzoek, opgemaakt en ondertekend door A.J. Stierum, kinder- en jeugdpsychiater, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Er is sprake van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en een reactieve hechtingsstoornis die beide leiden tot een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Dit was aanwezig tijdens het ten laste gelegde. Ondanks het feit dat hij beschikt over een normale intelligentie en over enig reflectief en empatisch vermogen, leidde zijn gebrekkige gewetensfunctie, neiging tot eigen behoeftebevrediging, hang naar spanning en matige impulsregulatie ertoe dat het voor de verdachte makkelijker was een verkeerde keuze te maken. Er is sprake van licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. Het hiervoor omschrevene maken dat er een kans op recidive is.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte op te leggen een ITB Harde Kerntraject, met toezicht door de jeugdreclassering, onder de paraplu van de voorwaardelijke PIJ om te waarborgen dat hij zich niet aan begeleiding onttrekt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 21 november 2011, van het psychologisch onderzoek, opgemaakt en ondertekend door dr. P.M. van den Bergh, GZ-psycholoog, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
De verdachte is van jongs af aan een kinderbeschermingskind doordat hij ernstig werd verwaarloosd in de thuissituatie. Sinds hij in een pleeggezin woont, ervaart hij een zekere stabiliteit. De verdachte is gedesorganiseerd gehecht. Dat geeft een zeker risico voor latere psychopathologie. Uit de risicoanalyse blijkt dat hij wordt ingeschat op een hoog risiconiveau. Een opname van jeugdigen die gedesorganiseerd gehecht zijn is contra geïndiceerd. Dat betekent dat hij zou moeten opgroeien in een gezinssituatie om zo nog enig vertrouwen in volwassenen te krijgen. Geadviseerd wordt aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ op te leggen en langdurig te laten begeleiden door de jeugdreclassering. Primair wordt gedacht aan bestendiging van de pleeggezinplaatsing waarbij gedacht kan worden aan ITB Harde Kern en een enkelband.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 5 december 2011, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
De verdachte kan niet meer bij het pleeggezin terecht, omdat de pleegmoeder geen zelfstandige woonruimte meer heeft. Als alternatief is gekeken naar MTFC. De verdachte heeft een stevige stok achter de deur nodig en die kan worden gevonden binnen de GBM. De raad adviseert aan de verdachte op te leggen een GBM voor de duur van één jaar, in de vorm van MTFC en behandeling (het volgen van een agressieregulatietraining) van De Waag. Daarnaast adviseert de raad een voorwaardelijke jeugddetentie, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het schrijven van het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, d.d. 5 december 2011, waaruit naar voren komt dat de verdachte naar schatting vanaf 5 januari 2012 geplaatst kan worden in een pleeggezin binnen MTFC.
De rechtbank neemt de conclusie uit het psychiatrisch rapport met betrekking tot de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare. De rechtbank onderschrijft daarnaast het belang van behandeling van de verdachte.
Ter terechtzitting heeft de heer Boot, beëdigd en gehoord als deskundige, verklaard dat MTFC naar zijn mening alleen kan worden uitgevoerd binnen een GBM. Het voordeel van een GBM boven een voorwaardelijke PIJ is daarnaast, aldus de heer Boot, dat de vervangende jeugddetentie bij de GBM direct en zonder tussenkomst van een rechter kan worden opgelegd in het geval dat de verdachte zich niet aan de afspraken houdt.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie recht doet aan de ernst van de feiten. Daarnaast is de rechtbank is van oordeel dat de ernst van de begane misdrijven en de voorafgegane veroordelingen wegens misdrijven aanleiding geven tot de oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze voor het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat plaatsing in een pleeggezin blijkens alle rapporten in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte. Nu het eerdere pleeggezin (tijdelijk) geen opvangmogelijkheid kan bieden en het advies gericht was op behandeling vanuit een pleeggezinplaatsing, heeft MTFC de voorkeur, een en ander in combinatie met de geadviseerde agressieregulatietraining bij De Waag. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie er naast de GBM voor dient te zorgen dat de verdachte niet zal recidiveren en begeleid zal worden door de jeugdreclassering, ook na ommekomst van de GBM.
7. De benadeelde partijen
Zowel [aangever 1] en [aangever 2] als [aangever 3] hebben ten aanzien van parketnummer 09/920229-11 een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ingediend voorafgaande aan de terechtzitting.
De rechtbank beschouwt de voegingsformulieren op grond van het feit dat op beide formulieren geen bedrag is ingevuld en er dus kennelijk geen schadevergoeding wordt verzocht, niet als vorderingen tot schadevergoeding en neemt de voegingsformulieren derhalve niet in behandeling.
8. De vordering tenuitvoerlegging
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van het bij vonnis van de kinderrechter d.d. 15 december 2009 voorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie, te weten jeugddetentie voor de duur van 24 dagen.
De officier van justitie heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een omzetting in een werkstraf.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangegeven dat de verdachte al lang vast zit en dat het van belang is dat hij zo snel mogelijk kan beginnen met MTFC.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 20 oktober 2011 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 15 december 2009, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de omzetting in een werkstraf te gelasten.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
45, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 312, 317 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920229-11, eerste en tweede alternatief/cumulatief, en bij dagvaarding met parketnummer 09/760498-11 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van 09/920229-11, eerste alternatief/cumulatief
POGING TOT DIEFSTAL, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN EN OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAR AAN ZICHZELF EN ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
ten aanzien van 09/920229-11, eerste en tweede alternatief/cumulatief
POGING TOT AFPERSING DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
ten aanzien van 09/760498-11
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 9 maanden
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
legt voorts op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 maanden, die bestaat uit:
- het deelnemen aan MTFC
- het volgen van een agressieregulatietraining (bij De Waag)
beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van 12 maanden;
gelast de tenuitvoerlegging van het deel van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 15 december 2009, gewezen onder parketnummer 09/920437-09, te weten jeugddetentie voor de duur van 24 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter,
en mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2011.
Mr. Ghrib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer pl1551 2011146178
2 Aangifte [aangever 1], blz. 101, 1e en 2e alinea van de verklaring
3 Aangifte [aangever 2], blz. 105, 1e en 2e alinea van de verklaring, blz. 106, 4e t/m 7e alinea
4 Verklaring getuige [aangever 3], blz. 152, 1e regel van de verklaring en blz. 153, tot halverwege
5 Aangifte [aangever 2], blz. 107, 3e alinea
6 Verklaring getuige [getuige 1], blz. 155, 1e alinea van de verklaring en blz. 156, 2e alinea
7 Aangifte [aangever 1], blz. 102, 2e alinea, regels 6, 7, 8, 20, 21, 36, 37, 38 en 44 t/m 47
8 Verklaring getuige C. Nuhn, blz. 286, 1e t/m 3e zin.
9 Aangifte [aangever 1], blz. 103, 2e t/m 4e alinea
10 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 december 2011
11 Verklaring verdachte [medeverdachte 1], blz. 357, 12e alinea
12 Verklaring verdachte [medeverdachte 1], blz. 347, 8e en laatste alinea en blz. 348, 2e alinea en blz. 355, laatste alinea
13 Verklaring getuige [getuige 2], blz. 160 en 161
14 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1611 2010186122-1
15 Aangifte [aangever 4], blz. 13, 1e en 2e alinea en blz. 14, 5e alinea
16 Verklaring getuige [getuige 3], blz. 16, 1e alinea van de verklaring en blz. 17, 6e alinea
17 Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 8 december 2011
18 Aangifte [aangever 4], blz. 14, 7e alinea
19 Verklaring getuige [getuige 3], blz. 17, 10e alinea
20 Verklaring getuige [getuige 4], blz. 19, 1e alinea van de verklaring en blz. 20, laatste alinea