ECLI:NL:RBSGR:2011:BX4169

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/5862
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieverlening aan lokale publieke media-instelling en de motivering van de hoogte van de subsidie

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Zoetermeer FM, een lokale publieke media-instelling, en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Eiseres verzocht om een subsidie van € 90.000,-- voor het jaar 2010, maar het college verleende slechts een waarderingssubsidie van € 32.700,--, zoals in voorgaande jaren. Eiseres was van mening dat dit bedrag onvoldoende was om een toereikend media-aanbod te waarborgen, zoals vereist door de Mediawet 2008. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de subsidie van € 32.700,-- voldeed aan de eisen van de Mediawet. De rechtbank stelde vast dat er geen duidelijke onderbouwing was voor de stelling van verweerder dat eiseres met dit bedrag de in het beleidsplan beschreven activiteiten kon uitvoeren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige motivering bij de vaststelling van subsidies aan lokale publieke media-instellingen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/5862
uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen
Stichting Zoetermeer FM, gevestigd te Zoetermeer, eiseres
en
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. R.M. Witczak).
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2009 heeft verweerder aan eiseres een waarderingssubsidie voor het jaar 2010 verleend van € 32.700,--. Tegen dit besluit heeft eiseres een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Bij besluit van 6 juli 2010 heeft verweerder het besluit van 17 december 2009 herroepen wegens gebreken in de motivering, aan eiseres wederom een waarderingssubsidie van € 32.700,-- verleend en de motivering van het besluit aangepast. Tegen dit besluit heeft eiseres tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 11 augustus 2011 ter zitting behandeld.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [X] en [Y].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [Z] en mr. R.M. Witczak.
Overwegingen
1.1 Eiseres is een lokale publieke media-instelling als bedoeld in de Mediawet 2008.
1.2 Artikel 2.170a van de Mediawet 2008, in werking getreden op 1 januari 2010, luidt - voor zover van belang - als volgt:
1. Het College van Burgemeester en Wethouders zorgt voor de bekostiging van het functioneren van de lokale publieke media-instelling als de gemeenteraad een advies als bedoeld in artikel 2.62, eerste lid, heeft uitgebracht en daarbij positief heeft geadviseerd over de vraag of de instelling voldoet aan de eis, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, onderdeel c.
2. De bekostiging betreft vergoeding van de kosten die rechtstreeks verband houden met het verzorgen van de lokale publieke omroepdienst, voor zover die kosten niet op andere wijze zijn gedekt, op zodanige wijze dat op lokaal niveau in een toereikend media-aanbod kan worden voorzien en continuïteit van bekostiging is gewaarborgd.
3. (.....)
4. (.....).
2.1 Eiseres heeft bij brief van 15 mei 2009, onder verwijzing naar de daarbij gevoegde begroting en het beleidsplan, verzocht om subsidie ten bedrage van € 90.000,-- voor het jaar 2010. Eiseres heeft er daarbij op gewezen dat dit gedeeltelijk gelden zijn welke uit hoofde van de fiscalisering van de omroepbijdrage zijn toegevoegd aan het gemeentefonds. Deze bijdrage uit het gemeentefonds komt neer op een vergoeding van € 1,30 per huishouden.
2.2 Verweerder heeft, evenals in de voorafgaande jaren, de subsidie verleend in de vorm van een waarderingssubsidie voor een bedrag van € 32.700,--, welk bedrag in bezwaar is gehandhaafd. Verweerder heeft daarbij gesteld dat daarmede wordt voorzien in een toereikend media-aanbod, bestaande uit het radiostation, aangevuld met internetfaciliteiten en teksttelevisie, en dat op deze wijze wordt voldaan aan de wettelijke bekostigingsplicht.
3.1 Eiseres heeft in beroep betoogd dat de Mediawet 2008 per 1 januari 2010 is gewijzigd door invoering van een expliciete financieringsplicht in artikel 2.170a Mediawet door aanname van het amendement Van der Ham. Uit de toelichting op het amendement en de memorie van antwoord blijkt volgens eiseres dat het de bedoeling is dat het bedrag dat destijds met het oog op de financiering van de lokale omroep bij de fiscalisering van de omroepbijdrage in het gemeentefonds is gestort, ook daadwerkelijk aan de publieke omroep ten goede komt. Eiseres stelt zich op het standpunt dat € 1,30 per woonruimte de ondergrens vormt en dat verweerder de subsidie niet op een lager bedrag mag vaststellen. Eiseres heeft daarbij ook verwezen naar de aanbeveling van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de brief van het Commissariaat voor de Media (Commissariaat) van 11 november 2009.
3.2 De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt van eiseres onjuist is. Verweerder is niet gehouden de (gehele) rijksbijdrage van € 1,30 per woonruimte die aan het gemeentefonds is toegevoegd in de vorm van subsidie aan de lokale publieke media-instelling te verstrekken. Voor een andersluidend oordeel is in de Mediawet 2008 geen steun te vinden. Ook uit de wetsgeschiedenis en de door eiseres overgelegde stukken van de VNG en het Commissariaat volgt niet dat verweerder verplicht is de rijksbijdrage in zijn geheel aan eiseres te verstrekken. Dat uit deze stukken de wenselijkheid naar voren komt dat de rijksbijdrage die via het gemeentefonds bij de gemeente terechtkomt ook daadwerkelijk ten goede komt aan de lokale omroep, doet niet af aan de vrijheid van het gemeentebestuur om de hoogte van de gemeentelijke bijdrage aan de lokale omroep zelf vast te stellen.
3.3 Eiseres heeft voorts aangevoerd dat zij slechts in een toereikend media-aanbod kan voorzien met een bijdrage van € 90.000,--. Alleen met dit bedrag is de continuïteit van de bekostiging gewaarborgd. Verweerder heeft volgens eiseres in het geheel niet onderzocht of met de verleende subsidie wel aan de eisen van artikel 2.170a van de Mediawet 2008 wordt voldaan. Medio 2009 heeft eiseres op zorgvuldige wijze een begroting opgesteld. Hierin is getracht een balans te vinden tussen haar uitgaven en inkomsten. Mede gezien het zware economische tij heeft zij haar uitgaven zoveel mogelijk beperkt. Het college heeft, naar eiseres stelt, nooit serieus naar de begroting gekeken. Het college heeft slechts suggesties voor kostenbesparingen gedaan. Deze suggesties hebben direct invloed op het media aanbod en de programmering en daarmede komt met deze suggesties het onafhankelijk functioneren van eiseres onder druk te staan. Thans is gebleken dat het jaar 2010 is afgesloten met een exploitatieverlies van € 18.047,--, terwijl daar waar dat mogelijk was, is bespaard op de kosten. Het college heeft bij het verlenen van de subsidie geen rekening gehouden met een aantal investeringen, naast de vaste operationele kosten, de kosten voor professionele ondersteuning en kosten voor nieuwe ontwikkelingen, nodig voor het waarborgen van de continuïteit. Eiseres noemt als voorbeeld de aanschaf van een nieuwe zender. Met de oude zender waren de uitzendingen van eiseres in een deel van Zoetermeer niet te ontvangen. De kosten waren dus nodig om het bereik van eiseres binnen de gemeente Zoetermeer veilig te stellen en daarnaast ook hogere reclameopbrengsten te genereren. Ook de kosten van de zender moeten worden vergoed.
3.4 Verweerder stelt zich op het standpunt het bevoegde orgaan te zijn om te beoordelen of is voldaan aan de vereisten van artikel 2.170a van de Mediawet. Met deze vaststelling wordt de redactionele onafhankelijkheid en het onafhankelijk functioneren van de lokale publieke media-instelling geen afbreuk gedaan. Verweerder heeft bij herhaling aangegeven hoe kostenbesparingen kunnen worden gerealiseerd. Volgens verweerder heeft eiseres een inspanningsverplichting om zoveel mogelijk inkomsten te verwerven. De bekostigingsplicht gaat volgens verweerder niet zover dat geen oordeel over de doelmatigheid van de kosten en de investeringen van eiseres zou kunnen worden geveld. Voorts heeft verweerder gewezen op het rapport "Sector onder Radar", uitgebracht aan het bestuur van de Organisatie van Lokale Omroepen Nederland, in welk rapport wordt gesteld dat voor organisaties zoals eiseres, "praktijktype 3", op een budget van gemiddeld
€ 75.146,-- een subsidie van € 31.913,-- wordt verleend. Verweerder betwist dat geen onderzoek is gedaan naar de begroting van eiseres. Verweerder vindt het opmerkelijk dat eiseres pas kort voor de zitting van de rechtbank met nieuwe cijfers is gekomen en daarmede voor het eerst meer opening van zaken geeft inzake haar financiële huishouding.
4.1 De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres bij haar subsidie-aanvraag tevens een beleidsplan, getiteld "ZFM: 100% Zoetermeer", gedateerd mei 2009 aan verweerder heeft toegezonden. Eerst ter zitting is duidelijk geworden dat tussen partijen geen verschil van mening bestaat over de vraag met welk van de daarin beschreven scenario's nog in een toereikend media-aanbod in de zin van de Mediawet kan worden voorzien. Het gaat hier om Scenario 1: bestendigen en "tering naar de nering". Dit scenario kenmerkt zich door een laag ambitieniveau. Eiseres (ZFM) is bovenal een radiozender en is in beperkte mate zichtbaar en actief verbindend. De huidige ondersteunende rol van TV en internet wordt gehandhaafd, maar kan niet versterkt worden. ZFM wordt wel voorzien van een structurele basisfinanciering om deze activiteiten duurzaam te kunnen verrichten.
Stabiele basisfinanciering vraagt jaarlijks een budget van 80.000 tot 100.000 euro. De marge wordt bepaald door de toenemende noodzaak om binnen de vrijwilligersorganisatie enige ruimte te creëren om tegemoetkomingen te geven voor specifieke advies-, technische- en/of managementrollen. Eiseres verwijst daarbij naar de door haar opgestelde begroting voor 2010. Evenmin is tussen partijen in geschil dat eiseres is aan te merken als een organisatie van praktijktype 3, zoals wordt bedoeld in voornoemd rapport "Sector onder Radar".
4.2 Hoewel verweerder stelt het ermee eens te zijn dat Scenario 1 het uitgangspunt is, blijkt nergens uit de gedingstukken, noch uit het verhandelde ter zitting, op welke wijze verweerder meent dat eiseres met de haar verleende subsidie de in het scenario beschreven activiteiten kan uitvoeren. Uit de door eiseres opgestelde begroting blijkt welke bedragen eiseres verwacht nodig te hebben. Zelfs als rekening wordt gehouden met de door verweerder voorgestelde kostenbesparingen dan nog heeft verweerder volstrekt onvoldoende gemotiveerd dat voor 2010 kan worden volstaan met een subsidie van € 32.700,--. Deze motivering kan in ieder geval niet worden gevonden in verweerders stelling dat eiseres in de jaren voorafgaand aan 2010 wel met dat bedrag is rondgekomen. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiseres voldoende heeft toegelicht dat technische ontwikkelingen van recente datum grotere investeringen vergen en dat de mogelijkheden gebruik te maken van door vrijwilligers beschikbaar gestelde apparatuur niet onuitputtelijk zijn. Evenmin is een verwijzing naar het gemiddelde subsidiebedrag van € 31.913,-- voor een organisatie van praktijktype 3 voldoende om het door verweerder verleende subsidiebedrag te onderbouwen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het besluit is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb en dient te worden vernietigd.
5.1 Het beroep is gegrond.
5.2 De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, voor zover het betreft de opgevoerde reis- en verblijfkosten ten bedrage van € 42,20. Voor veroordeling van verweerder in de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ziet de rechtbank geen aanleiding, nu de betrokken rechtsbijstandsverlener zich niet als gemachtigde heeft gesteld, haar bemoeienis met de zaak niet uit het dossier blijkt en eiseres het beroepschrift en het aanvullend beroepschrift op eigen naam heeft ingediend.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage
Verklaart het beroep gegrond.
Vernietigt het bestreden besluit van 6 juli 2010.
Draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Veroordeelt verweerder aan eiseres de proceskosten ten bedrage van € 42,20 te voldoen.
Bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 298,--, vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. M.D.J. van Reenen-Stroebel, C.G. Meeder en G.A.C.M. van Ballegooij, rechters, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.