1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 26 januari 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 14 juni 2010, verzonden op 15 juni 2010, afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit op 12 juli 2010 beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 8 november 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Hij is afkomstig uit [plaatsnaam] en heeft zijn land verlaten vanwege problemen die voortvloeien uit zijn homoseksualiteit. Eiser vreest bij terugkeer naar Irak te worden gedood of levenslang te worden opgesloten door de islamitische partij. Voorts is eiser in het leger werkzaam geweest voor de Amerikanen.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op de volgende gronden.
Eiser heeft onjuiste en onvolledige informatie verstrekt over zijn directe leefomgeving in Irak. Vanwege het aantal vragen omtrent zijn herkomst die eiser niet correct wist te beantwoorden is ervoor gekozen een taalanalyse te laten uitvoeren. Hieruit is gebleken dat eiser niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen [plaatsnaam]. Daarnaast is gebleken dat eiser niet het Arabisch van [plaatsnaam] spreekt. De uitkomst van de door eiser opgestarte contra-expertise komt overeen met de taalanalyse op het punt dat eiser niet te herleiden is tot [plaatsnaam]. Er bestaat geen bewijs dat eiser afkomstig is uit de regio [plaatsnaam]. Voorts wordt gesteld dat eiser geen van de specifieke kenmerken van het [dialect] dialect in zijn spraak vertoont. Eiser is weliswaar in het bezit van een echt bevonden nationale identiteitskaart en nationaliteitsverklaring -waarop is aangegeven dat eiser geboren is in [plaatsnaam]-, maar uit het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Irak van januari 2010 (hierna: het ambtsbericht) blijkt dat op eenvoudige wijze illegaal Iraakse documenten verkregen kunnen worden. Het is niet geloofwaardig dat eiser afkomstig is uit [plaatsnaam] en daar zijn hele leven heeft verbleven. Dientengevolge is het niet aannemelijk dat eiser de gestelde problemen in [plaatsnaam] heeft ondervonden. Deze worden ongeloofwaardig geacht. De enkele omstandigheid dat eiser homoseksueel is in Irak, is onvoldoende om in aanmerking te komen voor het vluchtelingenschap.
Eiser behoort tot een kwetsbare minderheidgroep in Irak, maar hij heeft, gelet op het ongeloofwaardig bevonden relaas, niet aannemelijk gemaakt dat hij een risico loopt als bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.3 In beroep voert eiser hier in de eerste plaats tegen aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd nu niet inzichtelijk wat eiser onjuist heeft verklaard over zijn woon- en leefomgeving dan wel waarom de door eiser verstrekte informatie onvolledig is.
2.4 De rechtbank volgt eiser hierin. In het bestreden besluit heeft verweerder volstaan met de stelling dat eiser onjuiste verklaringen over de woon- en leefomgeving heeft afgelegd zonder aan te geven welke vragen onjuist dan wel onvolledig beantwoord zijn. Dit ontneemt eiser de mogelijkheid zich daartegen te verweren.
2.5 Het vorenstaande is echter onvoldoende om het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek te vernietigen. Het laat immers onverlet dat er kennelijk bij verweerder twijfels waren gerezen over de herkomst van eiser, waardoor het in de rede lag, gelet op het gevoerde beleid, van eiser een taalanalyse af te laten nemen.
2.6 Eiser is vervolgens onderworpen aan een taalanalyse, welke op 12 maart 2009 door het Bureau Land en Taal is uitgevoerd. In het rapport van Bureau Land en Taal is geconcludeerd dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Centraal-Irak, regio [plaatsnaam]. In het rapport is voorts opgemerkt dat op grond van zijn Arabische spraak is aan te nemen dat niet Arabisch, maar een vorm van Koerdisch eisers eerste en dominante taal is. Het is daarom niet aannemelijk dat de vreemdeling van Arabische afkomst is. Voorts is in het rapport van taalanalyse opgemerkt dat op grond van de gestelde herkomst en achtergrond van de vreemdeling redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij in staat is het Arabisch van [plaatsnaam] te spreken, het zogenaamde [dialect]. Hij spreekt echter niet het Arabisch van [plaatsnaam], maar het zogenaamde “Bagdad-Arabisch”.
2.7 Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak met nummer 200709106/1) komt verweerder, in het geval aan de gestelde identiteit en nationaliteit twijfel is gerezen, door een taalanalyse te laten uitvoeren de desbetreffende vreemdeling tegemoet bij de voldoening aan de op hem rustende verplichting om hetgeen aan zijn aanvraag ten grondslag is gelegd aannemelijk te maken. Wanneer de taalanalyse deze twijfel niet wegneemt, kan de desbetreffende vreemdeling deze door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen. Het enkele plaatsen van kritische kanttekeningen is onvoldoende om aan de juistheid en volledigheid van de analyse van het Bureau Land en Taal, dat wordt aangemerkt als een deskundigenbericht, te twijfelen.
2.8 Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat de conclusie uit de taalanalyse, dat eiser op grond van zijn Arabisch niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen [plaatsnaam] in Irak, te vergaand is. Verwezen is naar het rapport van contra-expertise, waar volgens eiser uit volgt dat het waar kan zijn dat hij is opgegroeid in een gemengd Arabisch/Koerdisch gezin in een subwijk van [plaatsnaam]. Er kan weliswaar worden geconcludeerd dat eiser niet behoort tot de autochtone [dialect] sprekers, maar dat sluit niet uit dat eiser geboren en getogen is in [plaatsnaam].
2.9 De rechtbank is van oordeel dat eiser met het door hem overgelegde rapport van contra-expertise geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen voor twijfel aan de juistheid van het rapport van Bureau Land en Taal, voor zover daarin is geconcludeerd dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Centraal-Irak, regio [plaatsnaam]. De conclusie van de contra-expert van de Taalstudio luidt dat eiser zeker uit Irak komt, maar er geen bewijs is voor zijn herkomst uit [plaatsnaam]. Hoewel de contra-expert niet de conclusie deelt van de taalanalist van Bureau Land en Taal dat eisers eerste taal het Koerdisch is, kan hij zich verder in de conclusies van die taalanalist vinden. Dat de contra-expert niet uitsluit dat eiser is opgegroeid in een gemengd Arabisch-Koerdische familie in een buitenwijk van [plaatsnaam], is onvoldoende om aan de eindconclusie van Bureau Land en Taal af te doen. Hetzelfde geldt voor de door eiser overgelegde documenten, waaronder een woonregistratiekaart. Verweerder heeft in dit verband kunnen verwijzen naar het ambtsbericht van januari 2010, waaruit blijkt dat het betrekkelijk eenvoudig is illegaal documenten te verkrijgen.
2.10 Eiser heeft naar het oordeel wel met het rapport van contra-expertise een concreet aanknopingspunt voor twijfel aangedragen voor de juistheid van de opmerking in het rapport van de taalanalist van Bureau Land en Taal, dat op grond van zijn Arabische spraak is aan te nemen dat niet Arabisch, maar een vorm van Koerdisch eisers eerste en dominante taal is. Door de contra-expert is in diens rapport onder het kopje: “Evaluation of the language analysis report” uiteengezet en toegelicht dat hij het niet eens is met de conclusie van de taalanalist dat het Koerdisch de eerste taal van eiser is, enerzijds omdat het Arabisch van eiser “native or near-native” is en anderzijds heel weinig gegevens met betrekking tot het Koerdisch voorliggen om de mate van eisers vaardigheid in het Koerdisch te kunnen beoordelen. Door Bureau Land en Taal is dit in de reactie op de contra-expertise van 25 november 2009 niet weersproken.
2.11 Dit laatste neemt niet weg dat verweerder, gelet op hetgeen onder 2.9 is overwogen, mocht uitgaan van de conclusie van de taalanalyse en daarom eisers relaas, voor zover samenhangend met zijn gestelde afkomst uit [plaatsnaam], ongeloofwaardig heeft kunnen achten.
2.12 Eiser heeft in beroep verder gesteld dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico loopt op een behandeling verboden bij artikel 3 EVRM. Hij heeft daarbij verwezen naar de UNHCR Eligibility Guidelines van 27 april 2009 en het ambtsbericht van 29 januari 2010. In de aanvullende gronden van beroep heeft eiser nog verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Almelo, van 6 november 2009 (AWB 09/38377 en AWB 09/38375) en naar een uitspraak van het Supreme Court van het Verenigd Koninkrijk van 7 juli 2010. Eiser stelt dat verweerder hierop onvoldoende is ingegaan.
2.13 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, zoals toegelicht ter zitting, op het standpunt gesteld dat eiser als homoseksueel weliswaar behoort tot een risicogroep, maar dat het ambtsbericht van januari 2010 en de UNHCR Eligibility Guidelines, waarnaar eiser heeft verwezen, niet tot de conclusie kunnen leiden dat hij enkel vanwege zijn seksuele geaardheid voor vervolging te vrezen heeft dan wel een reëel risico loopt op een bij artikel 3 EVRM verboden behandeling. Eiser heeft dat niet met bijkomende individuele kenmerken aannemelijk gemaakt. Zijn asielrelaas is immers ongeloofwaardig bevonden.
2.14 In het ambtsbericht van januari 2010 is met betrekking tot de positie van homoseksuele mannen en vrouwen het volgende opgenomen: