4 Beoordeling
4.1 Niet is gebleken dat het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod.
4.2 Gelet op het voorwaardelijke karakter van het verzoek dient ervan te worden uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst ononderbroken is voorgezet. Bij vonnis in kort geding van deze kantonrechter van dezelfde datum als deze beschikking, in een procedure met rolnummer 1088559 / CV VERZ 11-82150, waarin de mondelinge behandeling gelijktijdig met de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden, is overigens ook overwogen dat de bodemrechter waarschijnlijk tot het oordeel zal komen dat het op 30 mei 2011 gegeven ontslag nietig is en er voorshands van wordt uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst ononderbroken is voortgezet.
4.3 Het voorlopig oordeel dat de in de arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde niet aan [verweerder] kan worden tegengeworpen, staat niet in de weg aan een ontbinding door de kantonrechter.
4.4 Het belang van [verzoekster] bij het verkrijgen van een VOG is door haar genoegzaam toegelicht.
4.5 Vaststaat dat [verweerder] zijn handtekening heeft gezet onder de in 1.4 hierboven weergegeven 'verklaring medewerker'. De omstandigheid dat [verweerder], zoals hij heeft aangevoerd, de verklaring niet heeft doorgelezen komt voor zijn risico. Overigens acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat [verweerder] de verklaring niet heeft gelezen. De zin waarin het vereiste om een VOG in te leveren is vermeld staat pal boven de plek waar [verweerder] zijn handtekening heeft geplaatst. [verweerder] moet daarom geacht worden op de hoogte te zijn geweest van dit vereiste voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wijst erop dat [verweerder] noch na ontvangst van de arbeidsovereenkomst, noch na ontvangst van de in 1.7 en 1.8 genoemde brieven aan [verzoekster] heeft aangegeven verrast te zijn door het vereiste om een VOG te overleggen. Hij heeft nadat [verzoekster] hem hieraan hield ook alles in het werk gesteld om de VOG te verkrijgen. Het belang van deze verklaring voor het uitoefenen van zijn functie van groepsbegeleider was hem in elk geval bekend. Ook ter zitting heeft hij er blijk van gegeven te begrijpen waarom [verzoekster] hieraan groot belang toekent. Mogelijk is wel pas na toezending van de - niet door hem ondertekende- arbeidsovereenkomst en/of de in 1.7 en 1.8 hierboven weergegeven brieven aan [verweerder] duidelijk geworden dat [verzoekster] aan het door hem niet beschikken over een VOG het directe gevolg verbond dat de arbeidsovereenkomst beëindigd zou (moeten) worden.
4.6 Dat [verweerder] sedert de zomer van 2009 goed gefunctioneerd heeft staat vast. In zijn laatste beoordeling (17 maart 2011) staat opgetekend dat hij zeer betrokken en loyaal is, en met grote verantwoordelijkheid zijn werk doet. Anders dan [verweerder] stelt, kan de weigering van de VOG bij goed functioneren toch een verandering in de omstandigheden opleveren, waardoor het vertrouwen dat in hem gesteld wordt aangetast wordt. Immers, [verzoekster] is verantwoording schuldig aan haar cliënten en hun verwanten. Genoegzaam is gebleken dat het beschikken over een VOG een bij [verzoekster] - en andere zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg - een standaardvereiste is voor de bij de zorg betrokken medewerkers (waartoe groepsbegeleiders behoren). Als een werknemer niet over een VOG beschikt, dan dienen er deugdelijke redenen te zijn die kunnen rechtvaardigen waarom - in een geval waarin een beroep op de ontbindende voorwaarde in artikel 11 niet heeft plaatsgevonden of niet is geslaagd - het dienstverband met deze werknemer toch kon worden voortgezet. Dit zou, bijvoorbeeld, het geval kunnen zijn indien de redenen voor de weigering van de VOG in geen enkel verband staan tot de aard van de werkzaamheden die bij [verzoekster] dienen te worden verricht.
4.7 Zolang [verweerder] geen inzage had gegeven in de redenen voor weigering van zijn aanvrage VOG, was [verzoekster] niet in staat om ter zake een afweging maken. Naar het oordeel van de kantonrechter is de weigering van de VOG, gevolgd door de ongegrondverklaring van het daartegen ingestelde bezwaar, in samenhang met het niet geven van enig inzicht in de redenen daarvan, voldoende om te spreken van een - gelet op de aard van de instelling [verzoekster] en de in de functie van groepsbegeleider door [verweerder] te verrichten werkzaamheden - voor Ipse de Bruggen zwaarwegende wijziging in de omstandigheden. Immers, met deze wetenschap kan [verzoekster] niet langer rechtvaardigen dat het verantwoord is om [verweerder] zijn functie te laten uitoefenen. Ter zitting heeft [verweerder] daarom inzicht gegeven in de redenen voor de weigering van de VOG. Deze redenen zijn zodanig zwaarwegend dat zij voor [verzoekster] geen aanleiding vormden om te overwegen of voor [verweerder] een uitzondering gemaakt kan worden op het vereiste dat hij als groepsbegeleider over een VOG dient te beschikken.
4.8 De kantonrechter kan [verzoekster] hierin volgen. De redenen voor weigering zijn zodanig, dat niet te verwachten is dat het door [verweerder] tegen de weigering ingestelde beroep een redelijke kans van slagen heeft. Van [verzoekster] kan dan ook niet gevergd worden om de uitkomst van dit beroep af te wachten. De redenen zijn zodanig, dat voorts niet gesteld kan worden dat de delicten die aan de weigering ten grondslag liggen in geen enkel verband staan tot de werkzaamheden die [verweerder] dient te verrichten. De kantonrechter heeft, gelet op de gang van zaken tijdens de zitting, geen reden om te twijfelen aan de eerlijkheid van [verweerder] bij het geven van openheid van zaken, waarbij hij heeft aangevoerd dat van seksueel misbruik geen sprake is. Hoewel het door [verzoekster] aangehaalde convenant in het bijzonder daarop ziet, heeft [verzoekster] - onweersproken - aangevoerd dat seksueel misbruik echter niet de enige reden is voor het vereiste van een VOG. [verweerder] heeft aangegeven in zijn functie groepen van adolescenten te hebben begeleid. De delicten op grond waarvan de VOG geweigerd is betreffen volgens [verweerder] een inbraak op een bedrijventerrein en een (beperkte) betrokkenheid bij handel in verdovende middelen. Met name dit laatste is onverenigbaar met een functie binnen een instelling als [verzoekster], waar cliënten in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeren en vaak aangewezen zijn op het gebruik van medicijnen. [verweerder] heeft daartegen aangevoerd dat hij juist mede gelet op zijn ervaringen, wat hij zijn 'jeugdzonden' noemt, adolescenten kan begrijpen en begeleiden en dat hij er grote moeite heeft dat hij, nadat hij zich met succes een positie in de maatschappij heeft verworven, met een ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst nogmaals gestraft wordt voor zijn jeugdzonden. Hoezeer de kantonrechter begrip heeft voor het standpunt van [verweerder], het belang dat is gemoeid met het vereiste dat een groepsbegeleider bij [verzoekster] over een VOG beschikt dient te prevaleren. Ook als er geen enkele concrete aanwijzing in het functioneren van [verweerder] is dat hij zou (kunnen) terugvallen in de gedragingen op grond waarvan de VOG geweigerd is, dan brengt de ratio achter het vereiste van een VOG met zich mee dat, zolang de periode die na de meest recente veroordeling minimaal moet zijn verstreken om voor een VOG in aanmerking te komen (nog) niet is verstreken, hij in beginsel (nog) niet geschikt kan worden bevonden voor een functie waarin een VOG - redelijkerwijs - als vereiste is gesteld. Mede gelet op de aard van de door [verweerder] gepleegde delicten, geldt voor hem dan ook dat hij thans niet geschikt geacht kan worden voor de functie van groepsbegeleider bij [verzoekster].
4.9 Daarbij komt bij dat bij [verzoekster] het vertrouwen in [verweerder] is komen te ontvallen of althans dat dat vertrouwen is verminderd, omdat [verweerder] geruime tijd - tot aan de mondelinge behandeling - geen inzicht heeft geboden in de redenen voor het weigeren van de VOG. De kantonrechter heeft er begrip voor dat bij [verweerder] de wens heeft geleefd om [verzoekster] geen deelgenoot te maken van zijn strafrechtelijke verleden, waarvan [verweerder] duidelijk moet zijn geweest dat dat niet gunstig zou zijn voor zijn inmiddels met inzet en goed functioneren opgebouwde carrière. Tot het opbouwen daarvan is hij overigens in de gelegenheid geweest omdat kennelijk niet eerder, in de periode van zomer 2009 tot maart 2010 waarin [verweerder] zijn werkzaamheden als invalkracht verrichtte, het beschikken over een VOG als een vereiste aan hem was gesteld. Dit laatste neemt echter niet weg dat het stilzwijgen van [verweerder] over zijn verleden meer in de risicosfeer van [verweerder] ligt dan in de risicosfeer van [verzoekster].
4.10 Het voorgaande levert een gewichtige reden op, bestaande uit een verandering in de omstandigheden, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst, voor het geval deze thans nog bestaat, billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De kantonrechter zal daarom de arbeidsovereenkomst, voor het geval deze thans nog bestaat, per 1 september 2011 ontbinden.
4.11 De kantonrechter ziet geen reden om aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] een vergoeding toe te kennen. Immers, de ongeschiktheid van [verweerder] voor de functie van groepsbegeleider is niet aan [verzoekster] te verwijten en ligt, gelet op de omstandigheden van het geval, geheel in de risicosfeer van [verweerder].
4.12 De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding om een van de partijen in de kosten te veroordelen.