ECLI:NL:RBSGR:2011:BV0272

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
402986 HA RK 11-541 Wrakingsnummer 2011/41
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een bestuursrechter in een bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 oktober 2011 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van de bestuursrechter mr. [X]. Het verzoeker, wonende te [woonplaats], had de wraking ingediend na een mondelinge behandeling op 13 september 2011, waarin hij zijn onvrede over de bestuursrechter had geuit. Verzoeker stelde dat de bestuursrechter niet bekwaam was en onvoldoende voorbereid, omdat hij tijdens de zitting regelmatig wetsartikelen en feiten moest opzoeken. Daarnaast voelde verzoeker zich beledigd door het College van Burgemeester en Wethouders van [woonplaats] en meende hij dat de bestuursrechter partijdig handelde door hem te wijzen op zijn gedrag tijdens de zitting.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 26 september 2011, waarbij verzoeker zijn standpunt toelichtte. De bestuursrechter was niet aanwezig, maar had eerder aangegeven niet in de wraking te berusten. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de bestuursrechter zorgvuldig afgewogen. De wrakingskamer oordeelde dat de bestuursrechter, door het wetboek erbij te pakken en het dossier te raadplegen, niet blijk had gegeven van onbekwaamheid of onvoldoende voorbereiding. Ook de overige gronden die door verzoeker waren aangevoerd, konden niet leiden tot de conclusie dat de bestuursrechter vooringenomen was of de schijn daarvan had gewekt.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
wrakingnummer 2011/41
rekestnummer: 402986 HA RK 11-541
zaaknummer: AWB 10/9061
datum beschikking: 10 oktober 2011
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van [woonplaats],
te [woonplaats],
strekkende tot wraking van:
mr. [X],
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, sector bestuursrecht,
hierna te noemen: de bestuursrechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Op 13 september 2011 heeft ten overstaan van mr. [X] de mondelinge behandeling plaats gevonden in de zaak tussen verzoeker en het College van Burgemeester en Wethouders van [woonplaats] met betrekking tot het door verzoeker ingestelde beroep. Na afloop van de zitting is bepaald dat in deze zaak op 26 oktober 2011 uitspraak zal worden gedaan. Bij fax, ter griffie ingekomen op 15 september 2011, heeft verzoeker de bestuursrechter gewraakt. Het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 26 september 2011 is ter openbare terechtzitting het wrakingsverzoek behandeld. Verzoeker is ter zitting verschenen en heeft zijn wrakinsgverzoek toegelicht. De bestuursrechter is niet ter zitting verschenen. Bij brief van 20 september 2011 heeft hij aangegeven dat hij niet in de wraking berust en heeft hij zijn standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt. Van het College van Burgemeester en Wethouders van [woonplaats] is geen reactie ontvangen.
3. Het standpunt van verzoeker
Het wrakingsverzoek komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Ten eerste voert verzoeker aan dat tijdens de zitting is gebleken dat de bestuursrechter niet bekwaam was en niet voldoende voorbereid was. Hij moest immers telkens weer opnieuw wetsartikelen, feiten en aktes waar verzoeker naar verwees opzoeken. Voorts heeft de bestuursrechter verzoeker medegedeeld dat verzoeker, ondanks dat het College hem had beledigd, zich niet aan belediging van het College schuldig had moeten maken. Volgens verzoeker was dat hem echter wel toegestaan. Bovendien kon de bestuursrechter hem niet vertellen waar in de wet staat dat dat hem niet was toegestaan, zodat de bestuursrechter zomaar wat stelt en partijdig handelt. Tenslotte heeft de bestuursrechter geen gehoor gegeven aan de oproep van verzoeker om het woord "Koningin" eerbaar en met gepaste woorden uit te spreken.
4. Het standpunt van de bestuursrechter
Het standpunt van de bestuursrechter komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Hij berust niet in de wraking. Het was zijn inzet om tijdens de behandeling van het beroep van verzoeker een open gesprek te voeren over de feiten en de juridische ins en outs. Hij betwist dat hij niet bekwaam is of niet voorbereid was. Hij heeft op verzoek van verzoeker het wetboek erbij gepakt. Hij dacht dat dit van nut was voor de behandeling om samen met verzoeker de precieze wetteksten door te nemen. Zijn inzet was om samen de casus te bespreken.
5. De beoordeling
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6 lid 1 EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijke apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3. Ter beoordeling van de wrakingskamer ligt de vraag voor of voornoemde rechter door zijn optreden ter zitting blijk heeft gegeven van vooringenomenheid dan wel de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan geen sprake. Het gegeven dat de bestuursrechter ter zitting het wetboek erbij heeft gepakt en in het dossier heeft gekeken, betekent, zeker gezien de uitleg van de bestuursrechter, niet dat hij onbekwaam was dan wel onvoldoende voorbereid. Ook de overige door verzoeker aangevoerde gronden kunnen niet leiden tot het oordeel dat de bestuursrechter vooringenomen was dan wel de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt.
5.4. Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. De beslissing
De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• het College van Burgemeester en Wethouders van [woonplaats];
• de bestuursrechter mr. [X];
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2011 door mrs. E.A.G.M. van Rens, voorzitter, S.J. Hoekstra-Van Vliet en H.M.D. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier.