Parketnummer: 09/925284-11
Datum uitspraak: 1 december 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
[adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel, locatie PPC, te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 30 juni 2011, 7 september 2011 en 1 december 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. L.A. Versteegh, advocaat te [woonplaats], en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 april 2011 te Zoetermeer opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [moeder] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meerdere mes(sen) en/of een of meerdere scha(a)r(en), althans een of meerdere scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), de hals van die [moder] (grotendeels) doorgesneden en/of doorkliefd en/of die [moeder] meermalen in de hals en/of in het gezicht en/of in het hoofd en/of in de borstkas en/of in de schouders, althans in het lichaam, gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [moeder] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
De verdenking komt er op neer dat verdachte zijn moeder, [moeder], op 16 april 2011 in haar woning te Zoetermeer met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht.
3.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zoals verwoord in zijn schriftelijk requisitoir 1- betoogd dat de tenlastegelegde moord wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - zoals verwoord in haar pleitnotitie2- bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel 'voorbedachte raad' en derhalve van moord. Doodslag kan volgens de raadsvrouw wel bewezen worden.
3.4. De beoordeling van de tenlastelegging3
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op zaterdag 16 april 2011 om 6.02 uur heeft de politie een melding ontvangen over gestommel en ruzie bij de buren van de moeder van verdachte. De meldster heeft verklaard dat zij haar buurvrouw, woonachtig aan perceel [adres], de moeder van verdachte, heeft horen schreeuwen "ik ga dood."4 De naar dit adres gezonden surveillance eenheid heeft vervolgens door het raam van de woning een man gezien, die later verdachte blijkt te zijn.
Door het keukenraam heeft de politie een vrouw op de grond zien liggen met twee scharen in haar hals gestoken en met een grote plas bloed rond haar hoofd. De politie heeft hierop de woning betreden. De man is vervolgens over het balkon naar beneden gesprongen. Hij zat onder het bloed.5 De man is op straat aangehouden6. De politie en het later gearriveerde ambulancepersoneel hebben ten slotte geconstateerd dat zij niets meer voor het slachtoffer konden betekenen.
Bij het forensisch sporenonderzoek heeft de politie bloed waargenomen op verschillende plaatsen op het bed en in de slaapkamer, op de vloer van de slaapkamer, de gang, de woonkamer en de hal. In de keuken wordt een geopende keukenlade met bestek erin gezien. Op het aanrecht ligt een bebloed aardappelschilmes. Voor het aanrecht heeft de politie een vrouw ruggelings op de vloer liggend aangetroffen, met een plas bloed rond haar hoofd. Ook elders op haar gezicht en haar bovenlichaam zit bloed. Haar hals is opengesneden van onder het linkeroor naar het rechteroor. Onder dit letsel zijn twee scharen in haar hals gestoken. Tussen haar benen ligt een heft van een aardappelschilmes. In een bakje op de vloer ligt een ander heft van een aardappelschilmes. Achter de openstaande deur ligt een bebloed lemmet en nabij de ijskast ligt een ander lemmet.7
Uit het sectierapport is gebleken dat talrijke letsels op het slachtoffer zijn aangetroffen: een overdwarse klieving voor in de hals en van de halsspieren, de beide halsslagaders, de beide buitenste halsslagaders en de doorsnijding van het halsskelet net boven het strottenhoofd met afsnijding van het strotsklepje. Circa twee centimeter onder deze klieving zaten twee insteken in de hals met in de steekwonden twee scharen. Verder zijn talrijke oppervlakkige huidklievingen, krassen en steekletsels in het gelaat en het bovenlichaam aangetroffen, huidbeschadigingen aan beide armen en handen en bloeduitstortingen aan beide onderarmen en verspreid over de rest van het lichaam. Deze letsels zijn alle bij leven toegebracht. Het overlijden wordt verklaard door verbloeding ten gevolge van een diepe klieving van de hals.8
Verdachte heeft bekend dat hij zijn moeder om het leven heeft gebracht. Ter terechtzitting op 1 december 2011 heeft hij verklaard dat hij bij zijn moeder thuis op de bank sliep. Verdachte werd wakker en dacht "nou is het genoeg." Hij is naar de keuken gelopen, heeft een mes uit de keukenla gepakt en is naar de slaapkamer gegaan waar zijn moeder sliep. Hij heeft haar daar meermalen in de hals gestoken. Het slachtoffer is in de keuken terecht gekomen, maar verdachte weet niet meer hoe dat is gegaan. In de keuken heeft verdachte een schaar gepakt om naar eigen zeggen het werk af te maken. Naar eigen zeggen heeft alles volgens verdachte acht minuten geduurd. Verdachte heeft uiteindelijk de ogen van zijn moeder gesloten.9
Vaststaat dat verdachte zijn moeder heeft gedood. (Terecht) niet ter discussie staat dat hij het (voorwaardelijk) opzet op haar dood had. De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Niet in geschil is dat verdachte geen vooropgezet plan had om zijn moeder te doden. Dat is ook niet nodig voor bewezenverklaring van voorbedachte raad. Voorts is duidelijk dat bij verdachte op het moment dat hij zijn moeder doodde sprake was van een psychiatrisch ziektebeeld en dat de deskundigen die over hem hebben gerapporteerd hebben geconcludeerd dat hij - indien het hem ten laste gelegde bewezen kan worden - als volledig ontoerekingsvatbaar moet worden beschouwd. Volledige ontoerekeningsvatbaarheid is niet onverenigbaar met bewezenverklaring van voorbedachte raad. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat vast komt te staan dat de verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het reeds genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Het delict moet niet het gevolg zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. Niet verlangd wordt dat (uit de bewijsmiddelen blijkt dat) de verdachte zich daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven van de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad. Het gaat om de gelegenheid, geboden door het tijdsverloop, dat kort kan zijn.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachtes handelen het gevolg is geweest van een onmiddellijke gemoedsbeweging. Dit kan niet worden afgeleid uit de enkele verklaring van verdachte ter zitting dat hij heeft gehandeld in een opwelling.
Uit het feitelijk verloop blijkt dat verdachte de tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn te nemen of genomen besluit. Hij is naar eigen zeggen geruime tijd - acht minuten - doende geweest met het doden van zijn moeder. De rechtbank stelt vast dat verdachte niet alleen de tijd heeft gehad om na te denken, maar ook daadwerkelijk heeft nagedacht over zijn handelen. Hij heeft namelijk verschillende voorwerpen gepakt om - zoals hij dat zelf heeft gezegd - het karwei af te maken toen zijn moeder niet meteen overleed. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard: "In de keuken heb ik een schaar gepakt en heb ik het werk afgemaakt om haar vredig naar het hiernamaals te brengen". Bij de politie heeft verdachte op 2 november 2011 verklaard: "Toen heb ik die schaar gepakt. Ik deed hetzelfde met die schaar als met het mes. Die schaar heb ik in haar keel gezet. Dat deed ik omdat zij niet overleed. Als je iets doet...."
De rechtbank acht de tenlastegelegde moord dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.5. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
verdachte op 16 april 2011 te Zoetermeer opzettelijk en met voorbedachten rade [moeder] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met meerdere messen en meerdere scharen de hals van die [moeder] grotendeels doorgesneden en doorkliefd en die [moeder] meermalen in de hals en in het gezicht en in het hoofd en in de borstkas en in de schouders gestoken en gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [moeder] is overleden.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte en de op te leggen maatregel
5.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Hij heeft zich hierbij gebaseerd op de verschillende Pro Justitia rapporten.
Met de deskundigen is de officier van justitie van oordeel dat oplegging van de maatregel TBS met dwangverpleging geboden is.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank gevraagd om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging nu uit de deskundigenrapporten blijkt dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Zij heeft erop gewezen dat het van groot belang is dat verdachte wordt behandeld voor de ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens en dat mitsdien oplegging van de maatregel TBS met dwangverpleging geboden is.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of de verdachte strafbaar is, heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten van 28 juni 2011, 12 september 2011 en 24 november 2011 van B.E.A. van der Hoorn, psychiater en de rapporten van 29 juli 2011, 3 oktober 2011 en 24 november 2011 van M. ten Berge, psycholoog alsmede op het rapport van 26 oktober 2011 van het Pieter Baan Centrum. Voor zover hier van belang staat het volgende in deze rapporten:
"Verdachte heeft een langdurige psychiatrische voorgeschiedenis. Hij werd voor het eerst psychotisch toen hij 16 jaar oud was. In 1992, 2001 en 2007 heeft verdachte geprobeerd zich van het leven te beroven. Verdachte is sinds 1992 bekend in de psychiatrische hulpverlening te [woonplaats] en is meermalen gedwongen opgenomen in een psychiatrische instelling. De diagnose betrof steeds schizofrenie van het paranoïde type.
Vanaf eind maart 2011 waren er aanwijzingen dat verdachte toenemend last kreeg van paranoïde psychotische klachten. Het betreft hier een psychiatrisch zeer zieke man die vanuit paranoid psychotische belevingen zijn moeder om het leven heeft gebracht. Verdachte had het waanidee dat het leven van hen beiden zou gaan eindigen en heeft zelfs verteld dat ze zouden worden doodgeschoten. Verdachte heeft geen enkel besef van zijn stoornis, hetgeen passend is bij de ernst van zijn psychotisch beeld. Tijdens gesprekken maakt verdachte een chaotische, paranoïde en dreigende indruk. Verdachte wordt volledig ontoerekeningsvatbaar geacht. Verdachte levert evident een gevaar op voor de veiligheid van anderen, voortvloeiend uit zijn stoornis. De behandeling die verdachte nodig heeft zal langdurig klinisch moeten zijn met een hoge mate van zorg en beheersing en in een verhoogd beveiligde setting, omdat niet te voorspellen is wanneer het recidiverisico daadwerkelijk zal verminderen. Deze behandeling lijkt onvoldoende gewaarborgd te kunnen worden op een FPA of in een algemene GGZ-instelling. De behandeling zou wel veilig gesteld kunnen worden in het kader van TBS met dwangverpleging."
Uit het vorenstaande volgt dat de deskundigen eensluidend concluderen tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid en adviseren aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen.
Nu het advies van de deskundigen wordt gedragen door de door hen gerapporteerde bevindingen en door hetgeen ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, verenigt de rechtbank zich met hun standpunt, dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit volledig ontoerekeningsvatbaar is en maakt die tot de hare. Dit betekent dat verdachte niet strafbaar wordt geacht. Hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Gelet op de conclusies in de rapporten van de psychiater en de psycholoog voornoemd, die de rechtbank overneemt, de ernst van het bewezenverklaarde feit en de uiterst zorgelijke psychische toestand van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en evenzeer de gedwongen verpleging van verdachte vereist.
6. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart verdachte niet strafbaar;
ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Alwin, voorzitter,
mrs. O.F. Bouwman en W.N.L. Donker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.X. Cozijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2011.
mr. L. Alwin is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie, dat aan de voorzitter is overgelegd en waarvan de inhoud aan het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 1 december 2011 zal worden gehecht.
2 De pleitnotitie van de raadsvrouw van verdachte,die aan de voorzitter is overgelegd en waarvan de inhoud aan het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 1 december 2011 zal worden gehecht.
3 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
4 Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. incidentmelding, p. 1-2 van de bijlage ambtshandelingen.
5 Proces-verbaal van bevindingen, p. 3-5 van de bijlage ambtshandelingen.
6 Proces-verbaal van aanhouding, PL 1551 2011079230-9, p. 1-3 van het verdachtendossier.
7 Proces-verbaal van bevindingen, p.55-57 van bijlagelijst 1 bij proces-verbaal PL 1551 2011079230.
8 Sectierapport van 11 mei 2011 van dr. B. Kubat, p. 330-343 van bijlagelijst 1 bij proces-verbaal PL 1551 2011079230.
9 Proces-verbaal van de terechtzitting van 1 december 2011.