RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 11/15576, V-nummer: [nummer],
tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht
[naam eiser], eiser,
gemachtigde: mr. J. van Koesveld, advocaat te Amsterdam,
de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. B.J. Pattiata, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 1 november 2010 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'arbeid in loondienst bij [naam] B.V.'.
Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 15 november 2010 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 3 mei 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 4 mei 2011 beroep ingesteld.
De zaak is op 12 oktober 2011 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2.1. het wettelijk kader
2.1.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is Onze Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, indien het betreft de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie.
2.1.2. Ingevolge artikel 3.71, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) wordt de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.
Ingevolge artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vb 2000 is van het vereiste van een geldige machtiging tot verblijf, op grond van artikel 17, eerste lid, onder g, van de Vw 2000, vrijgesteld de vreemdeling van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) zou zijn.
Ingevolge artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 kan Onze Minister het eerste lid buiten toepassing laten, voorzover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.1.3. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het EVRM, voor zover hier van belang, heeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven en zijn gezinsleven.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
2.1.4. Ingevolge artikel 8:51a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Ingevolge de eerste volzin van het tweede lid van dit artikel bepaalt de rechtbank de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen.
Ingevolge artikel 8:69, tweede lid, van de Awb vult de rechtbank ambtshalve de rechtsgronden aan.
Ingevolge artikel 8:80a, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank een tussenuitspraak als zij artikel 8:51a toepast.
2.2. het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn besluit van 1 november 2010 gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen op de grond dat hij niet beschikt over een geldige mvv en dat er geen grond is om eiser met toepassing van artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 vrij te stellen van het mvv-vereiste.
2.3. de gronden van beroep
Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte niet heeft vrijgesteld van het mvv-vereiste. Volgens eiser getuigt de handhaving van het mvv-vereiste niet van een evenwichtige afweging van de betrokken belangen. Eiser wijst er in dit verband op dat hij al zeer lang bij zijn huidige werkgever werkt, onlangs (kort voor de zitting van de rechtbank) heeft hij gevierd dat hij twaalfenhalf jaar bij zijn werkgever in dienst is. Eiser heeft al die tijd belasting betaald. Eiser woont inmiddels 23 jaar in Nederland en hij is in het bezit geweest van een verblijfsvergunning. Zijn sociale leven speelt zich geheel af in Nederland, in Ghana heeft eiser niets meer.
2.4. het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder eisers beroep de lange duur van zijn verblijf in Nederland en de tijdens dat verblijf opgebouwde banden met Nederland mede moeten opvatten als een betoog dat eisers recht op respect voor zijn privéleven met zich brengt dat hij op grond van artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vb 2000 moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Ook als hierover anders moet worden geoordeeld, geldt dat de rechtbank het betoog van eiser met toepassing van artikel 8:69, tweede lid, van de Awb mede dient op te vatten als een beroep op genoemd onderdeel van artikel 3.71 van het Vb 2000.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft beoordeeld of eiser met toepassing van artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vb 2000 moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. In dit opzicht berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering.
2.4.2. Uit een oogpunt van finale geschilbeslechting zal de rechtbank verweerder in de gelegenheid stellen dit gebrek binnen het kader van de onderhavige beroepsprocedure te herstellen door alsnog een deugdelijk gemotiveerde beslissing op het bezwaar van eiser te nemen. Daartoe zal de rechtbank het onderzoek heropenen.
Met verwijzing naar artikel 8:51a van de Awb verzoekt de rechtbank verweerder binnen vier weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk kenbaar te maken of hij gebruik maakt van de gelegenheid om binnen het kader van de onderhavige beroepsprocedure opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser en, zo ja, dit besluit binnen dezelfde termijn aan de rechtbank en de gemachtigde van eiser toe te zenden. Na ontvangst van de reactie van verweerder zal de rechtbank bepalen hoe het beroep verder wordt behandeld en partijen daarover informeren.
2.4.3. Gelet op het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
De rechtbank 's-Gravenhage:
- heropent het onderzoek;
- verzoekt verweerder binnen vier weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk kenbaar te maken of hij gebruik maakt van de gelegenheid om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, zo ja, dit besluit binnen dezelfde termijn aan de rechtbank en de gemachtigde van eiser toe te zenden.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en P. Deinum, griffier, ondertekend.