ECLI:NL:RBSGR:2011:BU9788

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/3713
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van legesheffing in het kader van een Wob-verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de heffingsambtenaar van de gemeente Waddinxveen. Eiser had een verzoek om informatie ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en ontving een aanslag van € 381,10 voor leges. Eiser maakte bezwaar tegen deze aanslag, die door verweerder werd gehandhaafd. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat de aanslag was opgelegd door een onbevoegd orgaan, het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen. De rechtbank oordeelde dat de bevoegdheid tot het opleggen van de aanslag bij verweerder berustte, maar dat dit geen reden was om de aanslag te vernietigen, aangezien verweerder de aanslag inhoudelijk had beoordeeld.

De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen van de Wob en de Gemeentewet besproken. Artikel 2 van de Wob stelt dat bestuursorganen informatie moeten verstrekken in het algemeen belang van openbaarheid, zonder dat de verzoeker een specifiek belang hoeft te stellen. De rechtbank concludeerde dat het verstrekken van informatie op basis van de Wob niet kan worden aangemerkt als een dienst waarvoor leges kunnen worden geheven. Dit betekent dat de kosten voor het behandelen van het Wob-verzoek en het maken van kopieën niet in rekening mogen worden gebracht aan de eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de aanslag, en gelastte dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/3713
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 december 2011 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waddinxveen, verweerder.
Procesverloop
Van eiser is bij brief van 17 december 2010 een bedrag aan leges van € 381,10 gevorderd (hierna: de aanslag).
Eiser heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 maart 2011 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 18 april 2011, ontvangen bij de rechtbank op
19 april 2011, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij brief van 13 oktober 2011 nog nadere stukken aan de rechtbank doen toekomen. Deze stukken zijn in afschrift aan verweerder gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2011.
Eiser en verweerder [A] zijn verschenen.
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
1. Eiser heeft per e-mail van 23 oktober 2010 bij de gemeente Waddinxveen (hierna: de gemeente) op grond van de Wet openbaarheid bestuur (hierna: Wob) een verzoek om informatie gedaan.
2. Bij brief van 17 december 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen (hierna: het college) de door eiser gevraagde informatie verstrekt. Tevens heeft het college bij deze brief de aanslag aan eiser bekend gemaakt. Het bedrag van de aanslag van € 381,10 bestaat uit € 353,50 ter zake van het doen van nasporingen in de in het gemeentearchief berustende stukken gedurende 35 kwartier à € 10,10 per kwartier en € 27,60 voor 184 fotokopieën à € 0.15 per stuk.
Geschil
3. In geschil is of verweerder terecht leges heeft geheven met betrekking tot eisers Wob-verzoek.
4. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en voert daartoe - samengevat - het volgende aan. De Wob dient uitsluitend het belang van een goede en democratische bestuursvoering. Van een individualiseerbaar belang dat door de WOB wordt gediend is geen sprake, dus mogen in het kader van een Wob-verzoek in het geheel geen leges worden geheven. Dit standpunt is bevestigd in een aantal uitspraken van rechtbanken. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag leges.
5. Verweerder beantwoordt de in geschil zijnde vraag bevestigend. Hij voert daartoe aan dat hij op grond van de Verordening en de daarbij behorende tarieventabel leges mag opleggen voor het doen van nasporingen in het gemeentearchief en kopieerkosten. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
Vooraf en ambtshalve
6. De aanslag is opgelegd door het college. Het college was daartoe niet bevoegd. De bevoegdheid tot het opleggen van de aanslag berustte, gelet op artikel 231, lid 2, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en het door verweerder overgelegde aanwijzingsbesluit van 27 november 2007, bij verweerder. De rechtbank ziet in de onbevoegdheid van het orgaan dat de aanslag heeft opgelegd geen reden de aanslag te vernietigen omdat het bevoegde orgaan - verweerder - de aanslag op de voet van artikel 7:11 van de Awb aan een inhoudelijke beoordeling heeft onderworpen en uitspraak op het bezwaar heeft gedaan (vergelijk Hoge Raad 24 december 2010, nr. 10/00154, LJN: BO 0396).
Met betrekking tot de in geschil zijnde vraag
7. Artikel 2 van de Wob, bepaalt, voor zover hier van belang, dat een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak informatie verstrekt overeenkomstig de Wob en daarbij uitgaat van het algemeen belang van openbaarheid van informatie. Artikel 3, derde lid, van de Wob, bepaalt, dat de verzoeker bij zijn verzoek (om informatie) geen belang hoeft te stellen.
8. In artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet is bepaald dat rechten kunnen worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. De raad van de gemeente heeft in zijn openbare vergadering van 16 december 2009 de Legesverordening 2010 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 23 december 2009 bekendgemaakt in het binnen de gemeente verspreide huis-aan-huisblad 'Hart van Holland'.
9. De Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam "leges" worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
Artikel 5 Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel 2010.
(...)
Artikel 6 Wijze van heffing
De leges worden geheven bij wege van een mondelinge danwel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur."
10. De tarieventabel behorende bij de Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"HOOFDSTUK 10 GEMEENTEARCHIEF
1.10.1. Het tarief bedraagt ter zake van het doen
van nasporingen in de in het gemeentearchief
berustende stukken, voor ieder daaraan besteed kwartier € 10.10
1.10.2. Het tarief bedraagt ter zake van het in
behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van:
1.10.2.1. een afschrift of fotokopie van een in het
gemeentearchief berustend stuk:
1.10.2.1.1. per pagina op papier van A-4-formaat € 0.15"
11. Volgens vaste jurisprudentie worden de door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden slechts aangemerkt als een dienst ter zake waarvan - in dit geval - leges kunnen worden geheven, indien deze werkzaamheden rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang (laatstelijk: Hoge Raad 9 september 2011, 10/04967,
LJN: BQ4105). Bij de beantwoording van de vraag of in dit geval van een dienst of diensten in deze zin sprake is, dient in het bijzonder acht te worden geslagen op doel en strekking van de Wob zelf.
12. Naar volgt uit de artikelen 2 en 3 van de Wob is het verstrekken van informatie op grond van de WOB een taak die door de wetgever is opgedragen aan een bestuursorgaan. Derhalve wordt deze taak verricht in het kader van de publieke taakuitoefening van het bestuursorgaan. Reeds daarom kan niet kan worden gezegd dat het verstrekken van de door eiser verzochte informatie in overheersende mate verband houdt met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Het in behandeling nemen van het Wob-verzoek van eiser en het in verband daarmee doen van nasporingen in het gemeentearchief kan dan ook niet worden aangemerkt als een dienst of diensten waarvoor leges kunnen worden geheven. Hetzelfde geldt voor de kosten van het maken en verstrekken van kopieën in het kader van de WOB. Het beroep is gegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, rechter, mr. T. van Rij, rechter en mr. E.G. van Roest, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.