Parketnummer: 09/650008-11
Datum uitspraak: 30 december 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 december 2011.
Verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft de zaak bij verstek behandeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T.N.M. Kamps. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 3 genummerde voorwerp, te weten een stokvormige deegroller, zal worden verbeurdverklaard.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in en/of omstreeks de periode van 2 september 2006 tot en met 29 augustus 2008 te 's-Gravenhage aan haar kind, althans een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haar gezin, genaamd [X] (geboren op [geboortedatum] 1999), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een of meer litteken(s) op de schouder(s) en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hals/nek), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (meermalen, althans eenmaal)
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/langs het lichaam van die [X] te steken/te snijden en/of
- met een stok, althans met een hard voorwerp, op/tegen het lichaam van die [X] te slaan;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 september 2006 tot en met 29 augustus 2008 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend haar kind, althans een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haar gezin, althans een persoon, te weten [X] (geboren op [geboortedatum] 1999)
-meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/langs/tegen het lichaam van die [X] heeft gestoken/gesneden; en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een stok, althans met een hard voorwerp, op/tegen het lichaam van die [X] heeft geslagen; en/of
-meermalen, althans eenmaal, tegen/op de schouder(s) en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hals/nek, althans tegen/op het lichaam van die [X] heeft geslagen en/of getrapt/geschopt en/of gekrabt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in en/of omstreeks de periode van 22 mei 2006 tot en met 9 september 2008 te
's-Gravenhage aan haar kind, althans een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haar gezin, genaamd [Y] (geboren op [geboortedatum] 2000), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een of meer litteken(s) op het/de ooglid/leden en/of hals/nek en/of be(e)n(en))heeft toegebracht, door deze opzettelijk
(meermalen, althans eenmaal)
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/langs het lichaam van die [Y] te steken/te snijden en/of
- met een stok, althans met een hard voorwerp, op/tegen het lichaam van die [Y] te slaan;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) in en/of omstreeks de periode van 22 mei 2006 tot en met 9 september 2008 te
's-Gravenhage opzettelijk mishandelend haar kind, althans een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haargezin, althans een persoon, te weten [Y] (geboren op [geboortedatum] 2000)
-meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/langs/tegen het lichaam van die [Y] heeft gestoken/gesneden;
en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een stok, althans een hard voorwerp, op/tegen het lichaam van die [Y] heeft geslagen; en/of
-meermalen, althans eenmaal, tegen/op de ooglid/leden en/of hals/nek en/of be(e)n(en), althans tegen/op het lichaam van die [Y] heeft geslagen en/of getrapt/geschopt en/of gekrabt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in en/of omstreeks de periode van 21 april 2005 tot en met 9 september 2008 te 's-Gravenhage aan haar kind, althans een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haar gezin, genaamd [Z] (geboren op [geboortedatum] 2001), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een of meer litteken(s) op de wang(en) en/of hals/nek en/of buik) heeft toegebracht, door deze opzettelijk
(meermalen, althans eenmaal)
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/langs het lichaam van die [Z] te steken/te snijden en/of
- met een stok, althans met een hard voorwerp, op/tegen het lichaam van die [Z] te slaan;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) in en/of omstreeks de periode van 21 april 2005 tot en met 9 september 2008 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend haar kind, althans een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haar gezin, althans een persoon, te weten [Z] (geboren op [geboortedatum] 2001)
-meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/langs/tegen het lichaam van die [Z] heeft gestoken/gesneden;
en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een stok, althans met een hard voorwerp, op/tegen het lichaam van die [Z] heeft geslagen; en/of
-meermalen, althans eenmaal, tegen/op de wang(en) en/of nek/hals en/of buik,
althans tegen/op het lichaam van die [Z] heeft geslagen en/of
getrapt/geschopt en/of gekrabt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Overweging met betrekking tot de vrijspraak terzake het onder 2 primair tenlastegelegde.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde aangezien zij niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat de littekens die bij [Y] bij zijn oog en been zijn geconstateerd, zijn ontstaan als gevolg van het door verdachte steken of snijden met een mes. [Y] heeft niet verklaard dat verdachte hem met een mes heeft gesneden en ander steunbewijs ontbreekt. Ten aanzien van de verkleuring in de halsregio acht de rechtbank niet bewezen dat dit zwaar lichamelijk letsel betreft.
Overweging met betrekking tot de vrijspraak terzake het onder 3 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de bij [Z] geconstateerde littekens op de wang heeft de rechtbank evenmin uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat deze zijn ontstaan als gevolg van het door verdachte steken of snijden met een mes, nu [Z] daaromtrent niet heeft verklaard en ander steunbewijs ontbreekt. Ten aanzien van de andere littekens kan de rechtbank niet eenduidig vaststellen dat deze door het aan verdachte verweten slaan met een stok zijn ontstaan, nu de forensische rapportage ook andere mogelijkheden openlaat maar deze niet zijn ten laste gelegd.
Overweging met betrekking tot de vrijspraak terzake van artikel 304 onder 1º van het Wetboek van Strafrecht
Uit de zich in het dossier bevindende stukken volgt dat [X], [Y] en [Z] niet kunnen worden aangemerkt als kinderen van de verdachte in de zin van artikel 304 onder 1º van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit gold ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Immers, met betrekking tot de term 'zijn kind' als bedoeld in artikel 304 onder 1º van het Wetboek van Strafrecht dient aansluiting te worden gezocht bij hetgeen in het Burgerlijk Wetboek hieromtrent is bepaald. Dit houdt in dat moeder van een kind ingevolge art. 1:198 is de vrouw uit wie het kind is geboren of die het kind heeft geadopteerd en niet enkel - zoals in onderhavige zaak het geval is - degene die de kinderen feitelijk verzorgt en/of opvoedt. Pas op 1 juli 2009, en derhalve na ommekomst van de tenlastegelegde periode, is artikel 304 onder 1º van het Wetboek van Strafrecht in die zin gewijzigd dat ook als strafverzwarende omstandigheid dient te gelden dat de (zware) mishandeling is gepleegd ten aanzien van een kind dat hij/zij verzorgt en of opvoedt als behorend tot zijn/haar gezin (Wet van 12 juni 2009, Stb. 2009, 245). Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de verdachte dan ook telkens vrijspreken voor zover is tenlastegelegd dat de feiten zijn gepleegd onder voornoemde strafverzwarende omstandigheid.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair en de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
in de periode van 2 september 2006 tot en met 29 augustus 2008 te 's-Gravenhage aan [X] (geboren op [geboortedatum] 1999), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten littekens op de rug en het been) heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen met een mes in/langs het lichaam van die [X] te steken en te snijden;
in de periode van 22 mei 2006 tot en met 9 september 2008 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend [Y] (geboren op [geboortedatum] 2000) meermalen met een stok op/tegen het lichaam heeft geslagen waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
in de periode van 21 april 2005 tot en met 9 september 2008 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend [Z] (geboren op [geboortedatum] 2001) meermalen met een stok op/tegen het lichaam heeft geslagen waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de kinderen voor wie zij de zorg had wanneer haar echtgenoot, de vader van de kinderen, op zijn werk was gedurende een lange periode bijna dagelijks mishandeld. Daarbij gebruikte zij als wapens een mes en een stokvormige deegroller. De kinderen zijn meermalen bij de eerste hulp geweest, onder andere met botfracturen. Vaak kregen zij de medisch vereiste zorg ook nog eens te laat of helemaal niet. De bewezenverklaarde mishandelingen zijn uiterst weerzinwekkend en lafhartig. Feiten als de onderhavige roepen in de samenleving reacties van verbijstering en afschuw op.
Kindermishandeling is een zeer ernstige vorm van mishandeling. De verdachte heeft hiermee de psychische en lichamelijke integriteit van de kinderen in ernstige mate geschonden. De kinderen waren ten tijde van de mishandelingen van een kwetsbare leeftijd, volstrekt hulpeloos en volledig afhankelijk van hun vader en verdachte. Zij hadden niet de feitelijke mogelijkheid zich blijvend aan de mishandelingen te onttrekken. De rechtbank vindt het schrijnend dat [X] een paar keer van huis is weggelopen en in desolate toestand is aangetroffen. In plaats van door hun directe familie beschermd te worden, was het hun niet vergund in een veilige omgeving op te groeien. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de kinderen ook op lange termijn nadelige gevolgen van het handelen van de verdachte zullen ondervinden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 november 2011. Hieruit blijkt dat de verdachte nooit eerder voor misdrijven met justitie in aanraking is gekomen.
Omdat de rechtbank ten aanzien van feiten 2 en 3 het primair tenlastegelegde niet bewezen acht en evenmin bewezen acht dat de feiten zijn gepleegd onder de in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde strafverzwarende omstandigheid, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het de op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten een stokvormige deegroller, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 57, 300 (oud) en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 subsidiair en 3 subsidiair:
mishandeling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) MAANDEN;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten een stokvormige deegroller.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mrs. W.N.L. Donker en M.T. Renckens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.X. Cozijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2011.