ECLI:NL:RBSGR:2011:BU9213
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verblijf van een Surinaamse moeder met Nederlandse kinderen en de toepassing van het Zambrano-arrest
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Surinaamse moeder en de Minister voor Immigratie en Asiel. De eiseres, moeder van drie Nederlandse kinderen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van gezinsleven, conform artikel 8 van het EVRM. De aanvraag werd afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), die stelde dat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor een verblijfsvergunning en dat de situatie van de kinderen niet vergelijkbaar was met die in het Zambrano-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Eiseres voerde aan dat de afwijzing in strijd was met haar rechten als moeder van EU-burgers, aangezien de kinderen in feite gedwongen zouden worden om Nederland te verlaten als zij niet in Nederland mocht blijven.
De rechtbank oordeelde dat de IND onvoldoende had gemotiveerd waarom de kinderen niet als 'ten laste komende' van eiseres konden worden beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de rol van de uit beeld zijnde Nederlandse vader in de beoordeling van de situatie van de kinderen niet voldoende was meegenomen. De rechtbank concludeerde dat de IND de aanvraag van eiseres ten onrechte had afgewezen en dat de kinderen, als EU-burgers, recht hadden op de bescherming van hun rechten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de IND en veroordeelde de IND tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.
Deze uitspraak bevestigt de toepassing van het Zambrano-arrest in situaties waarin de rechten van EU-burgers in het geding zijn, en benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de feitelijke situatie van de betrokken kinderen.