ECLI:NL:RBSGR:2011:BU9209
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de verlening van een verblijfsvergunning onbepaalde tijd voor een langdurig ingezetene
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de verlening van een verblijfsvergunning onbepaalde tijd aan eiser, die van Iraakse nationaliteit is. Eiser had op 27 juli 2010 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd met de aantekening 'EG-langdurig ingezetene'. Deze aanvraag werd op 2 november 2010 door de Minister voor Immigratie en Asiel afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 17 februari 2011 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser op 28 februari 2011.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank oordeelde dat de verweerder ten onrechte had gesteld dat het verblijfsrecht van eiser tijdelijk van aard was. De rechtbank concludeerde dat de verleende verblijfsvergunning niet onder een tijdelijke beperking was verleend, en dat er geen expliciete vermelding was gemaakt van de tijdelijke aard van het verblijfsrecht bij de vergunningverlening. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit van de verweerder niet deugdelijke motivering had en dat het beroep van eiser gegrond was.
De rechtbank heeft het besluit van 17 februari 2011 vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 874, en werd bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 152 aan hem diende te worden vergoed. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.