ECLI:NL:RBSGR:2011:BU8933
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van Algerijnse vreemdeling en voortzetting van de maatregel van bewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Algerijnse vreemdeling, eiser, en de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder. Eiser, die in bewaring was gesteld op 3 augustus 2011, stelde dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije bestond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Algerijnse autoriteiten op 19 oktober 2011 een laissez passer hadden toegezegd aan een andere Algerijnse onderdaan, wat erop wijst dat er mogelijkheden zijn voor uitzetting. Eiser had verklaard dat zijn geboorteakte in Algerije lag, en de rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen met documenten. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te veronderstellen dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn was.
De rechtbank heeft ook gekeken naar eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank, waarin het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond was verklaard. Eiser had opnieuw beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende tijd had om te beraden over de situatie en dat er voldoende grond was om een uitzettingstraject richting Algerije te starten. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de maatregel van bewaring niet in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000 en dat er geen aanleiding was om de maatregel op te heffen of te wijzigen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter C. Vogtschmidt, in tegenwoordigheid van griffier C.L. Heins, en werd openbaar uitgesproken op 13 december 2011.