Meervoudige economische kamer
Parketnummer 09/994515-11
Datum uitspraak: 19 december 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de economische politierechter naar de meervoudige economische strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[B.V.],
gevestigd: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 december 2010 en, na verwijzing op de voet van art. 369, tweede lid Sv, van 5 december 2011.
De verdachte is ter terechtzitting vertegenwoordigd door haar directeur [directeur], geboren op [geboortedatum] 1962 en wonende [adres], zijnde bestuurslid van [Holding] B.V, welke holding de bestuurder is van verdachte, en bijgestaan door mr. J.A.J. Hendriks, advocaat te 's-Gravenzande.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.S. Mackor en van hetgeen door de raadsman van verdachte en haar vertegenwoordiger naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 oktober 2009 tot en met 21 oktober 2009, te Wateringen (gemeente Westland), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
al dan niet opzettelijk,
als degene bij wie (een) afvalstof(fen), te weten asbesthoudende (chrysotielhoudende) (dak)leien/-platen, zijn/is ontstaan doordat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) deze (dak)leien/-platen had(den) verwijderd/gesloopt van een dak van een gebouw gelegen aan of nabij de [adres] aldaar,
handelingen met betrekking tot die afvalstof(fen) heeft verricht en/of heeft nagelaten, waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had(den) kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan,
immers, hebben/heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
(telkens)
die (onverpakte) asbesthoudende (dak)leien/-platen vanaf het dak van voornoemd gebouw:
- naar beneden gegooid en/of
- (vanuit een kruiwagen en/of vanuit de hand) via een glijbaan/steigerplank
naar beneden gestort en/of laten glijden,
waardoor deze leien/platen op de straat en/of in een (op straat geplaatste) container terechtkwamen en/of kapot vielen en/of in stukken braken en/of stof veroorzaakten;
artikel 10.1 lid 2 Wet milieubeheer
De gemeente Westland (hierna: de gemeente) is eigenaar van het gebouw, gevestigd aan de [adres] te Wateringen. Dit gebouw diende in opdracht van de gemeente gerenoveerd te worden en het asbest diende van het dak verwijderd te worden. De gemeente heeft in oktober 2009 aan aannemingsbedrijf [bedrijf] de opdracht gegeven voor de renovatie van het gebouw. Het aannemingsbedrijf [bedrijf] heeft het verwijderen van asbest uitbesteed aan verdachte. Verdachte is een gecertificeerd asbestverwijderaar conform SCA 530.
Op maandag 19 oktober 2009 is verdachte gestart met het verwijderen van asbesthoudende leien op het dak van het gebouw. Het bedrijf heeft hiervoor personeel ingezet, waaronder medeverdachten [X] en [Y]. Medeverdachte [X] is werkzaam als DTA'er (Deskundig Toezichthouder Asbest) bij verdachte en medeverdachte [Y] is werkzaam als ZZP'er in grond- en sloopwerken bij verschillende opdrachtgevers. Medeverdachte [Y] heeft een DAV-cursus (Deskundige Asbest Verwijderaar) gevolgd.
Op woensdag 21 oktober 2009, rond 11:40 uur, is een melding van getuige [getuige 1] binnengekomen bij de Politie Haaglanden over het verwijderen van asbesthoudend materiaal van het dak van het gebouw gelegen aan de [adres] Zijn melding houdt in dat er volgens hem niet op de voorgeschreven wijze gewerkt zou worden met betrekking tot het verwijderen van asbest. In de onmiddellijke omgeving van de locatie is het kinderdagverblijf [naam] gevestigd.
Getuigen hebben verklaard dat op 20 oktober 2009 en op 21 oktober 2009 twee mannen dakleien of -platen vanaf het dak van het gebouw naar beneden hebben gegooid en dat deze mannen met een kruiwagen via een glijbaan de dakleien of -platen in een afvalcontainer hebben gegooid of gestort.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of vastgesteld kan worden dat de ten laste gelegde handelingen met betrekking tot die asbesthoudende platen zijn verricht en zo ja of door die handelingen nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, alsmede, indien ook deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, of dit aan verdachte is toe te rekenen.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er -kort gezegd- op neer dat verdachte samen met haar medeverdachten onverpakt asbesthoudende dakleien of -platen vanaf het dak van het gebouw aan de [adres] naar beneden heeft gegooid en dakleien of -platen vanuit een kruiwagen of vanuit de hand via een glijbaan naar beneden heeft gestort of heeft laten glijden in een afvalcontainer en dat ten gevolge van deze handelingen de dakleien of -platen kapot zijn gegaan. Hierdoor zijn of konden asbestvezels in de lucht of op de bodem geraken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het tenlaste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat bewezen kan worden dat nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft daartoe - zoals vervat in zijn pleitnota - in de kern het volgende gesteld:
Uit het analyseresultaat van de plak- en kleefmonsters in combinatie met de luchtmetingen die zijn gedaan staat vast dat in de beschermde zone waarbinnen de werkzaamheden hebben plaatsgevonden als ook in het nabij gelegen kinderdagverblijf geen asbestdeeltjes zijn aangetroffen boven de norm tengevolge van de werkwijze van verdachte, zodat er geen nadelige gevolgen zijn ontstaan voor het milieu. Gezien het feit dat de dakleien zeer hard zijn en zeer hechtgebonden zijn, is de toegepaste werkwijze geschikt om het afval af te voeren zonder dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat voor het milieu en ook geen nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
[directeur] heeft namens verdachte bij de politie verklaard dat op 19 oktober 2009 is gestart met het verwijderen van de asbesthoudende dakleien. Het werk zou binnen vijf werkdagen voltooid zijn. Er is een werkplan opgesteld en aan het personeel zijn voor en tijdens het werk instructies gegeven. De asbesthoudende leien waren geklemd en gespijkerd op het dak bevestigd. De middelste stroken - de geklemde leien - zijn van het dak af gepakt. De gespijkerde leien zijn losgetrokken, soms met behulp van een schroevendraaier. De leien zijn hierna in een kruiwagen gelegd en vervolgens is met de kruiwagen naar een soort glijbaan, aan de rand van het dak, gereden. De glijbaan was gemaakt van een steigerplatform van een rolsteiger en deze was ongeveer 60 centimeter breed. Daar zijn de leien op gelegd. Via deze glijbaan gleden de leien in een gereedstaande container. Deze glijbaan is gemaakt voordat werd aangevangen met het verwijderen van de leien. Het personeel heeft opdracht gekregen om deze werkwijze te volgen. Het personeel heeft de leien niet rechtstreeks vanaf het dak in de container gegooid, omdat dan het risico zou bestaan dat de leien in dat geval naast de container zouden vallen. De verwijderde leien zijn behandeld als zijnde risicoklasse II op grond van de SMA-rt risicoclassificatie. In de container is de enige goedgekeurde zak voor de verpakking van asbest gebruikt. Volgens het asbestinventarisatierapport op grond waarvan de gemeente de sloopvergunning heeft afgegeven vielen de te verwijderen dakleien onder risicoklasse I. Er is voor gekozen om de leien te behandelen als zijnde risicoklassse II op grond van de SMA-rt risicoclassificatie aangezien [directeur] het niet eens was met met indeling in klasse I omdat daarbij geen beschermende maatregelen nodig zijn. In klasse II moest in ieder geval beschermende kleding worden gedragen, aldus [directeur].
Medeverdachte [X] heeft bij de politie verklaard dat hij in opdracht van verdachte. asbesthoudende dakleien heeft verwijderd van het gebouw gelegen aan de [adres] Voorafgaand aan het werk heeft [X] instructies gekregen. De leiplaten zijn via een steigerplank in een container terecht gekomen. [X] heeft verklaard dat er geen leiplaten vanaf het dak in de container gegooid zijn.
Medeverdachte [Y] heeft bij de politie verklaard dat hij ook in opdracht van verdachte heeft gewerkt. Voorafgaand aan het werk heeft een voorbespreking plaatsgevonden, waar is afgesproken dat de dakleien via een glijbaan zouden worden afgevoerd vanaf het dak naar de container. Deze glijbaan is gemaakt voordat is begonnen met het verwijderen van de leien. De leien werden door [X] en [Y] met de hand uit de kruiwagen gehaald en met de hand op de glijbaan gelegd. De leien gleden per stapeltje de container in.
[Z] en [W], eveneens werkzaam voor verdachte, hebben verklaard dat de glijbaan was opgebouwd voordat met het verwijderen van de asbesthoudende leien was aangevangen. Voorafgaand aan het werk is er een voorbespreking geweest en is de opdracht gegeven om de glijbaan te gebruiken voor het afvoeren van de leien.
Getuige [getuige1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen verklaard dat hij op 21 oktober 2009 rond 12.30 uur heeft gezien dat er sloopwerkzaamheden plaatsvonden op het dak van het gebouw gelegen aan de [adres]. [getuige1] zag een bedrijfsbusje en een keet van een asbestverwijderingsbedrijf en hij zag dat de werklieden beschermende kleding droegen. Een van de mannen die op het dak werkzaam was, gooide voortdurend platen en ander materiaal naar beneden in een container, waardoor de materialen in de open container kapot vielen. Na enkele minuten werd de gevulde container afgedekt met een zeil.
Getuige [getuige 2], bouwinspecteur van de gemeente Westland, heeft verklaard dat hij op 19 oktober 2009 tijdens een reguliere controle op de sloopvergunning naar de [adres] is gegaan waar hij heeft gezien dat meerdere mensen op het dak van voornoemd pand onder asbestcondities werkzaamheden verrichtten en derhalve beschermende pakken en luchtbescherming droegen. Hij vond de manier van werk in orde. Naar aanleiding van de melding van [getuige 1] op 21 oktober 2009, is hij wederom ter plaatste gekomen en zag hij dat de asbesthoudende leien via een zogenaamde glijbaan vanaf het dak van het pand [adres] in een blauwe container werden gestort. Een van de twee mannen stortte een kruiwagen gevuld met leien vanaf het dak via de glijbaan in de blauwe container. Deze werkwijze veroorzaakte onnodig extra breuk van de asbesthoudende leien en dit ging gepaard met een onnodige stofproductie vanuit de blauwe container. Getuige [getuige 2] heeft enkele foto's genomen van de werkzaamheden.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben het volgende verklaard. Op 21 oktober 2009 zijn zij naar de [adres] gegaan, omdat daar niet op de juiste wijze asbest verwijderd zou worden. [Getuige 2], bouwinspecteur van de gemeente Westland, heeft tegenover de verbalisanten verklaard dat hij had gezien dat de mannen in witte beschermende pakken een kruiwagen met leien via de glijbaan hadden gestort in de blauwe container. Ter plaatse zagen de verbalisanten dat er een geel lint was gespannen met de tekst asbest. Op de grond stond een blauwe container. De verbalisanten kregen de indruk dat de werkzaamheden waren beëindigd, aangezien de mannen aan het opruimen waren, zowel op het dak als rond de container. Op het dak stonden een steiger en twee metalen kruiwagens. Verbalisant [verbalisant 1] heeft foto's gemaakt van de situatie ter plaatse.
Getuige [getuige 3], leidster kinderdagverblijf, heeft verklaard dat zij op 20 oktober 2009 twee mannen op het dak van het pand naast het kinderdagverblijf aan het werk heeft gezien. Een van de mannen gooide dunne platen van rood/oranje steen van het dak met een boog in een kruiwagen of in een container op straat. [Getuige 3] zag ook een berg van kapotte platen op straat en hoorde de platen kapot vallen en in stukken breken.
Getuige [getuige 4], leidster kinderdagverblijf, heeft verklaard dat zij op 20 oktober 2009 twee mannen in witte pakken aan het werk heeft gezien. Deze mannen gooiden platen vanaf het dak in een container, mogelijk via een plank. [getuige 4] hoorde de platen op elkaar vallen.
Op grond van voornoemde verklaringen - in onderlinge samenhang bezien - en gelet op de foto-afdrukken die zich in het dossier bevinden, kan de rechtbank voor wat betreft de door verdachte en haar medeverdachten uitgevoerde handelingen niet méér vaststellen dan dat verdachte en haar medeverdachten (telkens) onverpakte asbesthoudende dakleien of -platen op het dak van voornoemd gebouw hebben gepakt en/of losgetrokken en deze vervolgens vanaf het dak (vanuit een kruiwagen en/of vanuit de hand) via een glijbaan of een steigerplank naar beneden hebben laten glijden.
Kan vastgesteld worden dat door deze handelingen nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan?
De vraag is of door de werkwijze van verdachten asbestvezels in de lucht en/of op de bodem zijn of konden geraken, waardoor er nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan. Dit zou veroorzaakt kunnen worden door breuken in de asbesthoudende leien.
In het dossier bevinden zich verklaringen waarin wordt gesproken over gebroken leien of platen op straat. De rechtbank stelt vast dat deze verklaringen geen steun vinden in de foto's die zijn gemaakt van de situatie ter plaatse. Het werkgebied zoals deze op de foto's wordt getoond maakt een opgeruimde indruk. In het dossier bevindt zich slechts een foto van kapotte leien in de container, niet buiten het door asbestlinten afgezette gebied.
Ter terechtzitting is de heer [deskundige] als deskundige gehoord. [deskundige] is senior adviseur op het gebied van asbest. [deskundige] heeft ter terechtzitting verklaard dat het technisch onmogelijk is om de leien van het dak te verwijderen zonder breuk, aangezien de leien vastgespijkerd zitten aan het dak. Om deze reden is het werk uitgevoerd onder risicoclassificatie II en zijn alle maatregelen getroffen die op grond van wet- en regelgeving getroffen moesten worden. [deskundige] heeft voorts gesteld dat verdachte zodoende binnen de kaders van het Asbestverwijderingsbesluit heeft gewerkt. Met betrekking tot de werkwijze van verdachten heeft [deskundige] verklaard dat de glijbaanconstructie een standaard werkmethode is. De inschatting van de deskundige is dat bij het gebruik van deze glijbaanconstructie het erg onwaarschijnlijk is dat de leiden/platen bij het neervallen in de container alsnog breken en dat daardoor besmetting met asbest zou kunnen plaatsvinden. Dit heeft te maken met het lage gewicht van de leien en met het feit dat dit zeer hechtgebonden materiaal betreft. Ook onnodige stofproductie acht [deskundige] niet waarschijnlijk, omdat de verwijderde leien van zeer hard materiaal zijn waardoor het niet aannemelijk is dat dit materiaal stof veroorzaakt.
Gelet op de verklaring van [deskundige] kan de rechtbank niet vaststellen of de breuken in de leien zijn ontstaan door het gebruik van de glijbaan, aangezien de breuken in de leien ook hebben kunnen ontstaan bij het verwijderen van de leien op het dak.
De rechtbank kan, gelet op bovenstaande, niet vaststellen dat de handelingen van verdachten tot gevolg hadden dat de dakleien of -platen op de straat terecht zijn gekomen en kapot zijn gevallen en/of in stukken zijn gebroken en/of stof veroorzaakten, waardoor asbestvezels in de lucht en/of op de bodem konden geraken. De rechtbank acht niet bewezen dat door de handelingen van verdachte nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan. De verklaringen van de getuigen hieromtrent acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Daarbij komt dat uit de analyse van een op 21 oktober 2009 uitgevoerde 2-uurs-meting is gebleken dat het aantal vezels per kubieke meter lucht onder het besmettingsgevaar komt, waarbij overigens de vezels niet geïdentificeerd zijn als asbestvezels. Hieruit leidt de rechtbank af dat er geen nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan. Dit brengt met zich dat de overige verweren van de raadsman geen bespreking behoeven.
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4. De in beslag genomen goederen.
4.1 De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
4.2 Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
4.3 Het oordeel van de rechtbank.
Aangezien de rechtbank het tenlastegelegde feit niet bewezen acht, dient het in beslag genomen goed te worden teruggegeven aan degenen bij wie het in beslag is genomen.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1.00 STK Dakpan (1 daklei, rood, verweerd).
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.J. Schreuder, voorzitter,
mrs. H. Steenhuis en M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van L. van Staden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2011.