ECLI:NL:RBSGR:2011:BU8327

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
406923 11-3157
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om contra-expertise door ouders in kinderbeschermingszaken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 december 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 14 november 2011 was ingediend. De moeder van een minderjarige verzocht om een contra-expertise in het kader van een kinderbeschermingszaak, specifiek onder verwijzing naar artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.). De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens de wet alleen ouders het recht hebben om een dergelijk verzoek in te dienen. De rechtbank heeft de wetsgeschiedenis van artikel 810a Rv. geraadpleegd en geconcludeerd dat er geen grond is om deze bevoegdheid ook aan het kind zelf toe te kennen. Dit betekent dat de moeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat artikel 1:245 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de ouder met gezag de minderjarige vertegenwoordigt in burgerlijke zaken, niet kan worden geïnterpreteerd als een recht voor de ouder om namens de minderjarige een verzoek in te dienen op basis van artikel 810a Rv. De uitspraak benadrukt de strikte interpretatie van de wet met betrekking tot de rol van ouders in kinderbeschermingszaken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: 11-3157
Zaaknummer: 406923
Datum beschikking: 13 december 2011
Beschikking op het op 14 november 2011 ingekomen verzoekschrift van:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. T.C. ten Rouwelaar te Amsterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader],
de vader,
wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. M.S. Odink te 's-Gravenhage,
mr. B.C.V.J. van Leur,
de bijzondere curator van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
(hierna de minderjarige),
kind van de moeder en vader voornoemd.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.
Verzoek
De moeder verzoekt namens de minderjarige om een contra-expertise als bedoeld in artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) in de zaken met zaaknummers 382719 en 402420 (gezag, omgang, vernietiging erkenning en ondertoezichtstelling).
Beoordeling
Artikel 810a lid 2 Rv. regelt het recht op (contra-)expertise. Het geeft de ouders in zaken betreffende ondertoezichtstelling, ontheffing en ontzetting van het ouderlijke gezag of van de voogdij (kortweg: kinderbeschermingszaken) het recht de rechtbank te verzoeken een deskundige te benoemen. Volgens de letter van de wet kan slechts de ouder een dergelijk verzoek indienen. Gelet op de wetsgeschiedenis van laatstgenoemd artikel ziet de rechtbank geen aanleiding deze bevoegdheid ook aan het kind zelf toe te kennen (Kamerstukken II 1993-1994, 22 487, nrs. 13 en 18). Anders dan de advocaat van de moeder kennelijk meent, kan aan artikel 1:245 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de ouder met gezag de minderjarige vertegenwoordigt in burgerlijke zaken, zowel in als buiten rechte, niet een recht op het indienen van een verzoek op basis van artikel 810a Rv. namens de minderjarige worden ontleend.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, bijgestaan door mr. B. Laterveer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2011.