Parketnummer: 09/753547-09
Datum uitspraak: 15 december 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 december 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.R. Joesoef Djamil en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. H.W. Bos-Hagens, advocaat te Noordwijk, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 september 2009, althans in of omstreeks de periode van 3 september 2009 tot en met
4 september 2009, te Noordwijk door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [X] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte zijn tong in de mond van die [X] geduwd/gebracht en/of zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [X] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- tijdens de nachtelijke uren naar die, op een kermisterrein/straat lopende, [X] is gelopen
en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [X] heeft gezegd: "Kankerhoer, je wil het, luisteren, ik grijp je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
- die [X] heeft vastgepakt en/of heeft meegesleurd/meegetrokken/geduwd
en/of
- die [X] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of het hoofd van die [X] heeft vastgepakt en/of dat hoofd tegen de grond heeft geduwd
en/of
- met kracht met zijn hand(en) bij de keel van die [X] heeft vast gegrepen en/of vervolgens met kracht enige tijd haar keel heeft dicht geknepen en/of met zijn hand(en) en/of arm(en) op/bij haar keel met kracht heeft gedrukt
en/of
- die [X] heeft geslagen/gestompt
en/of
- de kleding van die [X] heeft uitgetrokken en/of de benen van die [X] uit elkaar heeft geduwd,
en/of (aldus) voor die [X] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op of omstreeks 4 september 2009, althans in of omstreeks de periode van 3 september 2009 tot en met
4 september 2009, te Noordwijk, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [X] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
-het met zijn hand(en) betasten van de (ontblote) vagina en/of borst(en)
en/of
-het zich door die [X] laten aftrekken
en/of
-het op de mond zoenen van die [X] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit, dat verdachte
- tijdens de nachtelijke uren naar die, op een kermissterrein/straat lopende, [X] is gelopen
en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [X] heeft gezegd: "Kankerhoer, je wil het, luisteren, ik grijp je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
- die [X] heeft vastgepakt en/of heeft meegesleurd/meegetrokken/geduwd
en/of
- die [X] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of het hoofd van die [X] heeft vastgepakt en/of dat hoofd tegen de grond heeft geduwd
en/of
- met kracht met zijn hand(en) bij de keel van die [X] heeft vast gegrepen en/of vervolgens met kracht enige tijd haar keel heeft dicht geknepen en/of met zijn hand(en) en/of arm(en) op/bij haar keel met kracht heeft gedrukt
en/of
- die [X] heeft geslagen/gestompt
en/of
- de kleding van die [X] heeft uitgetrokken en/of de benen van die [X] uit elkaar heeft geduwd;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 september 2009, althans in of omstreeks de periode van 3 september 2009 tot en met
4 september 2009, te Noordwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [X], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [X]
-(met kracht) met zijn hand(en) bij haar keel heeft vast gegrepen
en/of
-(vervolgens) (met kracht) enige tijd haar keel heeft dicht geknepen
en/of
-met zijn hand(en) en/of arm(en) op/bij haar keel(met kracht) heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 september 2009, althans in of omstreeks de periode van 3 september 2009 tot en met
4 september 2009, te Noordwijk opzettelijk een persoon (te weten [X]), met kracht
-met zijn hand(en) bij haar keel heeft vastgegrepen
en/of
-(vervolgens) enige tijd haar keel dicht geknepen heeft
en/of
-met zijn arm(en) en/of hand(en) op/bij haar keel heeft gedrukt
en/of
-bij de arm(en) en/of voet(en) en/of be(e)n(en) heeft gepakt
en/of
-aan haar haren en/of arm(en) over de grond heeft getrokken/gesleurd
en/of
-in het gezicht en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Op 5 september 2009 heeft [X] (verder: de aangeefster) aangifte gedaan van een verkrachting in de nacht van 3 op 4 september 2009 te Noordwijk. Zij heeft verklaard dat zij na een feestavond midden in de nacht naar huis liep en ter hoogte van de Bronckhorstschool door een man is meegesleurd, geslagen, neergegooid, gewurgd en dat er onvrijwillig seksueel contact is geweest. Het DNA dat onder de nagel van de rechterpink van de aangeefster is gevonden komt overeen met dat van verdachte. De centrale vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de dader is en indien de rechtbank die vraag bevestigend beantwoordt hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
3.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zoals verwoord in zijn schriftelijk requisitoir1- gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
3.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - zoals verwoord in haar pleitnotitie2- bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
3.4. De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangeefster liep in de nacht van 3 op 4 september 2009, tijdens de Noordwijkse feestweek, vanuit café Thomas naar huis. Verschillende getuigen hebben bij de politie verklaard dat het hen was opgevallen dat de aangeefster die avond behoorlijk dronken was. Zelf heeft zij bij de politie verklaard dat zij zichzelf qua dronkenschap op een schaal van tien een acht gaf. Zij is in de Kerkstraat door de eigenaar van shoarmazaak Piramide gezien, terwijl zij zwalkend over straat liep. Uit gegevens van haar mobiele telefoon en getuigenverklaringen blijkt dat de eigenaar van de shoarmazaak om 1.28 uur een taxi voor haar heeft gebeld. Omdat zij niet meer kon zeggen wat haar huisadres was, is het telefoongesprek beëindigd. Na een bezoek aan de wc in de shoarmazaak heeft aangeefster haar weg vervolgd door de Kerkstraat. De aangeefster kan zich deze episode niet herinneren.
De aangeefster heeft verklaard dat zij bij het kermisterrein, bij de Bronckhorstschool, een man is tegengekomen. Deze man vroeg haar iets, waarop zij heeft gezegd dat ze naar huis wilde. De man heeft toen volgens de aangeefster gezegd: "Kankerhoer, je wilt het, luisteren. Ik grijp je." Hij heeft de aangeefster meegesleurd naar het schoolplein, heeft haar over een muurtje gegooid waarna ze op de grond van een afritje terecht is gekomen. De man begon haar te wurgen en heeft haar benen uit elkaar geduwd. De aangeefster heeft verklaard dat ze vermoedt dat de man met zijn geslachtsdeel in haar vagina is binnengedrongen maar zeker is zij daarvan niet. Zij is een tijd buiten bewustzijn geweest, heeft daarna haar kleding bijeen geraapt en is naar een nabijgelegen feesttent gelopen.
Verschillende getuigen hebben aangeefster tussen 2.30 en 3.00 uur grotendeels ontkleed de feesttent zien binnenlopen. Getuige [getuige 1] heeft de aangeefster vervolgens naar zijn appartement gebracht omdat de partner van de aangeefster de deur van hun huis niet open deed.
De volgende dag is de aangeefster met haar partner naar de Bronckhorstschool gegaan, heeft daar haar door de conciërge gevonden mobiele telefoon opgehaald. Daarna is de aangeefster naar de politie gegaan om aangifte te doen.
De aangeefster heeft verklaard enkele beurse plekken op haar benen te hebben, een blauw oog, spierpijn in haar borstspieren, een beschadiging op de neus, pijn bij het slikken en in de kaken, beschadigde ellebogen en tenen en pijn in de schaamstreek. Ook is een wondje bij haar vagina geconstateerd.
De aangeefster heeft het volgende dadersignalement gegeven. Het zou gaan om een man van tussen de 37 en 42 jaar, ongeveer 1.83 meter lang met kort, blond stekelig haar. De man droeg een spijkerbroek die omhoog werd gehouden door een riem en verder een rood-wit geblokt overhemd.
Uit DNA-onderzoek is gebleken dat onder de nagel van de pink van de rechterhand van de aangeefster hoogstwaarschijnlijk van verdachte afkomstig DNA-materiaal is gevonden. Ook is er DNA-materiaal onder de nagel van de ringvinger van haar linkerhand gevonden. De bron van dit materiaal is echter onbekend gebleven.
Verdachtes laatste verklaring bij de politie en zijn verklaring ter terechtzitting houden in dat hij die nacht met een meisje op een bankje bij de Bronckhorstschool heeft gezeten. Ze hebben gezoend, hij heeft het meisje gevingerd en zij heeft hem afgetrokken. Dat was van beide kanten vrijwillig. Toen zij hem pijn deed bij zijn geslachtsdeel heeft hij haar een zet/duw ter hoogte van haar schouders gegeven, waardoor zij achterover op de grond viel, en heeft hij haar uitgescholden. Hij is daarna teruggegaan naar café Thomas. Verdachte is vervolgens door zijn vrienden [A] en [B] met de auto naar huis gebracht. Hij was rond 2.00 uur thuis.
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader.
Ook hier was dit het geval. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, is echter de enkele verklaring van één getuige (die van het vermeende slachtoffer) in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting moet de rechter echter onverminderd de overtuiging krijgen dat het feit is gepleegd, zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter extra voorzichtig zijn om op grond van hetgeen overigens blijkt aan te nemen dat het feit is gepleegd.
De rechtbank gaat er vanuit dat de aangeefster het meisje is geweest waar verdachtes verklaring op ziet. Het onder de pinknagel van de aangeefster aangetroffen DNA, dat met een grote mate van zekerheid aan verdachte toebehoort, alsmede verdachtes afgelegde verklaringen dat hij die nacht op het schoolplein bij de Bronckhorstschool seksueel contact heeft gehad met een vrouw/meisje waarvan de door hem gegeven omschrijving, afgezien van zijn inschatting van haar leeftijd, in hoge mate overeenkomt met de uit het dossier blijkende omschrijving van de aangeefster, acht de rechtbank hiertoe redengevend. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat verdachtes DNA door een toevallige aanraking in de kroeg juist onder de nagel van de aangeefster is terechtgekomen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte gaandeweg meer en gedetailleerder is gaan verklaren over wat er die avond met het meisje/de vrouw is voorgevallen. Op basis van de inhoud van de door verdachte afgelegde verklaringen - ook gezien de letterlijke uitwerking van de vragen en antwoorden die in het dossier is gevoegd - acht de rechtbank niet uitgesloten dat
verdachtes verklaring in ieder geval ten dele tot stand is gekomen door (niet zonder meer bewust) leidende vragen en de druk van de verhoorsituatie.
De raadsvrouw heeft in haar pleidooi gewezen op een aantal voorbeelden waar dat mogelijk aan de orde zou kunnen zijn geweest. Daarbij komt dat bijvoorbeeld verdachtes verklaring dat hij op de aangeefster is gevallen met zijn geslachtsdeel in dat van haar een hoogst onaannemelijke feitelijke gang van zaken schetst die ieder voorstellingsvermogen te boven gaat.
Het voorgaande in aanmerking nemend, zal de rechtbank voor wat betreft de verklaring van verdachte uitgaan van de hiervoor weergegeven verklaring die verdachte uiteindelijk heeft afgelegd bij de politie en ook ter terechtzitting.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de aangeefster nogal wat hiaten bevatten, mogelijk als gevolg van haar overmatig alcoholgebruik die avond. Die hiaten betreffen niet alleen feiten en omstandigheden van voor en/of na het voorval, bijvoorbeeld het hiervoor weergegeven bezoek aan de shoarmazaak en het daar bellen met haar telefoon door de eigenaar, maar betreffen ook het voorval zelf. Verder heeft de aangeefster veelal vaag verklaard door bijvoorbeeld het gebruik van de woorden "ik heb het idee dat..." en "ik heb het gevoel dat..." en "dat is het beeld dat ik zie..." Ook heeft zij verklaard dat zij enige tijd buiten bewustzijn is geweest waardoor zij zich weinig kan herinneren.
Vast staat voorts dat verdachte rond 2.00 uur thuis was en dat de aangeefster tussen 2.30 en 3.00 uur de feesttent binnenliep. Ook stelt de rechtbank vast dat het door de aangeefster gegeven dadersignalement grote verschillen vertoont met het uiterlijk van verdachte, in het bijzonder als het gaat om de lengte en de kleding.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de verklaringen van verdachte en de aangeefster, de hiervoor genoemde omstandigheden en de overige inhoud van het procesdossier is de rechtbank van oordeel dat de bewijsmiddelen ruimte laten voor een scenario waarin de aangeefster, na haar ontmoeting met verdachte, nog contact heeft gehad met een andere man waarbij mogelijk sprake is geweest van onvrijwillig sexueel contact en andere gewelddadigheden. De rechtbank wijst in dit verband in het bijzonder op de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] die tussen 2.00 uur en 2.30 uur bij de hoofdingang van de Bronckhorstschool een vrijwel geheel ontklede vrouw, die voldoet aan het signalement van de aangeefster, met een man hebben gezien. De man raapte kledingstukken van de grond en gooide deze in een kleine zwarte auto. Deze getuigen hebben verklaard dat zij weten hoe verdachte eruit ziet en dat de man die zij hebben gezien niet verdachte was. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het aannemelijk dat de vrouw waar de verklaringen van deze getuigen op doelen de aangeefster is en ziet zij geen aanknopingspunten om te oordelen dat - toevallig - op dat tijdstip een andere vrijwel geheel ontklede vrouw die aan het signalement van de aangeefster voldeed zich in de nabijheid van de Bronckhorstschool bevond. De rechtbank ziet in de verklaring van de aangeefster van 2 oktober 2009 tegenover de politie bevestiging dat zij de vrouw was die de getuigen hebben gezien: de aangeefster heeft verklaard dat zij voorovergebogen stond bij een zwarte auto, dat dat ook het enige beeld is dat zij heeft: een zwarte auto of een vrachtauto.
Met betrekking tot het alternatieve scenario neemt de rechtbank voorts de op 5 oktober 2009 afgelegde getuigenverklaring van [getuige 4] in aanmerking. Deze houdt in dat de aangeefster haar op 4 september 2009 heeft opgebeld en heeft gezegd dat ze zich niet kon voorstellen dat het maar één man was geweest die haar zou hebben verkracht.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aan verdachte primair tenlastegelegde verkrachting en de cumulatief-alternatief tenlastegelegde aanranding niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte moet daarvan dan ook worden vrijgesproken. Of de duw/zet waar verdachte over heeft verklaard wettig en overtuigend bewezen kan worden hoeft niet te worden beoordeeld, aangezien deze handeling niet is opgenomen in de feitelijke omschrijving van de subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling respectievelijk mishandeling. Ook van deze feiten wordt verdachte vrijgesproken.
4. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[X] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.564,60,-.
4.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij [X] niet-ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [X] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Alwin, voorzitter,
mrs. O.F. Bouwman en W.N.L. Donker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.X. Cozijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2011.
mr. L. Alwin is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie, dat aan de voorzitter is overgelegd en waarvan de inhoud aan het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 1 december 2011 zal worden gehecht.
2 De pleitnotitie van de raadsvrouw van verdachte, die aan de voorzitter is overgelegd en waarvan de inhoud aan het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 1 december 2011 zal worden gehecht.