1. Procesverloop
1.1 Verweerder heeft op 6 juli 2011 een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waarin eiser is aangezegd Nederland onmiddellijk te verlaten. Eiser heeft tegen dit besluit op 1 augustus 2011 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 15 september 2011 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit op 26 september 2011 beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 10 november 2011. Eisers gemachtigde heeft de rechtbank bij brief van 9 november 2011 meegedeeld dat zij, noch eiser, ter zitting zullen verschijnen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Op 6 juli 2011 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in bewaring gesteld. Deze bewaring is op 7 juli 2011 opgeheven.
Blijkens het op 7 juli 2011 opgestelde proces-verbaal heeft eiser in het gehoor waarvan het proces-verbaal verslag doet, verklaard dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.3 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (hierna: richtlijn) is deze richtlijn van toepassing op illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen.
2.4 Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat het terugkeerbesluit in strijd met punt 6 van de considerans van de richtlijn is. Een terugkeerbesluit mag immers niet louter gegrond zijn op het illegaal verblijf van een vreemdeling. Overigens merkt eiser op dat hij wel degelijk rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat om die reden de bewaring ook is opgeheven.
2.5 Eiser heeft bij brief van 9 november 2011 aangegeven dat zijn procesbelang is gelegen in het verkrijgen van een schadevergoeding. Als het terugkeerbesluit wordt vernietigd, dan behelst dit dat de vreemdelingenbewaring ten onrechte is opgelegd en dat hij daarmee in aanmerking komt voor schadevergoeding, aldus eiser.
2.6 De rechtbank merkt allereerst op dat de considerans is bedoeld om de inhoud van de bepalingen in de richtlijn te preciseren. Onder verwijzing naar en in navolging van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 24 november 2005, (C-136/04, Deutsche Milch-Kontor, Jurispr. 2005 blz. I-10095, rechtsoverweging 32), overweegt de rechtbank dat een considerans geen bindende rechtskracht heeft en niet kan leiden tot afwijking van de bepalingen van de richtlijn zelf.
2.7 De rechtbank stelt vervolgens vast dat niet is weersproken dat eiser de Nederlandse nationaliteit heeft. De richtlijn is, gelet daarop, niet op eiser van toepassing. Dit maakt echter niet dat het terugkeerbesluit daarom onrechtmatig is geweest op het moment dat dit werd uitgevaardigd. Hierbij is het volgende van belang.
2.8 Het terugkeerbesluit is op 6 juli 2011 om 12.29 uur aan eiser opgelegd. Eerst op 7 juli 2011 heeft eiser, in het verhoor van 10.15 uur, zijn identiteit en nationaliteit kenbaar gemaakt. Eerst met ingang van dat moment kon het verweerder duidelijk zijn dat de richtlijn niet op eiser van toepassing was. Op dezelfde dag heeft verweerder de bewaring opgeheven. Gelet hierop komt eiser niet in aanmerking voor een schadevergoeding wegens onrechtmatig opgelegde vreemdelingenbewaring, nu het terugkeerbesluit ten tijde van de uitvaardiging daarvan niet onrechtmatig was.
2.9 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.10 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.