ECLI:NL:RBSGR:2011:BU7703

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
975917 \ RL EXPL 10-20063
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. ter Kuile
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van vordering bij langdurige vluchtvertraging en toepassing van EU-verordening

In deze zaak vorderden de eisers, passagiers van een vertraagde vlucht van ArkeFly, financiële compensatie op basis van Verordening (EU) nr. 261/2004. De vlucht, die op 7 december 2007 met 16 uur vertraging op Amsterdam Schiphol Airport landde, leidde tot een vordering van € 800,-, vermeerderd met rente en kosten. ArkeFly verweerde zich door te stellen dat de vordering was vervallen, omdat deze niet binnen de termijn van twee jaar, zoals voorgeschreven in artikel 8:1835 BW, was ingesteld. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisers inderdaad was vervallen, aangezien deze niet tijdig was ingediend. De rechter benadrukte dat het luchtvaartrecht wordt beheerst door verschillende verdragen, waaronder het Verdrag van Montreal, maar dat in dit geval de nationale wetgeving van toepassing was. De rechter concludeerde dat de eisers niet-ontvankelijk waren in hun vordering en dat de proceskosten voor rekening van de eisers kwamen, met uitzondering van de kosten die ArkeFly nodeloos had veroorzaakt. Het vonnis werd uitgesproken op 20 september 2011.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie 's-Gravenhage
ad
Rolnummer: 975917 \ RL EXPL 10-20063
20 september 2011 (bij vervroeging)
Vonnis in de zaak van:
1. [eiser],
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. R. Hilgersom (Aviaclaim),
tegen
de besloten vennootschap TUI Airlines Nederland B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
gedaagde partij,
gemachtigden: mrs. R.L.S.M. Pessers en A.K. Sjouw en G.J. van de Beek.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eisers]" en "ArkeFly".
1. Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken:
- het exploot van dagvaarding van 17 juni 2010, met producties;
- de incidentele conclusie tot aanhouding tot na wijzen arrest Hof van Justitie EU tevens houdende conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende conclusie van repliek, met producties;
- de rolbeslissing van 9 februari 2011 waarbij het verzoek tot aanhouding van ArkeFly - in verband met de (voorgenomen) voorlegging van nadere prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie door andere rechters - is afgewezen;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte uitlaten van de zijde van [eisers];
- het verhandelde ter terechtzitting tijdens de op 30 augustus 2011 gehouden pleidooien, waar beide partijen - [eisers] bij hun gemachtigde en ArkeFly vertegenwoordigd door mr. C.E.R. Maasdam, bedrijfsjurist, en bijgestaan door mrs. R.L.S.M. Pessers en G.J. van de Beek - zijn verschenen, alsmede de aldaar overgelegde pleitnota's van beide partijen en de op voorhand door ArkeFly overgelegde producties.
2. Feiten
2.1 [eisers] zouden op 6 december 2007 door ArkeFly van Fuerteventura, Canarische Eilanden, naar Amsterdam Schiphol Airport vervoerd worden.
De vlucht zou worden uitgevoerd onder vluchtnummer OR176.
2.2 De vlucht is op 7 december 2007 met 16 uur vertraging op Amsterdam Schiphol Airport geland.
3. Vordering
3.1 [eisers] vorderen dat ArkeFly bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 800,- te vermeerderen met rente en kosten.
3.2 Naast de hiervoor vermelde feiten wordt de vordering - zakelijk weergegeven - gegrond op de volgende stellingen. De geboekte vlucht is uitgevoerd met een zodanig langdurige vertraging, dat daardoor aanspraak bestaat op compensatie op de voet van artikel 7 van de in deze toepasselijke EG-verordening 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening). Verwezen wordt naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans geheten: Hof van Justitie, hierna aan te duiden als: HvJ EU), van 19 november 2009 in de zaak met nummers C-432/07 en C 402/07, NJ 2010/137, LJN: BK4714, welke uitspraak hierna zal worden aangeduid als: Sturgeon-arrest.
De aanspraak op compensatie bedraagt in dit geval € 400,- per persoon, dus € 800,- in totaal. ArkeFly heeft de verschuldigde vergoeding ondanks sommatie niet willen voldoen. ArkeFly dient vertragingsrente te vergoeden.
4. Verweer
4.1. ArkeFly heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in hun vordering, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten. Zij beroept zich primair op verval van de gepretendeerde vordering, nu deze niet is ingesteld binnen de in artikel 35 van het Verdrag van Montreal, althans artikel 8: 1835 BW, gestelde termijn.
5. Beoordeling
5.1 Het primaire verweer van ArkeFly treft doel. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.2 Het luchtvaartrecht wordt beheerst door diverse verdragen, in het bijzonder door het Verdrag van Montreal. Materie die niet geregeld wordt door deze verdragen, wordt beheerst door het nationale recht.
5.3 Anders dan ArkeFly tot uitgangspunt neemt, is op de onderhavige zaak niet het Verdrag van Montreal van toepassing. Dit blijkt uit hetgeen is overwogen en beslist in het Sturgeon-arrest, gelezen tegen de achtergrond van eerdere jurisprudentie van het HvJ EU.
Daaruit blijkt dat naar het oordeel van het HvJ EU het Verdrag van Montreal ziet op de voorwaarden voor het instellen van een vordering tot vergoeding van individuele schade die het gevolg is van een vertraging. De Verordening daarentegen, strekt er naar 's hofs oordeel toe onmiddellijke en gestandaardiseerde compensatie te bieden voor identieke schade die (voor wat het hier gevorderde betreft) bestaat uit het geleden tijdsverlies op zichzélf. De twee regelingen bestaan volgens het HvJ EU naast elkaar.
5.4 Of de vordering van [eisers] is vervallen kan dus niet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van het Verdrag van Montreal. In zoverre komt de kantonrechter hiermee terug op het standpunt ingenomen vóór het Sturgeon-arrest.
5.5 Er dient te worden teruggevallen op het nationale recht; op de regeling van afdeling 13 van de 20ste titel van boek 8 BW om precies te zijn, aangezien het hier gaat om een vordering terzake van een overeenkomst van luchtvervoer. In zo'n geval geldt een vervaltermijn van twee jaar, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van (de geplande) aankomst op de bestemming. Dit volgt uit artikel 8:1835 BW. Aan de algemene verjaringstermijn van boek 3 BW wordt dan niet toegekomen.
De stelling van [eisers] dat artikel 35 van het Verdrag van Montreal is geïncorporeerd in artikel 8:1835 BW waardoor dit laatste artikel slechts gelding heeft in het geval het verdrag van toepassing is, wordt verworpen. De omstandigheid dat de nationale wetgever bij de totstandkoming van de vervalregeling voor de overeenkomst van luchtvervoer in het Burgerlijk Wetboek heeft aangehaakt bij het Verdrag van Montreal, maakt niet dat de reikwijdte van de nationale regeling is beperkt tot die van bedoeld verdrag. Dat de stelling van [eisers] niet juist kan zijn volgt overigens ook al uit de omstandigheid dat artikel 8: 1835 BW alleen al door de bewoordingen waarin het is gesteld een ruimere strekking heeft dan artikel 35 van het Verdrag van Montreal.
5.6 [eisers] zijn op 7 december 2007 aangekomen op Amsterdam Schiphol Airport. Uit het vooroverwogene volgt dat hun vordering al was vervallen toen op 17 juni 2010 de dagvaarding in deze zaak werd uitgebracht. [eisers] kunnen daarom niet in hun vordering worden ontvangen.
5.7 De proceskosten komen voor rekening van [eisers], met uitzondering van de kosten gemoeid met het door ArkeFly opgeworpen "incident", die voor haar rekening zullen blijven. ArkeFly heeft deze kosten immers nodeloos veroorzaakt.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun vordering;
II. veroordeelt ArkeFly in de kosten van het "incident", tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 100,- aan salaris voor de gemachtigde;
III. veroordeelt [eisers] in de overige kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van ArkeFly begroot op € 400,- aan salaris voor de gemachtigde;
IV. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de betalingsveroordelingen.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. R.J. ter Kuile en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2011.