AmO
Rolnummer: 1016397 \ RL EXPL 10-34721
13 september 2011 (bij vervroeging)
1. [eiser],
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. R. Hilgersom (Aviaclaim),
de besloten vennootschap TUI Airlines Nederland B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
gedaagde partij,
gemachtigden: mrs. R.L.S.M. Pessers, J.D. van de Meent, G.J. van de Beek en A. Thissen.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eisers]" en "ArkeFly".
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken:
- het exploot van dagvaarding van 11 november 2010, met producties;
- de incidentele conclusie tot aanhouding tot na wijzen arrest van het Hof van Justitie Europese Unie, tevens conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende conclusie van repliek, met producties;
- de rolbeslissing van 31 maart 2011, waarbij het verzoek tot aanhouding van ArkeFly - in verband met de (voorgenomen) voorlegging van nadere prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie door andere rechters - is afgewezen;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- het verhandelde ter terechtzitting tijdens de op 30 augustus 2011 gehouden pleidooien, waar beide partijen - [eisers] bij hun gemachtigde en ArkeFly vertegenwoordigd door mr. C.E.R. Maasdam, bedrijfsjurist, en bijgestaan door mrs. Pessers en Van de Beek namens de gemachtigden - zijn verschenen, alsmede de aldaar overgelegde pleitnota's en de op voorhand door ArkeFly overgelegde producties.
2.1 [eisers] hebben een reis geboekt naar Bonaire en Aruba. Zij zouden door ArkeFly van Amsterdam Schiphol Airport naar het vliegveld op Bonaire en vanaf Aruba naar Amsterdam Schiphol Airport terugvervoerd worden.
2.2 De heenvlucht zou worden uitgevoerd onder vluchtnummer OR365. De oorspronkelijk geplande vertrektijd vanuit Amsterdam op 22 november 2008 was om 10.00 uur (lokale tijd). De geboekte vlucht is in verband met een de-icing procedure en een noodzakelijke "crew rest" op Curaçao met een vertraging van 3 uur en 16 minuten op Bonaire geland.
2.3 De terugvlucht zou worden uitgevoerd onder vluchtnummer OR362. De oorspronkelijk geplande vertrektijd vanuit Aruba d.d. 5 december 2008 was om 14.50 uur (lokale tijd). De geboekte vlucht is als gevolg van een technisch mankement aan het toestel waarmee deze zou worden uitgevoerd, met een vertraging van ca. 71/2 uur - op Amsterdam Schiphol Airport geland.
3.1 [eisers] vorderen dat ArkeFly bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.400,-, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2 Naast de hiervoor vermelde feiten wordt de vordering - zakelijk weergegeven - gegrond op de volgende stellingen. De geboekte vluchten zijn uitgevoerd met een zodanig langdurige vertraging, dat daardoor aanspraak bestaat op compensatie op de voet van artikel 7 van de in deze toepasselijke EG-verordening 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening). Verwezen wordt naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans geheten: Hof van Justitie, hierna aan te duiden als: HvJ EU), van 19 november 2009 in de zaak met nummers C-432/07 en C 402/07, NJ 2010/137, LJN: BK4714, welke uitspraak hierna zal worden aangeduid als: Sturgeon-arrest.
De aanspraak op compensatie bedraagt in dit geval € 1.200,- per persoon, dus € 2.400,- in totaal. ArkeFly heeft de verschuldigde vergoeding ondanks herhaald betalingsverzoek niet willen voldoen.
4.1. ArkeFly heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in hun vordering, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
4.2. ArkeFly voert in dit verband - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
4.2.1. De Verordening is niet van toepassing op de terugvlucht. De vertraging tijdens die vlucht heeft plaatsgevonden in een land buiten de Europese Unie, namelijk op Aruba. Nu [eisers] ter plaatse zorg en bijstand hebben ontvangen, bestaat er onder de Verordening geen recht op compensatie.
4.2.2. De verordening geeft [eisers] geen aanspraak op compensatie. Er is immers geen sprake van annulering, maar van vertraging. De Verordening voorziet niet in een compensatie op de voet van artikel 7 in het geval van vertraging. Het HvJ EU heeft in het Sturgeon-arrest weliswaar anderszins geoordeeld, maar dit arrest kan niet worden gevolgd omdat het in strijd is met het eerder door het HvJ EU gewezen IATA-arrest van 10 januari 2006 (NJ 2006/372, LJN: AU9523) en de Verordening (bij de uitleg die het HvJ EU in het Sturgeon-arrest daaraan heeft gegeven) in strijd is met het Verdrag van Montreal (d.d. 28 mei 1999, Trb. 2000/32) en verschillende communautaire rechtsbeginselen. Het Sturgeon-arrest geeft aanleiding tot het stellen van nadere prejudiciële vragen aan het HvJ EU. Een beslissing in deze zaak zou met het oog daarop moeten worden aangehouden. Althans, een aanhouding is aan de orde gelet op de aan het HvJ EU naar aanleiding van het Sturgeon-arrest gestelde prejudiciële vragen. Een beslissing zou voorts moeten worden aangehouden in afwachting van een bij het Amsterdamse gerechtshof aanhangige zaak en een mogelijke vordering tot cassatie in het belang der wet.
4.2.3. De vertraging op de heenvlucht bedroeg minder dan vier uur. Uit het Sturgeon-arrest volgt dat in het geval de vertraging minder dan vier uur bedraagt, een eventuele aanspraak op compensatie voor een onder artikel 7 lid 2 sub c van de Verordening vallende vlucht - zoals hier - met 50% moet worden verminderd.
Toepasselijkheid van de Verordening
5.1 Ten aanzien van de terugreis heeft ArkeFly aangevoerd dat de Verordening toepassing mist. Te dien aanzien overweegt de kantonrechter het volgende.
5.2 De werkingssfeer van de Verordening blijkt uit artikel 3 van die Verordening. In lid 1 van dat artikel is (als hoofdregel) bepaald dat de Verordening, onder de in lid 2 gestelde voorwaarden, van toepassing is:
a. op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is (artikel 3 lid 1 onder a.);
b. op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is (artikel 3 lid 1 onder b.).
5.3 Vast staat dat [eisers] zijn vertrokken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, te weten van Aruba, Nederlandse Antillen, naar Schiphol Airport, welke laatste luchthaven is gelegen op het grondgebied van een EU-lidstaat. Het staat niet ter discussie dat de geboekte vlucht is uitgevoerd door een communautaire luchtvaartmaatschappij. In zoverre is dus voldaan aan de in artikel 3 lid 1 onder b van de Verordening weergegeven hoofdregel.
Dat [eisers] - naar de kantonrechter aanneemt op kosten van ArkeFly - op Aruba zorg en bijstand hebben ontvangen, staat op grond van de in zoverre onvoldoende weersproken stellingen van ArkeFly vast. De toepasselijkheid van de Verordening is in zo'n geval echter eerst dan uitgesloten, indien daarbij ook nog compensatie of bepaalde voordelen zijn ontvangen. ArkeFly heeft zelf aangegeven dat dit niet het geval is, zodat daarmee vaststaat dat de in artikel 3 lid 1 onder b van de Verordening gegeven uitzonderingsregel hier niet aan de orde is. De toepasselijkheid van de Verordening staat daarmee vast.
5.4 De vraag is vervolgens of ArkeFly gelet op het bepaalde in de Verordening gehouden is [eisers] te compenseren voor het feit dat zij op de heenreis ruim drie uur en op de terugreis zeven en een half uur later dan de geplande aankomsttijd zijn aangekomen op de luchthaven van bestemming.
5.5 Het HvJ EU heeft zich over deze rechtsvraag uitgelaten in de zaken die hebben geleid tot het hiervoor onder punt 3.2 genoemde Sturgeon-arrest. In dat arrest heeft het HvJ EU - voor zover voor de onderhavige zaak van belang - beslist, dat op het in de Verordening toegekende recht op compensatie als bedoeld in artikel 7 ook aanspraak bestaat in het geval van een langdurige vertraging, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat deze vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden, dat wil zeggen van omstandigheden waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Van een langdurige vertraging is naar het oordeel van het HvJ EU sprake indien de eindbestemming drie of meer uren na de oorspronkelijk door de luchtvaartmaatschappij geplande aankomsttijd wordt bereikt.
5.6 De kantonrechter volgt ArkeFly niet in haar standpunt dat het Sturgeon-arrest dwingt tot het stellen van nadere prejudiciële vragen aan het HvJ EU, ook niet na afweging van de belangen van ArkeFly bij aanhouding en die van [eisers] bij afdoening. Dienaangaande wordt overwogen dat de nationale rechter gebonden is aan hetgeen het HvJ EU heeft beslist over de uitlegging of de geldigheid van een handeling van een instelling van de gemeenschap (zoals de Verordening). Het staat de nationale rechter weliswaar vrij om zich, zo hij dit nodig oordeelt, opnieuw tot het HvJ EU te wenden met nadere prejudiciële vragen, maar in zo'n geval kan niet de geldigheid van het gewezen arrest aan de orde komen (HvJ EU 5 maart 1986 [Wünsche], LJN BE6107). Het Sturgeon-arrest is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende duidelijk en laat - mede tegen de achtergrond van 's hofs eerdere jurisprudentie betreffende de Verordening, die consistent is - geen ruimte voor twijfel omtrent de geldigheid van de Verordening. In het bijzonder blijkt uit voormelde jurisprudentie dat het HvJ EU de compensatieregeling in de Verordening - al dan niet conform de uitleg die het daaraan in het Sturgeon-arrest heeft gegeven - niet in strijd acht met het bepaalde in artikel 29 van het Verdrag van Montreal, in welk artikel het exclusieve karakter van het Verdrag tot uitdrukking komt. Volgens het HvJ EU ziet het Verdrag van Montreal op de voorwaarden voor het instellen van een vordering tot vergoeding van individuele schade die het gevolg is van een vertraging, terwijl de Verordening ertoe strekt onmiddellijke en gestandaardiseerde compensatie te bieden voor identieke schade die (wat de situatie betreft waarop artikel 7 ziet) bestaat uit het geleden tijdsverlies op zichzélf. De twee regelingen kunnen volgens het HvJ EU om die reden naast elkaar bestaan. De omstandigheid dat in artikel 12 lid 1 van de Verordening is voorzien in de mogelijkheid de toegekende compensatie op grond van de Verordening in mindering te brengen op eventuele verdere compensatie, doet aan het voorgaande niet af.
Het Sturgeon-arrest geeft de kantonrechter dus geen aanleiding tot het stellen van nadere prejudiciële vragen. Het aan het HvJ EU voorleggen van de door ArkeFly geformuleerde vragen zou, gelet op het voorgaande, in feite neerkomen op het aan de orde stellen van de geldigheid van het Sturgeon-arrest, hetgeen zoals vermeld niet is toegestaan. Voor een aanhouding van de beslissing in afwachting van een antwoord van het HvJ EU op door andere rechters naar aanleiding van het Sturgeon-arrest gestelde vragen, of in afwachting van uitspraken van nationale appelrechters, ziet de kantonrechter tegen de achtergrond van het vooroverwogene evenmin drijfveren. De kantonrechter ziet verder geen reden te anticiperen op een mogelijk cassatieberoep "in het belang der wet".
5.7 De kantonrechter zal de onderhavige zaak derhalve thans afdoen en zich daarbij baseren op hetgeen is beslist in het Sturgeon-arrest en andere relevante uitspraken van het HvJ EU. Nu het HvJ EU in het Sturgeon-arrest niet anderszins heeft overwogen of beslist, geldt de daarin gegeven uitleg van de Verordening vanaf de datum dat deze in werking is getreden.
5.8 Het verweer van ArkeFly, dat de vertraging die [eisers] hebben geleden (ruim 3 en circa 7 1/2 uur) geen aanspraak doet ontstaan op de in artikel 7 van de Verordening vermelde compensatie, wordt verworpen. Het tegendeel volgt immers uit de beslissing van het HvJ EU in het Sturgeon-arrest.
5.9 Het gaat in deze zaak om een niet-intracommunautaire vlucht met een reisafstand van meer dan 3500 km. Dit zo zijnde, leidt het vooroverwogene tot de conclusie dat [eisers] aanspraak hebben op een op artikel 7 lid 1 van de Verordening gebaseerde compensatie van € 600,- per persoon voor de heenreis en eenzelfde bedrag voor de terugreis.
Reductieregeling: vertraging minder dan 4 uur
5.10 Partijen zijn het erover eens dat de compensatie voor de heenvlucht op de voet van het bepaalde in artikel 7 lid 2 van de Verordening met 50% moet worden verminderd, nu de vertraging minder dan 4 uur bedraagt. Het voorgaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat [eisers] in totaal jegens ArkeFly aanspraak hebben op een compensatie van € 900,- per persoon. De totale vordering is daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 1.800,-. Het meergevorderde wordt afgewezen. Bij gebreke van een gevorderde ingangsdatum zal de wettelijke rente daarover worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarden.
5.11 ArkeFly zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure - die van het "aanhoudingsverzoek" daaronder mede begrepen - worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt ArkeFly om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan [eisers] te voldoen, een bedrag van € 1.800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt ArkeFly in de kosten van de procedure, die van het "aanhoudingsincident" daaronder mede begrepen, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 977,93 waarvan € 750,- aan salaris voor de gemachtigde;
III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. R.J. ter Kuile en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2011.