ECLI:NL:RBSGR:2011:BU7526

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/422
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discriminatie van een militaire ambtenaar op basis van seksuele geaardheid en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 november 2011, gaat het om een militaire ambtenaar die een verzoek om schadevergoeding indiende wegens vermeende discriminatie op basis van zijn homoseksualiteit. Eiser, die van 1963 tot 1999 werkzaam was bij de Minister van Defensie, had eerder in 1999 een verzoek ingediend om schadevergoeding, dat in 2000 werd afgewezen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 29 januari 2004 bevestigd dat het verzoek was verjaard, omdat er meer dan vijf jaar was verstreken sinds het vermeende schadeveroorzakende handelen. Eiser stelde dat hij door zijn seksuele geaardheid was gediscrimineerd en dat hij nooit de kans had gekregen om een hogere rang te bereiken vanwege zijn beoordelingen.

Eiser verwees naar een uitspraak van de rechtbank van 5 maart 2007, waarin werd erkend dat hij had geleden onder de bejegening als homoseksueel. De rechtbank overwoog echter dat deze uitspraak niet kon worden aangemerkt als een nieuw feit in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het verzoek van eiser moest worden opgevat als een herhaald verzoek om schadevergoeding, waarvoor al eerder was beslist. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die het verzoek konden onderbouwen, en dat het verzoek terecht was afgewezen door verweerder.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/422
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 november 2011 in de zaak tussen
[A], te [plaats], eiser
en
de Minister van Defensie, verweerder
(gemachtigde: mr. J. van de Ruit)
Procesverloop
Bij brief van 1 november 2007 heeft eiser verzocht om met terugwerkende kracht tot 1 mei 1991 te worden bevorderd naar de rang van [rang].
Bij brief van 14 december 2007 heeft verweerder geantwoord geen aanleiding te zien om op eisers verzoek te reageren.
Tegen deze brief heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 6 december 2010 heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld op 12 oktober 2011.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1 Eiser was van 1963 tot en met 1 augustus 1999, de datum van zijn functioneel leeftijdsontslag, werkzaam bij verweerder, laatstelijk in de functie van [functie].
2 Bij brief van 23 september 1999 heeft eiser verzocht om toekenning van een schadevergoeding omdat hij als homoseksueel door de dienst is gediscrimineerd in de periode van 1970 tot 1994.
3 Bij besluit van 26 juli 2000 is dit verzoek afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is op 29 januari 2004 door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad heeft overwogen dat ten tijde van de aanvraag meer dan vijf jaar is verstreken sinds het schadeveroorzakende handelen en dat financiële aanspraken jegens de overheid na vijf jaar zijn verjaard.
4 Bij brief van 1 november 2007 heeft eiser verzocht hem met terugwerkende kracht tot 1 mei 1991 te bevorderen naar de rang van [rang].
Bij brief van 14 december 2007 heeft verweerder geantwoord dat hij dit verzoek niet in behandeling zal nemen.
Bij uitspraak van 19 januari 2009 heeft de rechtbank eisers beroep ongegrond verklaard, omdat geen sprake zou zijn van een besluit.
Deze uitspraak is door de Centrale Raad vernietigd. In zijn uitspraak van 2 september 2010 heeft de Raad geoordeeld dat iedere aanvraag in behandeling dient te worden genomen en dat eisers verzoek van 1 november 2007 dient te worden aangemerkt als een aanvraag. De Raad heeft geoordeeld dat verweerder een besluit op deze aanvraag zal moeten nemen en heeft de beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen.
5 Bij het thans bestreden besluit van 6 december 2010 heeft verweerder onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van 29 januari 2004, overwogen dat eisers verzoek is verjaard. Voorts zijn er geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd na het oorspronkelijke primaire besluit van 26 juli 2000.
6 Eiser heeft in beroep -kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij nimmer de mogelijkheid heeft gehad om een functie te vervullen met de rang van [rang] omdat zijn beoordelingen nooit goed genoeg waren, als gevolg van het feit dat hij gediscrimineerd werd. Hij heeft verder aangevoerd dat er een nieuw feit of omstandigheid is, te weten de uitspraak van de rechtbank d.d. 5 maart 2007. Dit is een uitspraak inzake het ABP-pensioen, waarbij de rechtbank eisers beroep ongegrond heeft verklaard, maar wel heeft overwogen dat zij het aannemelijk acht dat eiser heeft geleden onder de bejegening die hij als homoseksueel heeft ervaren.
7 Verweerder heeft gepersisteerd bij afwijzing van de aanvraag en ongegrondverklaring van het beroep.
8 De rechtbank overweegt dat het verzoek van eiser dient te worden opgevat als een herhaald verzoek, als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), om schadevergoeding in verband met vermeende discriminatie. Op dit verzoek is reeds beslist bij besluit van 26 juli 2000 en de daaropvolgende bezwaar- en beroepsprocedure heeft geleid tot de uitspraak van de Centrale Raad van 29 januari 2004.
Anders dan eiser heeft aangevoerd kan een uitspraak van de rechtbank niet worden aangemerkt als nieuw feit in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Nu sedert het vermeende schadeveroorzakende handelen en eisers verzoek meer dan vijf jaar zijn verstreken en geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden , heeft verweerder eisers bezwaar terecht ongegrond verklaard.
9 Het beroep is ongegrond.
10 Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, mr. D.G.D.J. Dop, rechter en B. Dedden, generaal-majoor b.d., militair lid, in aanwezigheid van A.J. Faasse - van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011.
griffier rechter