ECLI:NL:RBSGR:2011:BU6712
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.A. Koppen
- E. Weiss
- F.J. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot DNA-onderzoek op grond van geloofsovertuiging
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek van een individu, aangeduid als verzoeker, die om religieuze redenen weigerde mee te werken aan een DNA-onderzoek. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. de Voer, had eerder een verzoek ingediend om bloedverwantschap aan te tonen, maar weigerde dit te doen op basis van zijn geloofsovertuiging. De rechtbank had eerder, op 6 januari 2011, de behandeling van de zaak pro forma aangehouden om de verzoeker de gelegenheid te geven zich te beraden over zijn medewerking aan het DNA-onderzoek. In de daaropvolgende correspondentie heeft de verzoeker zijn standpunt herhaald dat hij niet kan meewerken aan een DNA-onderzoek, zelfs niet als dit op een alternatieve manier zou kunnen, zoals via vingerafdrukken.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzoeker niet heeft aangetoond dat zijn moeder zijn biologische moeder is, wat essentieel is voor de beoordeling van het verzoek. De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker, die zijn religieuze bezwaren tegen het DNA-onderzoek aanvoerde, niet geaccepteerd als voldoende om het verzoek te honoreren. De rechtbank oordeelde dat de vrijheid van godsdienst, zoals vastgelegd in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), niet betekent dat bewijslevering kan worden achterwege gelaten. Gezien de omstandigheden en de eerdere beschikking van 6 januari 2011, heeft de rechtbank besloten het verzoek van de verzoeker af te wijzen.
De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters P.A. Koppen, E. Weiss en F.J. Verbeek, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.