ECLI:NL:RBSGR:2011:BU6587

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-758786-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met geweld tijdens een overval op een medewerker van een bedrijf

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 1 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval. De feiten vonden plaats op 10 augustus 2011 in de Van der Vennestraat te 's-Gravenhage, waar de medeverdachten [B] en [A] een medewerker van [BV] beroofden van een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte, die eerder voor [BV] had gewerkt, fungeerde als tipgever en had informatie verstrekt over de tijd en locatie van de geldophaling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstal met geweld, omdat hij opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen had verschaft aan de medeverdachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van medeplegen, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van medeplichtigheid bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [BV] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot betaling van € 577,97. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werkloosheid en het feit dat hij een uitkering ontving.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758786-11
Datum uitspraak: 1 december 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte (C)],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Flevoland, Huis van Bewaring "Almere Binnen" te Almere.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 november 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.S. Warnaar en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A. Oass, advocaat te Haarlem, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Van der Vennestraat ter hoogte van nummer 173, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een plastic tas(je) met inhoud (zijnde een geldbedrag van ongeveer 32.850 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] en/of [BV], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [X] en/of (vervolgens) met kracht duwen tegen de rug van die [X], waardoor die [X] voorover op de bestuurdersstoel van zijn auto kwam te liggen en/of (vervolgens) met kracht drukken/duwen van het hoofd van die [X] tegen de zitting van de stoel van die auto;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[B] en/of [A] of omstreeks 10 augustus 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Van der Vennestraat ter hoogte van nummer 173, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een plastic tas(je) met inhoud (zijnde een geldbedrag van ongeveer 32.850 Euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] en/of [BV], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [B] en/of [A] en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [X] en/of met kracht duwen tegen de rug van die [X], waardoor die [X] voorover op de bestuurdersstoel van zijn auto kwam te
liggen en/of (vervolgens) met kracht drukken/duwen van het hoofd van die [X] tegen de zitting van de stoel van die auto, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
in of omstreeks de periode van 15 juli 2011 tot en met 10 augustus 2011 te Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door informatie te geven aan die [B] en/of [A] over de dag, tijd en/of locatie waarop die [X], althans een medewerker (kaartverkoper) van [BV] geld ging/kwam ophalen en/of informatie te geven over de auto waarmee die medewerker zou rijden en/of waar die medewerker zijn auto zou parkeren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding1
De in de inleiding opgenomen feiten en omstandigheden kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 11 augustus 2011 zijn de medeverdachten in deze zaak, [B] en [A], in de auto van verdachte [A], een roodkleurige BMW, voorzien van het kenteken [kenteken], naar Den Haag gereden2 en hebben de auto geparkeerd in een doodlopend straatje. Daar is verdachte [B] uit de auto gestapt. Verdachte [A] heeft de auto omgekeerd en is in de auto op verdachte [B] blijven wachten.3
Aangever was op dat moment, omstreeks 11:30 uur, als medewerker van [BV] (hierna [BV] genoemd) bij een klant (een belwinkel) in de Van der Vennestraat. Aangever was in het bezit van een plastic tas met contant geld van [BV]4. Toen aangever nadat hij bij die klant was vertrokken naar zijn auto liep, heeft verdachte hem van achteren benaderd. Op het moment dat aangever het portier van zijn voertuig had geopend, werd hij door verdachte [B] de auto in geduwd en met zijn hoofd tegen de zitting van de bestuurdersstoel gedrukt5. Verdachte [B] heeft vervolgens de plastic tas met het geld gepakt en is weggerend in de richting van het voertuig van verdachte [A] waar hij is ingestapt.6 Verdachte [B] en verdachte [A] zijn samen met hoge snelheid in de auto weggereden.7
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte betrokken is geweest bij deze overval en indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, of hij als medepleger van, dan wel als medeplichtige aan, het ten laste gelegde feit moet worden aangemerkt.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte van het hem primair ten laste gelegde (medeplegen) vrij zal spreken en wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid aan) heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank verdachte bij gebreke van overtuigend bewijs dient vrij te spreken van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte [B] is meerdere keren door de politie gehoord. Hierbij heeft hij over de rol van verdachte en verdachte [A] (onder meer) het volgende verklaard.
Hij heeft de tip voor de overval aan het einde van de maand juli van [verdachte] gekregen, zijnde verdachte.8 [verdachte] heeft hem verteld dat rond 11.00 uur een man met geld langs zou komen en dat het bedrag wat hij bij zich had kon verschillen; het zou de ene keer twintig duizend euro zijn en de andere keer dertig duizend euro. Verdachte [B] is een aantal weken voor de overval gaan kijken of dat klopte. Hij is toen gebracht door verdachte [A]. Verdachte [A] wist dat verdachte [B] wilde kijken of het verhaal van [verdachte] klopte.9 De avond voor de overval heeft verdachte [B] met verdachte [A] besproken dat hij iemand zou beroven.10 Met zijn drieën hebben ze afgesproken dat ze het geld zouden verdelen.11
Na de overval hebben verdachte [B] en verdachte [A] het geld verdeeld.12 Volgens verdachte [B] zouden zowel hij als verdachte [A] een deel aan verdachte betalen. Daarover hebben ze afgesproken dat ze nog even zouden wachten omdat verdachte, aldus verdachte [B], gaat showen en ze dan gelijk door de mand zouden vallen.13
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van verdachte [B] voor zover die betrekking heeft op het feit dat verdachte de tip zou hebben gegeven als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt omdat verdachte [B] uit zichzelf al op de hoogte was geraakt van de benodigde informatie waarvan hij stelt dat hij deze van verdachte zou hebben gekregen. Verdachte [B] is namelijk geregeld met verdachte meegegaan bij het verrichten van werkzaamheden voor [BV]. Dit verweer is door de verdediging met verklaringen van [vader], de vader van verdachte, [vriendin], de vriendin van [vader] en [moeder], de moeder van verdachte geadstrueerd.
De rechtbank acht in dit kader allereerst van belang dat de vader van verdachte, [vader], heeft verklaard dat verdachte van augustus 2010 tot eind juli 2011 voor [BV] heeft gewerkt. In die perioden heeft verdachte samen met [vader] geld opgehaald. Daarbij kwam hij elke week bij telecenter Venne aan de Van der Vennestraat. Ook toen [vader] zelf niet meer bij [BV] werkte, heeft verdachte een aantal keer 'gereden'.14
Op grond van deze verklaring stelt de rechtbank vast dat verdachte dezelfde werkzaamheden voor [BV] heeft verricht als aangever; het ophalen van geld bij afnemers van [BV]. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zeer goed op de hoogte was van de wijze waarop het geld uit de winkels werd opgehaald, het het volledig ontbreken van enige beveiliging van de ophalers, alsmede de tijdstippen waarop en plaatsen waar het geld werd opgehaald.
Voorts vindt de verklaring van verdachte [B] over de betrokkenheid van verdachte steun in het telefoongesprek tussen verdachte [B] en verdachte [A] dat door de politie op 10 augustus om 20:02 uur is afgeluisterd en opgenomen. In dit telefoongesprek is (onder meer) het volgende door hen gezegd:
[B]: Maar ik denk die ene tas, die vorige keer we zagen die was loaded man
[A]: Ja maar kijk, als ik dit zo zie he..
[B]: Ja
(..)
[B]: Twintig (onverstaanbaar)
[A]: Kom op man, het is twintig wat je hebt gepakt
(...)
[B]: Kankerzooi, kankerzooi. Ik dacht we pakken iets van tonnetje, honderd.. . dikke ton
[A]: Ja, die dacht ik ook man
[B]: Zo, vijftigduizend, vijftigduizend man. .hadden we gewoon een jaarsalarisje
[A]: Snap je, maar nu, ik vind hem wel meevallen. Daarvoor zeg ik van: die tip van konno (fon) viel wel mee eerlijk
[B]: Ja, maar die ene zak was beter gevuld dat zeg ik wel eerlijk. Die andere zak was wel klein weet je, maar ja ik moest hem wel hitten, ik had geen keus, ja toch?
[A]: Ja, sowieso, sowieso. Maar zag je ook dat ie wat kleiner was, die zak?
[B]: Ja man die zak is kleiner man, ik zeg eerlijk. Die zak is echt klein man, vergeleken...
(...)
[B]: Ja het is wel effe gratis cash weetje, binnen..
[A]: Tuurlijk maar laten we denken. . . kom op, kom op
[B]: (zucht)
[A]: Wat wil je [verdachte] (fon) geven? Drie de man? Wat denk je, stel je nou voor tien tien.. . drie drie geven
[B]: Wat?
[A]: Nee stel je voor, zoals hoe we nu zitten. We hebben tien tien bijvoorbeeld. Jij geeft hem dan drie, ik drie, wat denk je zelf? Bij wijze van, zo had ie het gedachten, en dan wou die misschien nog vijf ook, nee vriend. [.....] (fon), straight to the point
(..)15
Voor de rechtbank staat het gelet op de inhoud van het gesprek vast dat verdachte [A] en verdachte [B] het hebben over de overval die verdachte [B] diezelfde dag heeft gepleegd op aangever [X]. Daarbij past ook dat die avond/nacht in de woning van verdachte [B] een geldbedrag van in totaal € 15.960,- ( verdeeld over coupures van € 5, € 10, € 20 en € 50)16 is aangetroffen en in de woning van verdachte [A] een geldbedrag van € 6.715,- (eveneens verdeeld over coupures van € 5, € 10, € 20 en € 50).17 In dit gesprek wordt door de beide medeverdachten expliciet gesproken over een tip van '[verdachte]' die tegenviel en het geven van ieder 'drie' aan die [verdachte].
In haar overtuiging dat met [verdachte] verdachte wordt bedoeld, wordt de rechtbank gesterkt door het gegeven dat verdachte [A] op de dag dat zijn voorlopige hechtenis werd geschorst en hij in vrijheid werd gesteld (12 augustus 2011) direct telefonisch contact heeft opgenomen met verdachte. Bij dit telefoongesprek is onder meer het volgende gezegd:
[verdachte]: Hallo?
[A]: He..(niet te verstaan).., ik moet jou spreken binnenkort man
[verdachte]: Ja
[A]: Ja effe.. hierzo is Turk, ik weet niet of je dat beseft
[verdachte]: Oh ja, ja, ja
[A]: ja,ja,ja;.is wel leuk en aardig dit..maar eh..ik kén je 1 ding vertellen. .jij wordt er ook bijgelapt jongen.
[verdachte]: Hoe bedoel je, met wat
[A]: ja met wat, hoe bedoel je met wat. Bedoel je goede maat jongen.
(..)
[A]: Kijk ik..tot nu toe heb ik als enige nog m'n bek gehouden voor jullie allemaal, maar ik kan je 1 ding vertellen, dit gaat niet goed Want hij is naar huj.. (niet te verstaan).. die agent zegt ook, nou legt hij een hele verklaring af hoe het in zijn werking is gegaan, met wie, met wie ie is geweest
[verdachte]: Nou..nou ja..ik weet niet., ben met [B] z'n ma, ik heb alles met haar gedaan: Ik heb haar, je weet toch, gesteund alles. .ik weet niet. .die Boy, die Boy zit gewoon nog vast.
[A]: He.. ja en? Weet je hoe dat komt. doordat hij volop hebt bekend én mij erbij hebt proberen te lappen, samen met jou. Weet niet of je dat beseft vriend.
[verdachte]: Ja.
[A]: Ja maar luister, als het zo doorgaat he hou ik m'n bek niet meer.
[verdachte]: Ik weet niet. .ja maar weet je wat het is gozer, m'n vader is naar de politie gegaan..en ja..die heeft het ook gehoord over jullie
[A]: Ja en? Weet je, wéet jij hoeveel geluk jij mag spreken dat jouw pa's papieren niet in mijn auto nog lagen. Dat we die nog gingen halen vriend, anders was jou pa helemaal de sjaak (fon)
[verdachte]: Ja, nou ja
[A]: onthoud dat nou maar vriend, en dan nog iets. als hij heel die verklaren is met jouw naam erbij. .ja denk ik ook jongen..dan ga jij d'r ook in mee. Dat meen ik serieus.
[verdachte]: Ja, maar ja
[A]: Snap je
[verdachte]: Ja, maar ja..ja..
[A]: Ja, weet je, ik vind dit..(niet te verstaan) nadeel [verdachte], maar dit gaat
niet goed bevriend, weet je
[verdachte]: ja maar..wat probeer je, wat probeer je nou in hemelsnaam te zeggen dan?
[A]: Ja, dat ik effe met je wil praten snap je..
[A]: Ja, dat meen ik serieus he, ik denk als je mij er zover in gaat betrekken, dan betrek ik je familie er ook bij he. Snap je wat ik bedoel. Als je zover met mij gaat, gaan we ver he
[verdachte]: Wat probeer je nou jongen, wat is er nou
[A]: luister..jullie naaien mij hard
(..)
[A]: dat wil ik..daar ben ik helemaal niet op uit jongen. Weet je waar ik op uit ben? Dat jij dalijk er ook wordt bijgelapt..want luister.. nu wordt er gezegd, wie heb dat plan verzonnen.[verdachte]..lk zeg, ik ken geen [verdachte] weet je..maar ik mag hopen voor jou dat [B] z'n bek d'r over houdt jongen, anders hangen hangen we allemaal.18
De rechtbank is van oordeel dat deze telefoongesprekken de verklaring van verdachte [B] met betrekking tot het aandeel van verdachte in de beroving van [X] ondersteunen. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat de verdachten heimelijk werden afgeluisterd en derhalve het idee zullen hebben gehad dat zij vrijuit konden praten. Tegen deze achtergrond is ook niet aannemelijk dat verdachte [B] en verdachte [A] verdachte bewust in strijd met de waarheid over verdachte hebben gesproken.
Daar komt nog bij dat verdachte [B] ook zeer belastend voor zichzelf heeft verklaard en dat niet is gebleken dat hij er enig belang bij heeft om in strijd met de waarheid een voor verdachte belastende verklaring af te leggen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte [B] op grond hiervan betrouwaar en bezigt deze voor het bewijs.
De verklaring van verdachte [B] in samenhang met de hiervoor vermelde bewijsmiddelen leveren het bewijs op dat verdachte aan verdachte [B] informatie heeft verschaft over de dag en het tijdstip waarop en de plek waar aangever geld kwam ophalen voor [BV] en dat hij in ruil daarvoor zou delen in de buit. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zowel opzet had op het verschaffen van de informatie als op het te plegen feit, te weten een diefstal met geweld. De verdachte moest er immers van uit gaan dat bij deze vorm van diefstal een confrontatie met de [BV] medewerker en gebruik van enige vorm van geweld om de zak met geld in bezit te krijgen onvermijdelijk was.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aandeel van verdachte te kwalificeren als medeplichtig aan de diefstal met geweld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde en zij zal wettig en overtuigend bewezen verklaren dat hij het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
3.5 De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
[B] en [A] op 10 augustus 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging, op de openbare weg, te weten de Van der Vennestraat ter hoogte van nummer 173, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen enig geldbedrag, toebehorende aan [BV], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [X] vervolgens met kracht drukken van het hoofd van die [X] tegen de zitting van de stoel van die auto,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 15 juli 2011 tot en met 10 augustus 2011 in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door informatie te geven aan die [B] over de dag, tijd en locatie waarop die [X], althans een medewerker van [BV] geld kwam ophalen.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een (geheel) onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft zich niet expliciet uitgelaten over de hoogte van de straf voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte [B] heeft samen met verdachte [A] op klaarlichte dag in de Van der Vennestraat te 's-Gravenhage een medewerker (hierna ook: aangever) van [BV] beroofd van een groot geldbedrag.
Verdachte, die tot kort voor de beroving werkzaam is geweest voor [BV], is hierbij opgetreden als tipgever. Aldus heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [BV] in hem als (ex)medewerker mocht stellen. Voorts heeft verdachte bijgedragen aan het leed dat aangever is aangedaan. Uit de toelichting van aangever op de vordering benadeelde partij blijkt dat hem veel schrik is aangejaagd en dat aangever zich sindsdien bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden onveilig voelt. Dit weegt zwaar mee nu deze werkzaamheden met zich brengen dat aangever regelmatig met grote contante geldbedragen van klanten over straat moet. Voorts is [BV] financieel benadeeld.
De rechtbank is evenals de officier van justitie van oordeel, dat het door verdachte [B] en verdachte [A] gepleegde feit het midden houdt tussen een straatroof en een overval. Het feit betreft een goed voorbereide overval op een medewerker van [BV] gedurende de uitvoering van zijn werkzaamheden, waarbij gebruik is gemaakt van informatie over de werkwijze van [BV], terwijl het feit in het openbaar is gepleegd. Uit oriëntatiepunten die ten behoeve van een uniforme straftoemeting zijn vastgesteld, volgt dat voor het plegen van een straatroof met 'licht' geweld, dat bestaat uit vastpakken en bedreiging waarbij een instrument of wapen wordt getoond, in de regel een gevangenisstraf voor de duur van zes tot twaalf maanden wordt opgelegd en dat voor het plegen van een overval met licht geweld in de regel een gevangenisstraf voor de duur van één tot twee jaar wordt opgelegd.
De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen voor het vaststellen van de aan verdachte op te leggen straf. De rechtbank ziet - anders dan de officier van justitie - in het feit dat verdachte slechts medeplichtig is geweest aan de overval aanleiding het uitgangspunt dat is gehanteerd in de zaken van de medeverdachten met een derde deel te verlagen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van verdachte. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding deze te betrekken bij de vaststelling van de strafmaat.
Voorts is over verdachte bekend geworden dat hij momenteel werkloos is en dat hij een uitkering geniet.
De rechtbank ziet in het gepleegde feit, waarbij verdachte kennelijk door financiële motieven is gedreven, en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen teneinde de kans op recidive te beperken.
Alles overwegende acht de rechtbank een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk moet worden toegewezen, waarbij het bedrag dat middels het beslag aan de benadeelde partij zal worden geretourneerd, op het toe te wijzen bedrag in mindering dient te worden gebracht. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat uit de bij de vordering gevoegde facturen, gelet op de daarop vermelde data, niet kan worden afgeleid dat het gevorderde bedrag is weggenomen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[BV] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 32.106,50.
De vordering is door [BV] geadstrueerd met een aantal verkoopfacturen van door [BV] aan verschillende ondernemingen verkochte artikelen. De rechtbank is van oordeel dat uit deze facturen, mede gelet op het feit dat hierop verschillende data in 2011 zijn vermeld, zonder enige toelichting onvoldoende blijkt dat de schade die [BV] heeft geleden als gevolg van de overval op aangever [X] op 10 augustus 2011 het gevorderde bedrag betreft.
De rechtbank gaat bij het vaststellen van het bedrag dat bij aangever is weggenomen daarom uit van het geldbedrag dat in totaal bij verdachte [A] en verdachte [B] is aangetroffen omdat het gelet op de samenstelling van de coupures van die bedragen voor de rechtbank vast staat dat dit geld bij de beroving is weggenomen. Dit betreft een bedrag van in totaal € 22.675,-. De rechtbank zal daarbij optellen het geldbedrag waarvoor verdachte [A] een Playstation 3, drie computerspellen en een Black Berry telefoon heeft laten kopen bij de Media Markt op 10 augustus 2011. De politie heeft tijdens een door hen uitgevoerde observatie geconstateerd dat deze goederen € 577,97 kostten. Dat betekent dat het totale bedrag waarvoor [BV] door verdachte en zijn medeverdachten is benadeeld neerkomt op (€ 22.675,- + € 577,97) € 23.252,97.
Gelet hierop zal de rechtbank [BV] voor het meer dan € 23.252,97 gevorderde bedrag, zijnde € 8.853,53, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien met de door haar aangevoerde onderbouwing niet is komen vast te staan dat dit schade betreft die is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering alsnog aanhangig maken bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van het bedrag van € 22.675,- dat bij verdachte [A] en verdachte [B] is aangetroffen en is in beslag genomen, overweegt de rechtbank dat zij in het vonnis van de verdachten [A] en [B] reeds heeft beslist dat dit bedrag aan de rechthebbende, zijnde [BV], dient te worden geretourneerd. De rechtbank zal [BV] voor dit bedrag eveneens niet-ontvankelijk verklaren nu zij voor dit deel reeds schadeloos zal worden gesteld.
Ten aanzien van de overige € 577,97 zal de rechtbank de vordering toewijzen nu op grond van het voorgaande is gebleken dat dit schade betreft die het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal daarbij evenwel bepalen dat het geldbedrag dat wordt verkregen uit de verkoop van de in de zaak van verdachte [A] verbeurdverklaarde Playstation 3, de drie computerspellen en een Black Berry telefoon in mindering zal worden gebracht op dit bedrag.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 577,97, welk bedrag dient te worden verminderd met het bedrag, dat wordt verkregen uit de verkoop van de in de zaak van verdachte [A] verbeurdverklaarde Playstation 3, drie computerspellen en een Black Berry telefoon.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij (gedeeltelijk) toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [BV], een bedrag van € 577,97,;
bepaalt dat het bedrag dat zal worden verkregen uit de verkoop van de in de zaak van verdachte [A] verbeurdverklaarde Playstation 3, drie computerspellen en de Black Berry telefoon in mindering wordt gebracht op dit bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 577,97, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [BV], verminderd met de opbrengst uit de verkoop van de hiervoor genoemde goederen;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs M.W. Groenendijk en A.M.C. Boerwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2011.
Mr. Boerwinkel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1513 2011167789, van de regiopolitie Haaglanden, gedateerd 11 augustus 2011, met bijlagen.
2 proces-verbaal van verhoor verdachte [A], p. 115, laatste alinea (Ik ben met hem.....lopen), proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 69, 2e alinea (Ik zag dat de jongen vervolgens overstak ...- VG) en proces-verbaal van relaas, p. 8, 4e alinea (hieruit bleek...te Zoetermeer).
3 Proces-verbaal verhoor verdachte [A], p. 115, 13e alinea (We hebben de auto...hoefde te lopen).
4 Proces-verbaal van aangifte [X], p. 65
5 Proces-verbaal van aangifte [X], p. 65 en proces-verbaal van verhoor verdachte [B] p. 140 (Ik heb het gedaan)
6 Proces-verbaal van aangifte [X], p. 65.en proces-verbaal van verhoor van verdachte [B] p. 140 (Ik heb het gedaan, hij heeft alleen gereden)
7 Proces-verbaal van aangifte [X], p.65 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 69 6e alinea (Ik zag dat...richting van de Hoefkade)
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 141, laatste regel (de tip hebben we gehad van [verdachte]) en p.143, 2e antwoord ([verdachte] heeft de tip gegeven); proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 260-261, 2e en 3e antwoord.
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 146, 4e, 5e,6e en 8e alinea.
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 142, 6e en 7e antwoord.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 261, 10e en 11e antwoord.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], p. 142, 9e antwoord.
13 Proces-verbaal verhoor verdachte [B], p. 261 laatste antwoord (doorlopend op p. 261).
14 Proces-verbaal van verhoor getuige [vader], p. 156, 3e antwoord (Hij is in...is ontslagen), 4e, 5e en 6e antwoord.
15 Tapgesprek TA01, p. 80-85.
16 Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, p.88-89, met bijlage.
17 Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, p. 91-92, met bijlage.
18 Tapgesprek TA04 (22-08-2011 12:29:39), p. 268-270.