ECLI:NL:RBSGR:2011:BU6585

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/607604-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot oplichting en gebruik van vervalste creditcards in winkels te Leiden

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 februari 2011 samen met een medeverdachte verschillende winkels in Leiden heeft bezocht. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot oplichting van de caissière van Vroom & Dreesman door middel van een wisseltruc, en het gebruik van vervalste creditcards in verschillende winkels, waaronder Vroom & Dreesman, Mycom, Dynabite en T-Mobile. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. Tijdens de zitting op 17 november 2011 was de verdachte niet aanwezig, en zijn raadsman verklaarde niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om hem te verdedigen. De rechtbank verleende verstek en vervolgde de behandeling van de zaak. Na het onderzoek ter terechtzitting concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingshandelingen. De rechtbank stelde vast dat de verdachte weliswaar aanwezig was in de winkels, maar dat er geen bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze had gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/607604-11
Datum uitspraak: 1 december 2011
Bij verstek
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats]
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres: [adres] in Frankrijk.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 november 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves.
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.R. Juriaans, advocaat te Leiden. De raadsman verklaart niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn de verdachte ter terechtzitting te verdedigen. De rechtbank beveelt dat tegen de niet verschenen verdachte verstek wordt verleend en dat de behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid wordt voortgezet.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijstip(pen) op of omstreeks 21 februari 2011 te Leiden (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, winkelbedrijf Vroom & Dreesman te bewegen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen (telkens),
- een biljet van 50 euro op de balie gelegd alsof hij/zij daarmee wilde(n) betalen en/of
- (vervolgens) dat biljet van 50 euro weer heeft/hebben teruggepakt en met muntgeld heeft/hebben betaald en/of
- (vervolgens), nadat de kassiere het wisselgeld had teruggegeven, heeft/hebben gezegd dat hij/zij nog wisselgeld van 50 euro terug moest(en) krijgen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2011 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, winkelbedrijf Vroom & Dreesman en/of [A] heeft bewogen tot de afgifte van een Calvin Klein parfum en/of een Lacoste parfum, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als rechtmatige houder van een creditcard, waardoor winkelbedrijf Vroom & Dreesman en/of [A] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2011 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer valse of vervalste betaalpas(sen), waardekaart(en) of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en):
-(twee) Visa kaart(en) tnv. [B] met afwijkend(e) en/of ongeldig(e) cardnummer(s) en/of
-een American Expresscard met afwijkend en/of ongeldig cardnummer, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware deze pas(sen) of kaart(en) echt en onvervalst;
art 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 21 februari 2011 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) elektronicawinkel Dynabite en/of medewerker [C] en/of telefoonwinkel T-mobile en/of [D] te bewegen tot de afgifte van twee, althans één, laptop(s) (merk HP en/of Sony) en/of twee, althans één Blackberry(s), in elk geval (telkens) van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich heeft voorgedaan als rechtmatige houder van een of meer creditcard(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 21 februari 2011 te Leiden met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, computerwinkel Mycom en/of medewerker [E] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple Mac Book Pro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als de rechtmatige houder van een creditcard en/of met genoemde creditcard heeft betaald, waardoor Mycom en/of genoemde Mengi werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte zich op 21 februari 2011 tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan een poging tot oplichting van de caissière van winkelbedrijf Vroom & Dreesman door middel van een wisseltruc (feit 1).
Voorts wordt verdachte verweten dat hij diezelfde dag tezamen en in vereniging Vroom & Dreesman (feit 2) en computerwinkel Mycom (feit 5) heeft opgelicht en dat hij elektronicawinkel Dynabite en telefoonwinkel T-Mobile (feit 4) heeft getracht op te lichten door zich valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voor te doen als de rechtmatige houder van een creditcard.
Tot slot komt de verdenking er op neer dat verdachte op 21 februari 2011 tezamen en in vereniging opzettelijk valse of vervalste creditcards aanwezig heeft gehad voor het verrichten van betalingen, als ware deze passen echt en onvervalst (feit 3).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen acht, gevorderd verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat op basis van de aangifte niet (voldoende) duidelijk kan worden vastgesteld dat de in de aangifte genoemde handelingen van verdachte en zijn medeverdachte er op gericht waren om aangeefster op te lichten.
De rechtbank stelt ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5 vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 21 februari 2011 meerdere malen verschillende winkels in Leiden hebben bezocht. Tijdens deze bezoeken vonden er in de winkels verscheidene - zowel geslaagde als mislukte - transacties met vervalste creditcards plaats, waarbij het steeds [medeverdachte] was die de betalingen verrichtte. De vervalste creditcards zaten in een portemonnee die door [medeverdachte] werd weggegooid toen verdachten door beveiligers werden achtervolgd.
Verdachte heeft verklaard met [medeverdachte] in de winkels te zijn geweest, maar niets met de vervalste creditcards van doen te hebben gehad. Hij heeft verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte] met valse betaalkaarten zou (trachten te) betalen en dat hij pas bij het weggooien van de portemonnee door medeverdachte begreep dat er 'een stommigheid' was uitgehaald.
Ter beantwoording van de vraag of de aanwezigheid van verdachte in de winkels kan worden gekwalificeerd als medeplegen aan de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat tussen verdachte en zijn medeverdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ter uitvoering van gezamenlijke (pogingen tot) oplichting en het gebruik maken van valse of vervalste creditcards. Uit de bewijsmiddelen blijkt onvoldoende van feitelijke handelingen van verdachte die als een wezenlijke bijdrage aan de verweten gedragingen kunnen worden aangemerkt. Ook is niet gebleken van impliciete of expliciete afspraken tussen verdachte en zijn medeverdachte om de verschillende taken te verdelen.
Het feit dat verdachte ten tijde van de transacties aanwezig was in de winkels, is op zichzelf niet voldoende om aan te nemen dat verdachte samenwerkte met medeverdachte en dat hij opzet had op de strafbare handelingen. De rechtbank kan dan ook tussen medeverdachte en verdachte geen bewuste, intensieve samenwerking en gezamenlijke uitvoering aannemen.
De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat er onvoldoende bewijs is om aan te nemen dat verdachte de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Verdachte moet daarom ook van deze feiten worden vrijgesproken.
4. De beslissing
De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Peters, voorzitter,
mrs H.J.M. Smid-Verhage en I. Mantel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Verkijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2011.
Mr Mantel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.