ECLI:NL:RBSGR:2011:BU6578

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/36017
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de maatregel van bewaring en voortzetting van de uitzetting van een Marokkaanse verzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak en een beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse verzoeker. De verzoeker was op 2 oktober 2011 in bewaring gesteld en had op 5 oktober 2011 beroep ingesteld tegen deze inbewaringstelling. Tijdens de zitting op 12 oktober 2011 werd medegedeeld dat de aanvraag voor een laissez passer zou worden gecomplementeerd voordat deze naar de Marokkaanse autoriteiten zou worden verzonden. Echter, op 12 november 2011 bleek dat er geen kopieën van het paspoort of eerder afgegeven laissez passers in het dossier van de verzoeker aanwezig waren, wat door de rechtbank als onzorgvuldig werd beschouwd. Ondanks deze onzorgvuldigheid oordeelde de rechtbank dat dit niet leidde tot opheffing van de bewaring, aangezien de verzoeker al driemaal was uitgezet en niet meewerkte aan het uitzettingsonderzoek. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen grond was voor herziening van de eerdere uitspraak. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoeker niet zwaarder wogen dan die van de verweerder, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 11/36017
V-nummer: […]
Inzake: [voorletters en familienaam eiser], verzoeker,
gemachtigde mr. F. el Makhtari, advocaat te Capelle aan den IJssel,
tegen: de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde mr. W. Vrooman.
I Procesverloop
1 Verzoeker stelt te zijn geboren op [geboortedatum en -jaar] en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten. Op 2 oktober 2011 heeft verweerder verzoeker in bewaring gesteld.
2 Bij uitspraak van 19 oktober 2011 (hierna: de aangevallen uitspraak) heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep tegen de oplegging van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
3 Op 8 november 2011 heeft verzoeker primair verzocht om herziening van de aangevallen uitspraak en subsidiair beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
4 Verweerder heeft op 11 november 2011 voortgangsgegevens verstrekt over zijn handelen strekkend tot uitzetting van verzoeker aan de rechtbank en verzoeker. Bij faxbericht van 15 november 2011 heeft verzoeker hierop gereageerd.
5 De openbare behandeling van het verzoek om herziening en het beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring hebben plaatsgevonden op 23 november 2011. Verzoeker is ter zitting verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II Overwegingen
1 Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2 De rechtbank oordeelt als volgt.
Het verzoek om herziening van de aangevallen uitspraak
2.1 Op 5 oktober 2011 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen zijn inbewaringstelling. Op 12 oktober 2011 is dit beroep ter zitting behandeld. Verweerder heeft ter gelegenheid van deze zitting de rechtbank medegedeeld dat de laissez-passeraanvraag wordt gecomplementeerd alvorens de aanvraag naar de Marokkaanse autoriteiten wordt verzonden. De voortgangsrapportage van 9 november 2011 vermeldt echter dat de regievoerder op 11 november 2011 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst te horen heeft gekregen dat er in het dossier van verzoeker geen kopieën van zijn paspoort of eerder afgegeven laissez passers zijn gevonden en dat op 12 november 2011 de aanvraag om een laissez passer is doorgezonden naar de Marokkaanse autoriteiten. Ter zitting van het onderhavige verzoek om herziening heeft de gemachtigde van verweerder medegedeeld dat deze informatie juist is en dat de procesvertegenwoordiger van de zitting van 12 oktober 2011 deze informatie niet tijdig door had gekregen.
2.2 Vaststaat derhalve dat op 12 november 2011 de laissez-passeraanvraag is doorgezonden naar de Marokkaanse autoriteiten zonder kopieën van verzoekers paspoort of van eerder afgegeven laissez passers. Dat deze documenten in het ongerede zijn geraakt, is onzorgvuldig te noemen, hetgeen verweerder ter zitting ook heeft erkend. Die omstandigheid leidt evenwel niet tot het oordeel dat de bewaring had moeten worden opgeheven, nu verzoeker reeds driemaal is uitgezet en niettemin telkenmale is teruggekeerd naar Nederland. Bovendien verleent hij geen medewerking aan het onderzoek ter fine van uitzetting. Zo heeft hij geweigerd de aanvraag om een laissez passer te ondertekenen. Dat door het zoekraken van de hiervoor genoemde documenten de bewaring van verzoeker eventueel langer voortduurt, dient onder deze omstandigheden voor zijn rekening en risico te komen.
2.3 Nu is gebleken dat geen kopieën van verzoekers paspoort of eerder afgegeven laissez passers meer aanwezig zijn, treft de verwijzing van verzoeker naar de uitspraak van deze rechtbank, deze nevenzittingsplaats, van 11 februari 2009 (AWB 09/2234) geen doel. In die zaak werd immers verondersteld dat deze kopieën wel aanwezig waren. Nu verzoeker op 2 oktober 2011 in bewaring is gesteld en de aanvraag om een laissez passer met de wel aanwezige documenten is doorgezonden naar de Marokkaanse autoriteiten bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder in de periode tussen de inbewaringstelling en de sluiting van het onderzoek ter zitting op 12 oktober 2011 de uitzetting van verzoeker onvoldoende voortvarend ter hand heeft genomen.
2.4 Was de rechtbank derhalve vóór de sluiting van het onderzoek op 12 oktober 2011 reeds bekend met het feit dat verweerder niet meer in het bezit was van kopieën van verzoekers paspoort en van eerder afgegeven laissez passers, dan zou dat niet tot een andere uitspraak kunnen hebben leiden. Het verzoek om herziening wordt om die reden afgewezen.
Het beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring
2.5 Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), staat ter beoordeling of voortzetting van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.6 Niet in geschil is dat zicht op uitzetting bestaat en dat verweerder vanaf de datum van de sluiting van het onderzoek in het voorlaatste beroep voldoende voortvarend heeft gehandeld.
2.7 Met betrekking tot eisers stelling dat zijn belang bij invrijheidstelling zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij voortduring van de bewaring, overweegt de rechtbank dat eiser thans ruim één maand in bewaring verblijft en dat naar vaste jurisprudentie gedurende de eerste zes maanden van de bewaring in beginsel meer gewicht toekomt aan de belangen van verweerder bij voortduring van de bewaring dan aan de belangen van eiser bij zijn invrijheidstelling. De door eiser gestelde belangen dat kopieën van eisers paspoort of van eerder afgegeven laissez passers zijn kwijtgeraakt, maken gelet op hetgeen is overwogen in overweging 2.2 is overwogen, niet dat desondanks de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen.
2.8 Niet is gebleken dat voortzetting van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel, bij afweging van alle daarbij betrokken belangen, in redelijkheid onge¬recht¬vaardigd is te achten. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om opheffing van de maatregel te bevelen of wijziging van de tenuitvoerlegging daarvan te gelasten.
2.9 Het beroep tegen het voortduren van de maatregel is derhalve ongegrond.
2.10 Er bestaat geen ruimte voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.11 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
1 wijst het verzoek om herziening af;
2 verklaart het beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring ongegrond;
3 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.L. Heins, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 29 november 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: