ECLI:NL:RBSGR:2011:BU5672

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/31788
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met ongewenstverklaring van een Libische vreemdeling

In deze zaak heeft een Libische vreemdeling bezwaar gemaakt tegen zijn ongewenstverklaring, omdat hij in Nederland wil blijven om zijn strafzittingen met betrekking tot de Schipholbrand bij te wonen. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder op 14 september 2009 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 september 2009, waarbij hij als ongewenst vreemdeling was verklaard. Dit bezwaar werd op 5 maart 2010 ongegrond verklaard door de Minister voor Immigratie en Asiel, waarna de vreemdeling beroep heeft ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, voor zover het betreft de regiezitting van 10 oktober 2011. De rechtbank overweegt dat het verzoek om voorlopige voorziening moet blijven binnen het bereik van het bestreden besluit, dat de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring betreft. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanwezigheid in Nederland noodzakelijk is voor het voeren van lopende procedures inzake de Schipholbrand.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen en verklaart het verzoek om de regiezitting niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem en is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zutphen
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: AWB 11/31788
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen:
[verzoeker]
geboren op [1982],
van Libische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.P. van den Akker, advocaat te Amersfoort,
en
de Minister voor Immigratie en Asiel
verweerder.
1. Procesverloop
Verzoeker heeft op 14 september 2009 bezwaar gemaakt tegen het besluit tot ongewenstverklaring van 8 september 2009. Bij besluit van 5 maart 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen het besluit van 8 september 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker heeft beroep ingesteld. Verzoeker heeft op
3 oktober 2011 verzocht om een voorlopige voorziening.
Het onderzoek is met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
2.2 Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om het vorenbedoeld besluit tot ongewenstverklaring van 8 september 2009 totdat door de rechtbank uitspraak is gedaan op het beroep tegen vorenbedoeld besluit van 5 maart 2010. Verzoeker heeft betoogd dat het beroep een gerede kans van slagen heeft, zonder dit betoog nader toe te lichten. Gelet hierop, en in aanmerking genomen dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht, bij uitspraak van 17 september 2009 (AWB 09/32880, 09/32882 en 09/09/33170) de verzoeken om voorlopige voorziening hangende de bezwaren tegen het besluit tot ongewenstverklaring van 8 september 2009 en tegen de voorgenomen feitelijke uitzetting van verzoeker op 18 september 2009 heeft afgewezen, kan voorshands niet worden geoordeeld dat het besluit tot ongewenstverklaring evident onrechtmatig is en dat verweerder moet worden bevolen om verzoeker, die reeds geruime tijd geleden, namelijk op 18 september 2009, uit Nederland is verwijderd, naar Nederland terug te leiden teneinde hem in de gelegenheid te stellen de (verdere) behandeling van het beroep tegen het bestreden besluit in Nederland af te wachten. Het verzoek dient in zoverre te worden afgewezen.
2.3 Daarnaast heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om de regiezitting van
10 oktober 2011 ten behoeve van de behandeling van zijn strafzaak terzake de zogenoemde Schipholbrand in Nederland te mogen bijwonen. De voorzieningenrechter oordeelt in dit verband, onder verwijzing naar de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2011 (zaak nr. 201100441/2/H2, gepubliceerd op www.raadvanstate.nl), dat een verzoek om voorlopige voorziening, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, betrekking moet hebben op het materiële geschil over het besluit dat ter beoordeling voorligt. De verzochte voorlopige voorziening moet blijven binnen het bereik van het bestreden besluit. Het geschil betreft de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring. Voor zover het verzoek om voorlopige voorziening ertoe strekt dat verzoeker de behandeling van zijn (regie)strafzitting hier te lande mag bijwonen, valt het verzoek buiten het bereik van het bestreden besluit. Het verzoek dient in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.4 De voorzieningenrechter overweegt nog ten overvloede dat de voorzieningenrechter bij de hiervoor in 2.2 bedoelde uitspraak heeft geoordeeld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanwezigheid in Nederland noodzakelijk is voor het voeren van lopende procedures inzake de Schipholbrand en dat verzoeker geen aanknopingspunten heeft verschaft om inzake de op 10 oktober 2011 geplande regiezitting anders te oordelen.
2.5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek, voor zover is verzocht om de regiezitting van 10 oktober 2011 ten behoeve van de behandeling van zijn strafzaak in Nederland te mogen bijwonen, niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2011.