ECLI:NL:RBSGR:2011:BU4407

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
JE RK 11-1655 396519
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.D. Veenendaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag verblijfsvergunning minderjarige door Nidos Jeugdbescherming voor vluchtelingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 juli 2011 uitspraak gedaan over het verzoek van Nidos Jeugdbescherming voor vluchtelingen om vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een verblijfsvergunning voor een minderjarige. De minderjarige verblijft feitelijk in een gezin van Nidos en is onder toezicht gesteld. De kinderrechter had eerder, op 4 januari 2011, de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot 20 januari 2012.

Het verzoek van Nidos is ingediend omdat de wet op dat moment niet voorzag in de mogelijkheid om een verzoek als dit in te willigen. De kinderrechter overweegt dat er een wetsvoorstel in behandeling is dat mogelijk de situatie kan veranderen. De Minister voor Immigratie en Asiel heeft in een brief aangegeven dat de aanvraag om een verblijfsvergunning door de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige moet worden gedaan, en niet door Nidos.

De kinderrechter concludeert dat de minderjarige groot belang heeft bij het inwilligen van het verzoek, aangezien de minderjarige op dat moment niet in Nederland 'bestaat' volgens de gezinsvoogd. Gezien de omstandigheden en het belang van het kind, en met inachtneming van het Verdrag inzake de rechten van het kind, besluit de kinderrechter om het verzoek van Nidos in te willigen. De kinderrechter verleent vervangende toestemming voor het aanvragen van de verblijfsvergunning ten behoeve van de minderjarige.

De beschikking is gegeven door mr. P.D. Veenendaal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De moeder van de minderjarige is niet verschenen, ondanks behoorlijke oproeping. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de omstandigheden van de zaak, waaronder de psychiatrische problematiek van de moeder, die haar belemmert om mee te werken aan de aanvraag voor de verblijfsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 11-1655
Zaaknummer: 396519
Datum beschikking: 26 juli 2011
Vervangende toestemming aanvraag verblijfsvergunning
Beschikking op het op 24 mei 2011 ingekomen verzoekschrift van:
Nidos Jeugdbescherming voor vluchtelingen (verder: Nidos),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige A] geboren op [datum] 2010 te [plaats A]
kind van:
[de heer A]
de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
en
[mevrouw B]
de moeder,
p/a [plaats B]
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent.
De minderjarige verblijft feitelijk in OWG-gezin van Nidos.
Procedure
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
* het verzoekschrift.
Op 19 juli 2011 is deze zaak ter terechtzitting behandeld. Hierbij is verschenen:
* mevrouw H.A.M. Lamers, namens Nidos.
Feiten
De kinderrechter in de rechtbank Utrecht heeft bij beschikking d.d. 4 januari 2011 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 20 januari 2011 tot 20 januari 2012.
De kinderrechter in de rechtbank Utrecht heeft bij beschikking d.d. 4 januari 2011 de aan Nidos verleende machtiging om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen verlengd van 20 januari 2011 tot 20 januari 2012.
Verzoek
Het verzoek strekt tot het verlenen van vervangende toestemming voor het aanvragen van een verblijfvergunning.
Beoordeling
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Het verzoek van Nidos strekt er toe dat de kinderrechter vervangende toestemming geeft voor het aanvragen van een verblijfsvergunning ten behoeve van de minderjarige.
Vooropgesteld moet worden dat de wet thans niet in de mogelijkheid voorziet een verzoek als hier aan de orde in te willigen.
Gebleken is evenwel dat in het gewijzigd voorstel van wet, strekkende tot, voor zover hier van belang, wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (kamerstuk 32015, A) is voorzien in een nieuw artikel 265e. Dat wetsvoorstel is thans aanhangig bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
In het eerste lid van dat artikel, aanhef en onder c, is bepaald dat de kinderrechter bij de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing, en ook nadat deze machtiging is verleend, op verzoek kan bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de stichting die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de ondertoezichtstelling.
Hij kan dit onder meer doen met betrekking tot het doen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning ten behoeve van een minderjarige als bedoeld in de artikelen 14 of 28 van Vreemdelingenwet 2000.
In de Memorie van Toelichting is terzake opgemerkt dat er situaties zijn waarin ouders het niet aanvragen inzetten als middel om de gezinsvoogdijwerker onder druk te zetten bepaalde zaken te regelen.
Verder kan het voorkomen dat ouders niet in staat zijn om een aanvraag om een verblijfsvergunning te doen bijvoorbeeld door psychiatrische problemen. Het is onwenselijk dat in die gevallen geen aanvraag om een verblijfsvergunning ten behoeve van de minderjarige kan worden ingediend omdat de ouders hieraan - om welke reden dan ook- niet hun medewerking verlenen.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat sprake is van (ernstige) psychiatrische problematiek van de moeder als gevolg waarvan zij niet met de gezinsvoogd wil praten en niet meewerkt aan het indienen van een aanvraag om een verblijfsvergunning.
Voorts is gebleken dat het hier gaat om een nog zeer jonge minderjarige die al voor de geboorte onder toezicht is gesteld en voor wie vier dagen na de geboorte een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De minderjarige verblijft sinds die tijd in een pleeggezin.
Tot slot is gebleken dat Minister voor Immigratie en Asiel zich blijkens de brief van 23 maart 2011 op het standpunt heeft gesteld dat -kort gezegd- de aanvraag om een verblijfsvergunning ten behoeve van de minderjarige dient te worden gedaan door de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige en niet kan worden gedaan door Nidos.
Gelet op de situatie waarin de minderjarige thans verkeert staat naar het oordeel van de kinderrechter vast dat de minderjarige groot belang heeft bij inwilliging van het verzoek, de minderjarige 'bestaat' volgens de gezinsvoogd immers op dit moment niet in Nederland.
Gelet voorts op de omstandigheid dat voornoemd wetsvoorstel naar valt te verwachten binnen niet al te lange tijd tot wet zal zijn verheven en gelet op artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, waarin, voor zover thans van belang is bepaald dat bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door (....) of door rechterlijke instanties, de belangen van het kind de eerste overweging vormen, alsmede gelet op artikel 20 van dat Verdrag zal het verzoek van Nidos worden ingewilligd.
Mitsdien zal worden beslist als volgt.
Beslissing:
De kinderrechter verleent aan Nidos vervangende toestemming ten behoeve van het aanvragen van een verblijfsvergunning ten behoeve van deze minderjarige.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.D. Veenendaal, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2011, in tegenwoordigheid van S.W.J.C. van der Wilden-Weissenberg als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te
's-Gravenhage.