ECLI:NL:RBSGR:2011:BU4303
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarige vreemdelingen
In deze zaak gaat het om een beroep van drie minderjarige vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de minister voor Immigratie en Asiel. De eisers, die van Somalische nationaliteit zijn, hebben op 22 december 2009 een aanvraag ingediend voor een mvv om bij hun broer en zussen te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op 14 april 2010, en het bezwaar daartegen werd op 10 januari 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de openbare behandeling van het geschil op 26 mei 2011 gehouden, waarbij zowel eisers als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen concluderen dat eisers niet feitelijk tot het gezin van hun referente behoorden. De rechtbank wijst erop dat de gehoormedewerker tijdens de gehoren niet gekwalificeerd was om zelfstandig te vertalen, wat mogelijk heeft geleid tot onjuiste weergave van de verklaringen van eisers. Bovendien is onvoldoende rekening gehouden met de jonge leeftijd van eisers, wat de zorgvuldigheid van de gehoren in twijfel trekt. De rechtbank verwijst naar specifieke verklaringen van eiser 1, die inconsistenties vertonen, maar benadrukt dat deze niet zonder meer als tegenstrijdig kunnen worden aangemerkt gezien de omstandigheden waaronder de gehoren plaatsvonden.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 874,- worden vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan door rechter S.W.S. Kiliç en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2011. Partijen hebben het recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.