ECLI:NL:RBSGR:2011:BU4303

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/3109
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarige vreemdelingen

In deze zaak gaat het om een beroep van drie minderjarige vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de minister voor Immigratie en Asiel. De eisers, die van Somalische nationaliteit zijn, hebben op 22 december 2009 een aanvraag ingediend voor een mvv om bij hun broer en zussen te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op 14 april 2010, en het bezwaar daartegen werd op 10 januari 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de openbare behandeling van het geschil op 26 mei 2011 gehouden, waarbij zowel eisers als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen concluderen dat eisers niet feitelijk tot het gezin van hun referente behoorden. De rechtbank wijst erop dat de gehoormedewerker tijdens de gehoren niet gekwalificeerd was om zelfstandig te vertalen, wat mogelijk heeft geleid tot onjuiste weergave van de verklaringen van eisers. Bovendien is onvoldoende rekening gehouden met de jonge leeftijd van eisers, wat de zorgvuldigheid van de gehoren in twijfel trekt. De rechtbank verwijst naar specifieke verklaringen van eiser 1, die inconsistenties vertonen, maar benadrukt dat deze niet zonder meer als tegenstrijdig kunnen worden aangemerkt gezien de omstandigheden waaronder de gehoren plaatsvonden.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 874,- worden vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan door rechter S.W.S. Kiliç en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2011. Partijen hebben het recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 11 / 3109 (beroep)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 juli 2011
in de zaak van:
[naam eiser 1], geboren op [geboortedatum],
[naam eiser 2], geboren op [geboortedatum],
[naam eiser 3], geboren op [geboortedatum],
allen van Somalische nationaliteit,
tezamen te noemen eisers,
gemachtigde: mr. S. Wierink, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. B. Pattiata, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eisers hebben op 22 december 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), in het kader van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) voor verblijf bij [naam referente] (referente) als broer en zussen van referente. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 14 april 2010 afgewezen. Bij besluit van 10 januari 2011 heeft verweerder het hiertegen door eisers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 26 mei 2011. Eisers en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, Vw kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, worden verleend aan de vreemdeling die als echtgenoot of echtgenote of minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, die dezelfde nationaliteit heeft als die vreemdeling en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd, dan wel is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend. Volgens paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) dienen de gezinsleden, om voor verblijf in aanmerking te komen, tot aan het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst feitelijk te hebben behoord tot diens gezin. Ook moeten deze gezinsleden zijn genoemd als gezinsleden tijdens de asielprocedure van de hoofdpersoon. Indien zij niet zijn genoemd gedurende de asielprocedure, is niet aannemelijk dat zij feitelijk behoren tot het gezin van de hoofdpersoon. De bewijslast omtrent het in het land van herkomst feitelijk tot het gezin hebben behoord, ligt bij de hoofdpersoon. Hiervan dient in beginsel – indicatief – bewijs te worden overgelegd. Indien dit niet mogelijk is, dienen hier aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen over te worden verstrekt.
2.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers niet voor de gevraagde mvv in aanmerking komen, omdat niet is aangetoond dat zij in het land van herkomst feitelijk tot het gezin van referente behoorden. Eisers hebben op essentiële punten tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Daarnaast zijn eisers na het vertrek van referente in het gezin van [naam] opgenomen, waardoor op grond van C2/6.1 Vc de gezinsband als verbroken wordt beschouwd.
2.3 Eisers voeren hiertegen aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eisers duurzaam zijn opgenomen in een ander gezin. Eisers hebben hierbij aangegeven dat sinds het overlijden van hun ouders, referente de zorg voor eisers op zich had genomen. In verband met de onveilige situatie in Somalië is referente met de hulp van [naam] gevlucht, waarbij hij heeft aangegeven dat hij slechts tijdelijk de zorg van eisers op zich kon nemen.
2.4 De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat niet in geschil is, dat eisers thans niet meer bij het gezin van [naam] verblijven. Eisers hebben aangegeven dat zij noodgedwongen bij [naam] zijn ondergebracht in verband met het vertrek van referente, waarbij steeds sprake is geweest van een intentie tot gezinshereniging. Dit vindt zijn bevestiging in het feit dat eisers op 9 februari 2009 -zeer spoedig nadat referente, op 20 januari 2009, in het bezit was gesteld van een verblijfsvergunning- een verzoek om advies voor afgifte van een mvv hebben ingediend. In Ethiopië verblijven eisers bij een Somalische vrouw die, tegen betaling, aan eisers onderdak verschaft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van deze omstandigheden in redelijkheid niet kunnen concluderen dat vanwege het verblijf van eisers bij het gezin van [naam] sinds de vlucht van referente uit Somalië tot aan het vertrek van eisers naar Ethiopië in verband met het aanvragen van een mvv, de gezinsband tussen eisers en referente is verbroken en zij duurzaam zijn opgenomen in een ander gezin.
2.5 Voorts volgt de rechtbank eisers in hun beroepsgrond dat verweerder in redelijkheid niet zonder meer de geconstateerde verschillen in de verklaringen van eisers heeft kunnen tegenwerpen. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Uit het verslag van de gehoren met eisers is gebleken, dat de gehoormedewerker tijdens het gehoor zelf heeft vertaald vanuit het Engels naar het Nederlands. Niet is gebleken dat de gehoormedewerker ook gekwalicifeerd was tot het zelfstandig vertalen van de antwoorden. Niet is uitgesloten dat hierdoor de gegeven antwoorden niet geheel juist zijn weergegeven. Daarnaast blijkt uit de weergave van de gehoren niet dat in voldoende mate rekening is gehouden met de jonge leeftijd van eisers. Dit blijkt onder meer uit het feit dat door de gehoorambtenaar niet is doorgevraagd op antwoorden die door eisers werden gegeven, waartoe echter bij gehoren met kinderen, meer nog dan bij volwassenen, aanleiding bestaat. De rechtbank verwijst hiervoor in dit verband naar het verslag van het gehoor met [eiser 1] van 23 oktober 2009. Bij vraag 120 staat vermeld dat hij het volgende heeft verklaard:
“Wat zijn je dagelijkse bezigheden? Ik doe niets, soms bid ik. En wat doen je zusters dan overdag? Dat weet ik niet. Weet je dat niet omdat ze overdag niet thuis zijn of weet je dat niet omdat je niet met hen samenwoont? Nee, wij wonen niet in hetzelfde huis (…).”
Vervolgens verklaart eiser bij punt 123 het volgende:
“Hoeveel kamers heeft jouw hospita? Twee kamers, in de ene woont [naam hospita] en in de andere wij met z’n drieën.”
Uit deze verklaringen blijkt dat [eiser 1] verschillend heeft verklaard over zijn woonsituatie. Nu de gehoorambtenaar niet heeft doorgevraagd, terwijl dit, gelet op de leeftijd van [eiser 1] (ten tijde van het gehoor 12 jaar oud), wel verwacht zou mogen worden, kan dit niet zonder meer als tegenstrijdige verklaring worden aangemerkt. De rechtbank neemt hierbij de lange duur van de gehoren mede in aanmerking. Alle gehoren hebben immers op dezelfde dag plaatsgevonden, waarbij eisers lang hebben moeten wachten en verklaringen hebben moeten afleggen in een voor hen volledig onbekende setting. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden, dat de gehoren op een zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden.
2.6 Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:12 en 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
2.7 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
2.7.1. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met in achtneming van deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan eisers;
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.S. Kiliç, rechter, in tegenwoordigheid van J. van Roode, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.