ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3813

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
260253 - HA RK 06-207
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van vaderschap en nationaliteit in het licht van Ghanees recht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tot vaststelling van zijn Nederlandse nationaliteit. Verzoeker, geboren in Ghana, stelde dat hij op 15 juni 2001 rechtsgeldig was erkend door [A], een man van Nederlandse nationaliteit, waardoor hij de Nederlandse nationaliteit zou bezitten. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) betwistte dit en stelde dat verzoeker naar Ghanees recht een juridische vader had, waardoor de erkenning door [A] niet rechtsgeldig zou zijn. De rechtbank heeft de procedure en de relevante feiten en omstandigheden onderzocht, waaronder de geboorteakte van verzoeker en de erkenningsakte van [A].

De rechtbank concludeerde dat de vermelding van [vader van verzoeker] als vader op de geboorteakte niet voldoende bewijs opleverde voor zijn juridische vaderschap volgens Ghanees recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen naamgevingsprocedure heeft plaatsgevonden en dat [vader van verzoeker] niet heeft bijgedragen aan de verzorging en het onderhoud van verzoeker. Hierdoor kon [vader van verzoeker] niet als de juridische vader worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de erkenning door [A] op 15 juni 2001 rechtsgeldig was, omdat de notaris beschikte over een gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte van verzoeker, die op dat moment niet beschikbaar was, maar later wel gelegaliseerd werd door de Nederlandse ambassade.

De rechtbank heeft de IND in het ongelijk gesteld en vastgesteld dat verzoeker vanaf de erkenning op 15 juni 2001 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters M.Th. Nijhuis, D.H. von Maltzahn en W.J. Don.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 260253 / HA RK 06-207
Beschikking van 3 november 2011
in de zaak van
[verzoeker],
(voorheen genaamd [naam]),
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. S.S. Jangali te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst, verder te noemen: de IND),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. L.C.M. Hakkaart.
1.De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 21 februari 2006 ingekomen verzoekschrift met producties,
- de brieven met bijlagen van mr. Jangali van 13 september 2006, 26 mei 2009, 25 juni 2009 en 26 mei 2011,
- de brieven van de IND van 13 maart 2006, 3 november 2008 met bijlagen, 14 september 2009 en 19 januari 2010.
1.2. Met betrekking tot het verzoekschrift heeft twee keer een mondelinge behandeling plaatsgevonden, te weten op 28 mei 2009 (enkelvoudig) en op 8 september 2011 (meervoudig). Tijdens beide zittingen zijn verschenen: verzoeker, vergezeld van mr. Jangali, en mr. Hakkaart namens de IND. Op 28 mei 2009 zijn ook de moeder van verzoeker en mevr. E.V. Blom-Apreleva als tolk verschenen. De officier van justitie heeft schriftelijk te kennen gegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank en geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de zitting.
2.De feiten
2.1. Volgens het uittreksel geboorteregister, nummer [nummer], afgegeven op 20 februari 2001 door een "Registrar of Births and Deaths for Ghana", gelegaliseerd alsmede inhoudelijk geverifieerd en akkoord bevonden door de Nederlandse Ambassadeur te Accra op 14 juni 2002, is [verzoeker] op [geboortedatum] 1983 in het Government Hospital [plaats] (Ghana) geboren als zoon van [moeder van verzoeker], van Ghanese nationaliteit (hierna: de moeder), en [vader van verzoeker], eveneens van Ghanese nationaliteit. De op die akte vermelde vader, [vader van verzoeker], en de moeder waren ten tijde van de geboorte van verzoeker niet met elkaar gehuwd. Op de geboorteakte, geregistreerd op 9 augustus 1983, staat [vader van verzoeker] genoteerd als informant. In het verificatieonderzoek heeft [vader van verzoeker] zelf verklaard aangifte van de geboorte te hebben gedaan en de biologische vader van verzoeker te zijn. De moeder heeft in een door haar op 8 februari 2005 ondertekende verklaring verklaard dat [vader van verzoeker] de verwekker is van verzoeker.
2.2. Op 15 juni 2001 heeft notaris mr. P.A. Kroes, als plaatsvervanger waarnemende het kantoor van mr. G. Bakker, notaris te Diemen, een akte van erkenning opgemaakt. Uit die akte blijkt dat [A], van Nederlandse nationaliteit, heeft verklaard verzoeker en [B] te erkennen, zodat tussen hem en de beide kinderen familierechtelijke betrekkingen ontstaan. [moeder van verzoeker] (moeder van verzoeker) heeft toestemming tot de erkenningen verleend. Als bijlage bij de akte van erkenning is onder meer gevoegd de hiervoor genoemde, op 20 februari 2001 afgegeven, geboorteakte van verzoeker.
3.Het verzoek en het standpunt van de IND
3.1. Verzoeker verzoekt de rechtbank vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Hij stelt daartoe dat hij op 15 juni 2001 rechtsgeldig is erkend door [A], van Nederlandse nationaliteit, waardoor hij in het bezit is gekomen van de Nederlandse nationaliteit.
3.2. De IND stelt primair dat verzoeker naar Ghanees recht een juridische vader heeft en daarom niet door [A] kon worden erkend. Subsidiair, voor zover de rechtbank van oordeel is dat verzoeker geen juridische vader heeft, stelt de IND dat verzoeker op 15 juni 2001 niet rechtsgeldig door [A] is erkend, omdat op 15 juni 2001 geen gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte van verzoeker beschikbaar was.
4.De beoordeling
4.1. Ter beoordeling staat in de eerste plaats of, zoals de IND heeft betoogd, de erkenning nietig is omdat zij is gedaan terwijl er twee ouders zijn. In het bijzonder is in geschil of ten tijde van de erkenning door [A], [vader van verzoeker] de juridische vader van verzoeker was.
4.2. Nu de moeder en [vader van verzoeker] ten tijde van de geboorte van verzoeker niet met elkaar waren gehuwd, dient nagegaan te worden of [vader van verzoeker] een handeling heeft verricht die aan te merken is als de erkenning van verzoeker. Op grond van artikel 4 van de Wet conflictenrecht afstamming (WCA) wordt de vraag of tussen verzoeker en [vader van verzoeker] door erkenning familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan bepaald door Ghanees recht, zijnde de staat waarvan [vader van verzoeker] de nationaliteit heeft. Daarmee staat ter beoordeling of naar Ghanees recht tussen verzoeker en [vader van verzoeker] een familierechtelijke betrekking bestaat die op één lijn kan worden gesteld met de familierechtelijke betrekking die naar Nederlands recht ontstaat als gevolg van erkenning door een man van een kind.
4.3. Uitgangspunt is dat [vader van verzoeker] op de onder 2.1 vermelde geboorteakte als vader en informant is vermeld. In Ghana registreert de ambtenaar van de burgerlijke stand evenwel slechts wat hem door de aangever wordt medegedeeld. De in de geboorteakte op te nemen gegevens worden door hem niet op juistheid gecontroleerd. De omstandigheid dat een man in de geboorteakte als vader van het kind staat vermeld, kan naar Ghanees recht niet gelden als - volledig - bewijs voor de (on)wettigheid van het kind en wordt niet op zichzelf aangemerkt als een vorm van (juridische) erkenning van het vaderschap van het kind. De enkele omstandigheid dat [vader van verzoeker] in de geboorteakte als vader van verzoeker is vermeld, is derhalve niet voldoende om aan te nemen dat hij naar Ghanees recht als de juridische vader van verzoeker kan worden aangemerkt. Van belang zijn in dit verband de naar Ghanees recht relevante feiten en omstandigheden. In navolging van een beslissing van de familiekamer van deze rechtbank (Rb Den Haag 10 maart 2008, LJN: BC 6198) zoekt de rechtbank in dat verband aansluiting bij de artikelen 9 en 10 van de "Maintenance of Children Decree 1977", waarnaar de IND heeft verwezen. Als relevante feiten en omstandigheden worden naar Ghanees recht beschouwd:
a) de vraag of een naamgevingsprocedure heeft plaatsgevonden;
b) vermelding van de naam van de vader op de geboorteakte;
c) het verzorgen en onderhouden van het kind;
d) een verklaring van de moeder over het vaderschap van de man.
4.4. Voorop staat dat [vader van verzoeker] in de gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte als vader is vermeld (punt b) en dat de moeder heeft verklaard dat hij de verwekker is van verzoeker (punt d). Niet is komen vast te staan dat de onder a bedoelde naamgevingsprocedure heeft plaatsgevonden. [vader van verzoeker] heeft in het verificatieonderzoek aangegeven dat een zodanige procedure heeft plaatsgevonden en dat hij daarbij de namen [naam en naam] heeft gegeven aan verzoeker. De grootmoeder van verzoeker, mevrouw [C], heeft echter verklaard dat zij, en niet [vader van verzoeker], aangifte van de geboorte van verzoeker heeft gedaan en dat in haar huis geen plechtigheid heeft plaatsgevonden met betrekking tot de naamgeving. Bovendien heeft [vader van verzoeker] in 2003 zelf verklaard dat hij verzoeker nooit heeft erkend en dat hij geen naamgevings-procedure voor hem heeft gehouden. Gelet op die tegenstrijdige verklaringen kan niet worden vastgesteld dat een naamgevingsprocedure daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Voorts stelt verzoeker dat hij is opgegroeid in het huis van zijn grootouders en niet bij [vader van verzoeker]. De IND heeft dit erkend. Hieruit blijkt dat [vader van verzoeker] niet heeft bijgedragen in de verzorging en het onderhoud van verzoeker tijdens zijn minderjarigheid. [vader van verzoeker] heeft dat in 2003 ook zelf verklaard. Aan de punten a) en c) is dus niet voldaan.
4.5. Alles in overweging nemend komt de rechtbank tot het oordeel dat [vader van verzoeker] niet gezien kan worden als de juridische vader van verzoeker. Niet is gebleken dat een naamgevingsprocedure heeft plaatsgevonden en het staat vast dat [vader van verzoeker] niet heeft bijgedragen in de verzorging en het onderhoud van verzoeker. Dat [vader van verzoeker] in de geboorteakte staat vermeld als de vader en dat hij de verwekker is van verzoeker weegt daar niet tegen op.
4.6. Daarmee staat vast dat het in beginsel mogelijk is dat een ander dan [vader van verzoeker] verzoeker erkent. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of er sprake is van een rechtsgeldige erkenning van verzoeker op 15 juni 2001 door [A]. Of erkenning door een man familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wordt ook hier bepaald door het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit (artikel 4 lid 1 WCA). [A] was ten tijde van de erkenning van verzoeker in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. De geldigheid van de erkenning dient derhalve te worden beoordeeld naar Nederlands recht.
4.7. Tijdens de erkenning op 15 juni 2001 was de notaris in het bezit van een fotokopie van het uittreksel uit het geboorteregister nummer [nummer], afgegeven op 20 februari 2001, inzake de geboorte van verzoeker. Deze geboorteakte was op dat moment weliswaar niet gelegaliseerd en/of geverifieerd, maar de Nederlandse ambassade te Accra heeft op 14 juni 2002 de bedoelde geboorteakte wel gelegaliseerd en geverifieerd, zodat kan worden geconcludeerd dat de notaris de beschikking had over een inhoudelijk correcte geboorteakte. Dit leidt tot de conclusie dat sprake is van een rechtsgeldige erkenning door [A] en dat verzoeker vanaf de erkenning op 15 juni 2001 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
4.8. Ten overvloede wordt hierbij nog opgemerkt dat de rechtbank voorbij gaat aan de discussie die tussen verzoeker en de IND nog is ontstaan over het moederschap over verzoeker. Uit de door verzoeker overgelegde informatie, een DNA-onderzoek daaronder begrepen, is genoegzaam gebleken wie zijn moeder is. De enkele door de IND naar voren gebrachte omstandigheid dat het onderzoek is verricht door een laboratorium dat mogelijk niet voldoet aan de eisen die het Besluit DNA-onderzoek van 20 oktober 2008 stelt doet daaraan niet af.
5.De beslissing
De rechtbank stelt vast dat [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Ghana), vanaf 15 juni 2001 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis, mr. D.H. von Maltzahn en mr. W.J. Don en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2011.