ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3633

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/28128
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een herhaalde aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en de rol van zienswijzen in de procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker van Somalische nationaliteit en de minister voor Immigratie en Asiel. De verzoeker had op 22 augustus 2011 een herhaalde aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 30 augustus 2011 door de minister was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker tijdig een zienswijze had ingediend, maar dat deze niet door de minister was meegenomen in de beoordeling van de opvolgende aanvraag. De rechter oordeelde dat dit in strijd was met artikel 3.114 van het Vreemdelingenbesluit 2000, dat vereist dat rekening wordt gehouden met ingediende zienswijzen. De rechter benadrukte dat de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen een essentieel onderdeel is van de procedure die voorafgaat aan de beslissing op de aanvraag.

De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en bepaald dat de minister opnieuw op de aanvraag moet beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1311. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de waarborgen die de procedure voor het indienen van zienswijzen beoogt te bieden en de rol van de rechter in het beoordelen van nieuwe feiten en omstandigheden in asielzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer: Awb 11/28128 (voorlopige voorziening)
Awb 11/28127 (beroep)
Uitspraak
in het geding tussen:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum]
van Somalische nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer], verzoeker,
gemachtigde mr. K. Wijnmalen, advocaat te Dordrecht;
en
de minister voor Immigratie en Asiel (Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. H.R. Nobel,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1. Procesverloop
Op 22 augustus 2011 heeft verzoeker opnieuw een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Bij brief van 30 augustus 2011 is daartegen beroep ingesteld. Verzoeker mag de behandeling daarvan niet in Nederland afwachten. Bij verzoek van 30 augustus 2011 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep is beslist.
Het verzoek is ter zitting van 29 september 2011 behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.W.B. van Twist, kantoorgenoot van de gemachtigde. Ook verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 De voorzieningenrechter (hierna: rechter) stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De rechter zal toetsen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op beroep moet worden verboden.
2.2 Niet in geschil is dat de door verzoeker ingediende zienswijze op het voornemen tijdig is ingediend en verweerder de zienswijze niet bij de beoordeling van de opvolgende aanvraag van verzoeker heeft betrokken.
2.3 De rechter is met verzoeker van oordeel dat verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 3.114 van het Vreemdelingenbesluit 2000, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de door verzoeker ingediende zienswijze. Het ter zitting gevoerde betoog van verweerder dat thans sprake is van een opvolgende asielaanvraag, en het aan de rechter is om ambtshalve te beoordelen of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, kan hieraan niet afdoen. De rechter acht daartoe, conform de geldende jurisprudentie, redengevend dat de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen dient te worden aangemerkt als een essentieel onderdeel van de procedure die voorafgaat aan de totstandkoming van het besluit op de aanvraag. Door de rechter te laten beoordelen of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden wordt, te meer nu de aanvraag is afgedaan binnen het bestek van de algemene asielprocedure, onvoldoende recht gedaan aan de waarborg die de voornemenprocedure beoogt te bieden.
Gelet op het vorenstaande dient het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb te worden vernietigd. De rechter komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
2.4 Omdat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zal leiden, verklaart de rechter met toepassing van artikel 8:86 van de Awb het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen wordt afgewezen.
2.5 Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 1311,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 437,--; wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 augustus 2011;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag dient te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, ten bedrage van € 1311,=, te voldoen aan verzoeker;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Bruggen, rechter, en door deze en mr. M.J.S. Benning als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2011.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover daarbij in de hoofdzaak is beslist, kunnen partijen binnen één week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.