ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3618
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongewenstverklaring en inreisverbod in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 7 november 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een stateloze persoon die naar eigen zeggen uit Algerije afkomstig is, en de minister voor Immigratie en Asiel. Eiser was op 15 september 2006 ongewenst verklaard en stelde dat deze ongewenstverklaring een inreisverbod impliceert dat onder de Terugkeerrichtlijn (Tri) valt. Volgens eiser zou dit inreisverbod op 15 september 2011 zijn opgehouden te bestaan, omdat de Tri voorschrijft dat een inreisverbod niet langer dan vijf jaar mag duren. Eiser voerde aan dat de bewaring onrechtmatig was, omdat er geen terugkeerbesluit was genomen door de verweerder. De rechtbank oordeelde echter dat een ongewenstverklaring niet gelijkstaat aan een inreisverbod zoals bedoeld in de Tri. De rechtbank stelde vast dat de ongewenstverklaring enkel betrekking heeft op het Nederlandse grondgebied, terwijl de Tri van toepassing is op alle EU-lidstaten. De rechtbank concludeerde dat de verweerder geen rechtsbasis had om een inreisverbod uit te vaardigen, aangezien de Tri nog niet was geïmplementeerd in de nationale regelgeving. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser tegen de bewaring ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring gerechtvaardigd waren, gezien het vermoeden dat eiser zich aan zijn verwijdering zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de bewaring niet in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000.