ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3607

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
391687 FA RK 11-2759
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot inschrijving echtscheidingsbeschikking in registers van de burgerlijke stand

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot inschrijving van een echtscheidingsbeschikking. De verzoeker, die in deze procedure de man is, heeft de rechtbank verzocht de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage te gelasten om de beschikking van de rechtbank Rotterdam, d.d. 22 februari 2010, waarbij de echtscheiding tussen hem en zijn vrouw is uitgesproken, in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. De ambtenaar had geweigerd deze inschrijving te verrichten, omdat er geen verklaring was ontvangen van de Pakistaanse autoriteiten, zoals vereist onder het Haags Betekeningsverdrag. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 september 2011, waarbij de verzoeker en zijn advocaat, alsook vertegenwoordigers van de ambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht en belang heeft bij de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, aangezien er diverse financiële gevolgen verbonden zijn aan het voortduren van het huwelijk. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ontbreken van de verklaring van de Pakistaanse autoriteiten en dat de vrouw op de hoogte is van de echtscheiding. De rechtbank heeft de argumenten van de ambtenaar, die stelde dat zonder de verklaring geen correcte betekening had plaatsgevonden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de betekening conform artikel 55 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) was voltooid en dat het Haags Betekeningsverdrag niet in de weg staat aan het in kracht van gewijsde gaan van de beschikking.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de beschikking diende in te schrijven, omdat het verzoek tot inschrijving tijdig was gedaan. De rechtbank heeft de ambtenaar gelast om de beschikking in te schrijven in het register van de burgerlijke stand, waarmee de echtscheiding officieel werd erkend.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 11-2759
Zaaknummer: 391687
Datum beschikking: 24 oktober 2011
Verzoek ex artikel 1:27 van het Burgerlijk Wetboek
Beschikking op het op 8 april 2011 ingekomen verzoekschrift van:
[de man],
de verzoeker,
wonende te [woonplaats A],
advocaat mr. W.J.L. Zwaan te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,
zetelend te 's-Gravenhage,
de ambtenaar.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift van de ambtenaar;
- de brief d.d. 18 april 2011, met bijlagen, van verzoeker;
- de brief d.d. 14 september 2011, met bijlagen, van verzoeker.
Op 19 september 2011 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker met zijn advocaat alsmede mevrouw G. Verbruggen en mevrouw L.I. Holtus namens de ambtenaar.
Verzoek en verweer
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage zal gelasten over te gaan tot inschrijving van de beschikking, van de rechtbank Rotterdam d.d. 22 februari 2010, waarbij de echtscheiding is uitgesproken tussen [de man] en [de vrouw], gehuwd op [huwelijksdatum] in [huwelijksplaats], Pakistan, in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage
De ambtenaar heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feiten
- Op 22 februari 2010 is bij beschikking van de rechtbank Rotterdam (hierna: de
beschikking) de echtscheiding tussen verzoeker en [de vrouw ] (hierna: de vrouw)
uitgesproken.
- De beschikking is gepubliceerd in de Staatscourant op 2 maart 2010.
- De beschikking is op 15 maart 2010 betekend aan het parket van de ambtenaar van
het Openbaar Ministerie en door de deurwaarder per aangetekende
brief toegezonden aan de vrouw.
- Er is, ondanks herhaalde verzoeken, geen verklaring als bedoeld in artikel 6 van het
Haags Betekeningsverdrag 1965 van de Pakistaanse autoriteiten ontvangen.
- Vanwege het ontbreken van voornoemde verklaring heeft de ambtenaar van de
burgerlijke stand herhaaldelijk geweigerd de echtscheiding in te schrijven in het
daartoe bestemde register van de burgerlijke stand.
Beoordeling
Verzoeker stelt dat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is vernomen dat Pakistan kampt met diverse problemen waaronder ook logistieke problemen wegens natuurrampen. Daarnaast is het moeilijk contact te krijgen met vertegenwoordigers van de Pakistaanse overheid. Een verklaring als bedoeld in artikel 6 van het Haags Betekeningsverdrag 1965 kan daarom nog steeds niet worden overgelegd. Verzoeker voert aan dat hij er recht en belang bij heeft om gescheiden te raken nu er diverse (financiële) gevolgen verbonden zijn aan het voortduren van het huwelijk. Verzoeker beroept zich op artikel 6 van het EVRM dat hem recht geeft op adequate toegang tot de rechter. Een beperkte uitleg van dit artikel zou kunnen luiden dat verzoeker adequate toegang tot de rechter heeft gehad nu de rechtbank Rotterdam de echtscheiding heeft uitgesproken. Echter, zo stelt verzoeker, een dergelijke beperkte uitleg miskent dat de echtscheiding pas definitief is als de inschrijving daarvan een feit is. Daarnaast stelt verzoeker dat de Nederlandse rechtsstaat haar burgers meer bescherming dient te bieden dan enkel een beperkte uitleg van artikel 6 EVRM. Verzoeker stelt dat het niet voor zijn rekening kan komen dat de Pakistaanse autoriteiten kennelijk onvoldoende uitvoering geven aan de op hen rustende verplichtingen ingevolge het Haags Betekeningsverdrag 1965 en dat het evenmin voor zijn rekening kan komen dat de vrouw een bekend adres heeft in Pakistan waardoor betekening op deze wijze dient te geschieden. Verzoeker vreest overigens dat, indien de Pakistaanse autoriteiten alsnog met bedoelde verklaring zouden komen, dit te laat zal zijn vanwege de termijn van zes maanden die geldt voor inschrijving nadat een beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Alsdan zou verzoeker de echtscheidingsprocedure nogmaals moeten voeren. Verzoeker stelt ten slotte dat het aannemelijk is dat de vrouw op de hoogte is van de Nederlandse echtscheiding nu het echtscheidingsverzoek in persoon aan de vrouw is uitgereikt. De vrouw legt zich kennelijk neer bij het eindigen van het huwelijk nu door de vrouw sindsdien geen enkele actie richting verzoeker is ondernomen.
De ambtenaar stelt dat voor een rechtsgeldige inschrijving van de beschikking een verklaring als bedoeld in artikel 6 van het Haags Betekeningsverdrag 1965 noodzakelijk is. Dit stuk is bepalend voor de beoordeling of de beschikking al dan niet in kracht van gewijsde is gegaan. Zolang er geen correcte betekening heeft plaatsgevonden is er ook geen sprake van kracht van gewijsde en geldt er ook geen termijn waarbinnen de inschrijving moet plaatsvinden, aldus de ambtenaar. De ambtenaar refereert zich echter aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 820 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een echtgenoot die in eerste aanleg niet in de procedure is verschenen, tegen een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding (...) is toegewezen, hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig het tweede lid van voornoemd artikel openlijk bekend is gemaakt. De openlijke bekendmaking geschiedt door plaatsing van een uittreksel van de beschikking in de Staatscourant.
Artikel 55 Rv bepaalt hoe betekend dient te worden in het geval van een onbekende woonplaats en/of onbekend werkelijk verblijf in Nederland en een bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf buiten Nederland. In casu heeft de vrouw een bekende woonplaats te Pakistan zodat het eerste lid van voornoemd artikel van toepassing is.
De beschikking is gepubliceerd in de Staatscourant op 2 maart 2010. Voorts is de beschikking op 15 maart 2010 betekend aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie en er is voorts door de deurwaarder per aangetekende brief een afschrift toegezonden aan de vrouw. Vast staat daarom dat verzoeker heeft betekend zoals bedoeld in artikel 55, eerste lid, Rv en dat ingevolge artikel 820 Rv de beschikking op 16 juni 2010 in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de ambtenaar dat zonder een verklaring als bedoeld in artikel 6 van het Haags Betekeningsverdrag 1965 geen correcte betekening heeft plaatsgevonden. De betekening conform artikel 55 Rv is voltooid zodra exploot is gelaten aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 30 december 1977 (LJN: AD6874). Het Haags Betekeningsverdrag 1965 derogeert niet aan het bepaalde in artikel 55, eerste lid. Het Haags Betekeningsverdrag 1965 geeft enkel regels over de kennisgeving van de betekening aan de belanghebbende. Dat het Haags Betekeningsverdrag 1965 niet in de weg staat aan het in kracht van gewijsde gaan van de beschikking kan ook worden afgeleid uit artikel 16 van het Haags Betekeningsverdrag 1965 welk artikel in de mogelijkheid voorziet de belanghebbende een nieuwe beroepstermijn toe te staan als de beschikking hem buiten zijn schuld niet tijdig heeft bereikt.
De rechtbank is van oordeel dat nu de beschikking op 16 juni 2010 in kracht van gewijsde is gegaan ingevolge artikel 1:163 van het Burgerlijk Wetboek binnen zes maanden daarna een verzoek tot inschrijving bij de ambtenaar van de burgerlijke stand moet worden gedaan, anders verliest de beschikking zijn kracht. Verzoeker heeft bij brief van 23 juni 2010 aan de ambtenaar een verzoek gedaan tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Het verzoek tot inschrijving is dus tijdig gedaan.
Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek toe.
Beslissing
De rechtbank:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage de beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 22 februari 2010, waarbij de echtscheiding is uitgesproken tussen [de man] en [de vrouw], gehuwd op [huwelijksdatum] in [huwelijksplaats], Pakistan, in te schrijven in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Zonneveld, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2011.