ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3541
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.C. Punt
- I.F. Dam
- M. Groeneveld-Stubbe
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van een kind geboren in Suriname
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 september 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van een kind, geboren in Suriname in 1982. De ouders van het kind, verzoekers sub 1 en 2, waren destijds in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders op basis van artikel 5 lid 2 van de Wet op het Nederlanderschap (WNI) hun Nederlandse nationaliteit hebben verloren, omdat de termijn van twee jaar, die in dat artikel is genoemd, is verstreken. Deze termijn is volgens de rechtbank begin 1983 gaan lopen, wat betekent dat de ouders in 1982 nog in het bezit waren van de Nederlandse nationaliteit.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de intenties van de ouders bij hun vertrek naar Suriname in 1980 en hun pogingen om terug te keren naar Nederland in 1982. De rechtbank concludeert dat de ouders niet de intentie hadden om zich permanent in Suriname te vestigen en dat hun financiële situatie hen belemmerde om terug te keren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de IND niet in staat was om de correspondentie met het Kabinet van de Koningin te achterhalen, wat de zaak verder compliceerde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het kind, geboren op [geboortedatum] 1982, op grond van artikel 1 aanhef en onder a van de WNI, de Nederlandse nationaliteit bezit, omdat zijn vader ten tijde van zijn geboorte nog in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft het verzoek ten aanzien van het kind toegewezen en het overige verzoek afgewezen. Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank zich baseerde op de eerder genomen beschikking van 7 mei 2009.