ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3288

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
356231 - HA ZA 10-76
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezegging tot betaling van de koopprijs van een woning en de toelaatbaarheid van onrechtmatig verkregen bewijs

In deze vrijwaringszaak stond de toezegging van de gedaagde aan de eiseres centraal, waarbij de gedaagde beloofde de koopprijs van een woning te voldoen. De eiseres had op 6 september 2008 een koopovereenkomst getekend, maar de verkopers hadden deze ontbonden omdat de eiseres de waarborgsom niet had voldaan. De eiseres stelde dat de gedaagde haar had beloofd de koopprijs te betalen, en voerde als bewijs transcripties van telefoongesprekken aan. De gedaagde betwistte de toezegging en voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres geslaagd was in het leveren van bewijs dat de gedaagde de toezegging had gedaan. De rechtbank weegt de belangen van waarheidsvinding tegen de belangen van de gedaagde om onrechtmatig verkregen bewijs buiten beschouwing te laten. De rechtbank concludeerde dat de gesprekken niet van zodanig intieme aard waren dat openbaarmaking een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gedaagde zou opleveren. De rechtbank oordeelde dat de eiseres geen andere middelen had om het vereiste bewijs te leveren, en dat het belang van waarheidsvinding zwaarder woog dan de belangen van de gedaagde.

Uiteindelijk werd de vordering van de eiseres toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld om aan de eiseres € 44.000,- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G.H.I.J. Hage op 3 augustus 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 356231 / HA ZA 10-76
Vonnis in vrijwaring van 3 augustus 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.G.E. de Vries te Diemen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 april 2011 en de daarin genoemde gedingstukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 16 juni 2011.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De verdere beoordeling
2.1.Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] aan [eiseres] de toezegging heeft gedaan de koopprijs van de woning te voldoen, waarvoor [eiseres] op 6 september 2008 een koopovereenkomst heeft getekend, dan wel de boete te voldoen die is voortgevloeid uit het feit dat de verkopers de koopovereenkomst hebben ontbonden omdat [eiseres] de waarborgsom (in de vorm van een bankgarantie) niet heeft voldaan.
2.2.Ten bewijze van haar stelling dat [gedaagde] de hiervoor bedoelde toezeggingen aan [eiseres] heeft gedaan, heeft [eiseres] een USB-stick overgelegd waarop telefoongesprekken tussen [eiseres] en [gedaagde] digitaal zijn vastgelegd tezamen met een transcriptie van deze gesprekken.
2.3.[gedaagde] betoogt dat het door [eiseres] overgelegde bewijs onrechtmatig is verkregen en dat de rechtbank dit bewijs daarom buiten beschouwing dient te laten. Ter onderbouwing van dit verweer verwijst [gedaagde] naar de arresten Driessen / Gelder (HR 16 oktober 1987, NJ 1988, 850) en Slempkes / Nool (HR 7 februari 1992, NJ 1993, 78) waarin volgens [gedaagde] is beslist dat ingeval van - zonder toestemming opgenomen - gesprekken in de privésfeer, waarbij de aard en de mate van de intimiteit van groot gewicht zijn, deze opgenomen gesprekken aangemerkt moeten worden als onrechtmatig verkregen bewijs.
2.4.De rechtbank is echter van oordeel dat er geen goede grond is om de door [eiseres] opgenomen gesprekken als bewijsmiddel buiten beschouwing te laten. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat in het genoemde arrest Slempkes / Nool - in tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] betoogt - is beslist dat ook ingeval van zonder toestemming opgenomen privégesprekken bijkomende omstandigheden vereist zijn voordat in een civielrechtelijk geding dit bewijsmiddel als onrechtmatig verkregen valt aan te merken. [gedaagde] heeft echter geen bijkomende omstandigheden genoemd.
2.5.Voorts is van belang dat - veronderstellenderwijs aannemende dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs - dit niet zonder meer met zich meebrengt dat dit bewijs in een civiele procedure moet worden uitgesloten (vergelijk gerechtshof 's-Gravenhage 23 maart 2010, NJF 2010, 203). Om te beoordelen of het bewijs al dan niet toelaatbaar is, dient een afweging plaats te vinden tussen het belang van de waarheidsvinding enerzijds en het belang van [gedaagde] om van onrechtmatig optreden gevrijwaard te blijven anderzijds. In het kader van deze belangenafweging oordeelt de rechtbank dat genoemde telefoongesprekken niet van zodanig intieme aard zijn dat de openbaarmaking - in de beperkte zin van kennisneming door de rechtbank van de transcriptie van de telefoongesprekken - een zodanig ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [gedaagde] oplevert dat de inhoud daarvan om die reden buiten beschouwing zou moeten worden gelaten. Daarbij is van belang dat aan [eiseres] geen andere rechtmatige middelen ter beschikking staan om het vereiste bewijs te leveren. Het is immers haar woord tegen dat van [gedaagde]. Onder deze omstandigheden weegt het belang van [gedaagde] niet op tegen het belang van de waarheidsvinding en zal de rechtbank de telefoongesprekken als bewijs toelaten.
2.6.De rechtbank constateert dat [gedaagde] niet betwist dat de transcriptie de inhoud van de tussen hem en [eiseres] gevoerde telefoongesprekken correct weergeeft. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - kan de zinsnede van [gedaagde] "Voor zover uit kan worden gegaan van de juistheid van de inhoud van de transcriptie - hetgeen uitdrukkelijk wordt betwist -,", dan ook niet als gemotiveerde betwisting worden aangemerkt. Dat geldt temeer nu [gedaagde] vervolgens zelf conclusies trekt uit de - dan niet meer door hem weersproken - inhoud van de transcriptie.
2.7.Gezien de inhoud van de transcriptie acht de rechtbank [eiseres] geslaagd in het door haar te leveren bewijs dat [gedaagde] aan
haar de toezegging heeft gedaan dat hij de woning zou financieren en dat hij - als hij daar niet in zou slagen - de boete zou betalen. Dat volgt - onder andere - uit het eerste telefoongesprek dat volgens [eiseres] - onweersproken - heeft plaatsgevonden in november 2008. Daarin is - onder meer - gezegd:
"Hij: Hoe staat het ermee? Wat heb je gaan?
Zij: Nou, ik heb nog niks gedaan want ik zat op jouw afspraak te wachten, weet je.
(...)
Hij: En het voorstel, euh, eerste betaling november.
Zij: 12 of 10? Gisteren zei je 10.
Hij: Nee, 12.
Zij: 12?
Hij: Ja, 12. (...) Je krijgt gewoon 12, heb je twee dagen om het over te maken. De tweede is 12 12 ... Als het pand op 20/12 nog niet verkocht is, dan alsnog afnemen als financiering gereed kan worden gemaakt. Zo niet, dan wordt het restant van de boete betaald op 20/12. Ja?
Zij: Ja, ik heb het genoteerd.
(...)
Hij: Nee, ... Als het pand op 20/12 nog niet verkocht is, alsnog afnemen als financiering gerealiseerd kan worden. Zo niet, dan wordt het restant van de boete betaald punt.
(...)
Hij: (...) Ik hoor nog wel als er dingen voorvallen. Laat me dan even weten.
Zij: Nou ja, is goed. Ik krijg sowieso een dagvaarding aan m'n deur van de deurwaarder, dat is wel bekend, dat dat gaat gebeuren. Ja en dan moet ik, weet ik veel, voor de rechtbank verschijnen ofzo, want ze gaan het proberen te vorderen.
Hij: Ja goed, maar je hebt toch nu het voorstel?
Zij: Ja oke, maar als ze hier niet mee akkoord gaan, wat stel je dan voor?
Hij: Ach, ze ... er toch niks aan. Het is toch heel duidelijk. Je gaat, euh, je hebt ..., je neemt de helft van de boete. In feite. Dus wat willen ze nog meer?
Zij: Oh dus de helft van de boete kunnen ze wel verhalen op mij?
(...)
Hij: ... Jij hebt een bepaalde inkomen, nou, wat willen ze nog meer? Is toch duidelijk? Daar hoef je toch niet te zeggen hoe het in elkaar steekt? Dat is toch niet aan de orde? Het is een afspraak tussen ons. Ja?"
2.8.De rechtbank verwerpt het verweer dat [gedaagde] aan de toezegging tot betaling de voorwaarde heeft gekoppeld dat de zogenoemde megadeal zou rondkomen. Dit verweer vindt geen steun in de inhoud van de gevoerde telefoongesprekken.
2.9.Nu de hiervoor bedoelde toezegging van [gedaagde] aan [eiseres] vast staat brengt dat mee dat de vordering van [eiseres] behoort te worden toegewezen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [eiseres] in de hoofd- en in de vrijwaringsprocedure.
3.De beslissing
De rechtbank
3.1.veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] € 44.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.788,- aan salaris advocaat en € 85,98 aan verschotten,
3.3.veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding aan [eiseres] van de voor rekening van [eiseres] gekomen kosten van de hoofdzaak ten bedrage van € 4.459,13 voor [A] c.s. en € 3.425,- voor [eiseres],
3.4.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.