ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3249

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
363378 - HA ZA 10-1299
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na wateroverlast in parkeerkelder van woningcomplex

In deze zaak vorderden de eiseressen, Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., HDI-Gerling Verzekeringen N.V. en Heijmans Burgh-Haamstede B.V., schadevergoeding van de gedaagde, Baas Infra Services B.V., naar aanleiding van wateroverlast in de parkeerkelder van een appartementen- en winkelcomplex. De wateroverlast vond plaats in de nacht van 24 op 25 juni 2005, waarbij zowel leidingwater als regenwater de parkeerkelder instroomden. De eiseressen stelden dat de schade was veroorzaakt door een onzorgvuldige afsluiting van de ringwaterleiding door Baas, waardoor leidingwater in de parkeerkelder terechtkwam. De rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband bestond tussen de schade en het handelen van Baas, omdat de schade ook zonder het uitgestroomde leidingwater identiek zou zijn geweest door de aanzienlijke hoeveelheid regenwater die was gevallen. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseressen af, omdat de schade niet uitsluitend aan het handelen van Baas kon worden toegeschreven. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagde partij.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 363378 / HA ZA 10-1299
Vonnis van 22 juni 2011
in de zaak van
1.de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3.de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEIJMANS BURGH-HAAMSTEDE B.V.,
gevestigd te Burgh Haamstede,
eiseressen,
advocaat mr. R.S. Ariëns te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAAS INFRA SERVICES B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
gedaagde,
advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te Den Haag.
Partijen zullen hierna Heijmans c.s. (meervoud) en Baas genoemd worden. Eiseressen sub 1 tot en met 3 zullen gezamenlijk Delta Lloyd c.s. (meervoud) genoemd worden en eiseressen afzonderlijk Delta Lloyd, Allianz, HDI-Gerling en Heijmans.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 maart 2010, met producties;
- het herstelexploot van 23 maart 2010;
- de conclusie van antwoord van 25 augustus 2010, met producties;
- het tussenvonnis van 8 september 2010, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de (ambtshalve) beschikkingen van 8 oktober 2010 en 8 december 2010 ter bepaling van een comparitiedatum;
- de akte uitlating tevens houdende akte wijziging eis van 3 maart 2011 van de zijde van Heijmans c.s., met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 maart 2011 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de brief van 22 maart 2011 van de zijde van Heijmans c.s.;
- de brief van 13 april 2011 van de zijde van Baas.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.Heijmans is als aannemer in 2002 in Dordrecht gestart met de bouw van een appartementen- en winkelcomplex, voorzien van een ondergronds gelegen parkeergarage in opdracht van woningcorporatie Woondrecht. Heijmans heeft gezorgd voor de aanleg van de interne riolering en waterleiding voor het bouwproject. Baas heeft medio 2005, in opdracht van Evides, gefaseerd een ringwaterleiding aangelegd waarmee de interne waterleiding van het complex zou worden aangesloten op de al bestaande waterleiding.
2.2.Voor het bouwproject heeft Heijmans bij Delta Lloyd c.s. een Constructie "All Risks" verzekering (hierna: CAR-verzekering) afgesloten. Op het polisblad is - onder meer - vermeld:
"(...)
Verzekerde
Heijmans IBC Bouw en/of de tot Heijmans IBC Bouw B.V. behorende en/of aan hen gelieerde bedrijven voor zover deze niet elders zijn verzekerd.
in de hoedanigheid van aannemer van de bouw van de verzekerde interesten, alsmede - met of zonder lastgeving - de partijen genoemd in art. 28 van de verzekeringsvoorwaarden K 930-01.
(...)
Verzekerde interest
Alle werken op het gebied van woning- en utiliteitsbouw, inclusief verbouwingen, restauratie, onderhouds- en reparatiewerken, uitgevoerd door verzekerde binnen Europa waarvan de bouwperiode niet langer is dan 36 maanden, echter met uitsluiting van natte werken.
Onder natte werken wordt verstaan: werken in open water en/of water welke onder invloed staan van getijdebeweging.
(...)"
2.3.Op Aanhangsel nr 0.15 bij het polisblad van de CAR-verzekering is - onder meer - opgenomen:
"(...)
Onder dit contract is meeverzekerd:
Het project "Zilvervloot"
(...)"
2.4.In de polisvoorwaarden behorende bij de CAR-verzekering is - onder meer - opgenomen:
"SECTIE I - HET WERK
Verzekerde interesten
1Tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld - en onverminderd de bepalingen van art. 34 van deze polis - omvatten de onder sectie I van deze verzekering verzekerde interesten:
ade te bouwen objecten, in aanbouw en/of gereed;
balle bijkomende werken, meerwerk, wijzigingen enz. al dan niet volgens bestek;
calle voor het werk bestemde materialen en bouwstoffen, constructies, onderdelen enz;
dsteigerwerk, bekistingen, damwanden, dekzeilen en andere tijdelijke en/of hulpwerken en/of hulpmaterialen, al dan niet volgens bestek en alle andere objecten welke ten behoeve van het werk op het bouwterrein aanwezig zijn, doch exclusief werktuigen enz. als hieronder omschreven;
ealle ten behoeve van het werk te gebruiken, in gebruik zijnde en/of gebruikte tekeningen, ontwerpen, modellen en dergelijke voorwerpen, onverschillig waar deze zich binnen Nederland mochten bevinden, inclusief vervoer binnen Nederland per onverschillig welke gelegenheid, laden, lossen enz.
Uitgesloten zijn evenwel de bij het werk te gebruiken, in gebruik zijnde en/of gebruikte werktuigen, machinerieën, gereedschappen, alsmede keten, loodsen en andere tijdelijke onderkomens zomede de inventarissen hiervan, persoonlijke eigendommen van directie en personeel, geld en geldswaardige papieren.
(...)
ALGEMENE VOORWAARDEN
Verzekerden
28In geval de aan de voorzijde van deze polis met name genoemde verzekerde is aangeduid als "aanbesteder" of "opdrachtgever" van het verzekerde werk, zal deze verzekering mede dekking geven aan de aannemer(s), terwijl in het geval de met name genoemde verzekerde als "aannemer" van het verzekerde werk is genoemd, deze verzekering mede dekking zal geven aan de aanbesteder. In beide gevallen zal deze verzekering mede geschieden ten behoeve van de onderaannemer(s), de installateur(s), de leverancier(s), de architect(en), de constructeur(s), alsmede de adviseur(s). Indien een of meer der onder de verzekering gedekte werkzaamheden hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk moeten worden uitgevoerd door personen, die niet behoren tot een der hierboven opgesomde categorieën, dan zullen die personen als onderaannemers worden beschouwd.
29Overal waar in deze polis gesproken wordt van "verzekerde" zullen alle onder art. 28 medeverzekerde partijen daaronder begrepen zijn. De voor "verzekerde" geldende verplichtingen gelden derhalve ook voor alle medeverzekerde partijen, tenzij anders is bepaald. Verzekeraars doen afstand van eventueel recht van verhaal op de onder deze polis verzekerde partijen, behoudens het in art. 38 bepaalde.
(...)
Schade
38Verzekeraars zullen geen beroep doen op art. 276 en 294 Wetboek van Koophandel, behalve in geval van schade opzettelijk veroorzaakt door één of meer der verzekerde partijen. (...)"
2.5.Eind juni 2005 aan het einde van een werkdag heeft Baas de ringwaterleiding verlengd, waarna het eindstuk van het leidingdeel door Baas is afgestopt, in afwachting van de volgende verlenging van de waterleiding. Bij aanvang van de volgende werkdag is door Heijmans geconstateerd dat er in de parkeerkelder onder het complex dichtbij de waterleiding waterschade is ontstaan (hierna: het schadevoorval). Nadien is gebleken dat de door Baas aangebrachte eindkap is losgekomen van de waterleiding.
3.Het geschil
3.1.Heijmans c.s. vorderen - na wijziging van eis en samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Baas zal veroordelen
I. tot betaling aan Delta Lloyd c.s. van de door Delta Lloyd c.s. aan Heijmans uitgekeerde schade ad € 130.657,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. tot betaling aan Delta Lloyd c.s. van de door Delta Lloyd c.s. betaalde expertisekosten ad € 8.802,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, en tot betaling van de advocaatkosten ad € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. tot betaling aan Heijmans van de door Heijmans geleden schade ad € 9.827,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. in de proceskosten.
3.2.Ter onderbouwing van de vordering genoemd onder 3.1 I stellen Heijmans c.s. dat het schadevoorval is veroorzaakt doordat Baas de ringwaterleiding heeft afgedicht op een wijze die niet geschikt was voor onder druk staande leidingen. Het uitgestroomde leidingwater heeft de parkeerkelder onder water gezet. Baas heeft daardoor onzorgvuldig jegens Heijmans gehandeld en hij is dientengevolge schadeplichtig geworden, aldus Heijmans c.s. De totale schade bedroeg € 140.762,86. Delta Lloyd c.s. hebben aan Heijmans onder de CAR-verzekering een bedrag van € 130.657,43 uitgekeerd. Op basis van artikel 7:962 BW zijn Delta Lloyd c.s. gesubrogeerd in de rechten van Heijmans en vorderen zij het door hen uitgekeerde bedrag van Baas, aldus nog steeds Heijmans c.s.
3.3.Aan de vordering genoemd onder 3.1 II leggen Heijmans c.s. ten grondslag dat Delta Lloyd c.s. € 8.802,29 aan expertisekosten hebben gemaakt, die op basis van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen.
3.4.De vordering genoemd onder 3.1 III gronden Heijmans c.s. op de stelling dat een bedrag van € 4.500,- van de totale geleden schade voor rekening van Heijmans is gebleven op basis van het eigen risico op de CAR-verzekering. Daarnaast is een schadebedrag van (€ 9.827,38 - € 4.500,- =) € 5.327,38 door Delta Lloyd c.s. niet aan Heijmans uitgekeerd.
3.5.Baas voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
Niet bestaande vennootschap gedagvaard?
4.1.Baas betoogt ten verwere allereerst dat Heijmans c.s. niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hun vorderingen omdat Baas geen bestaande vennootschap is. Evides heeft voor de aanleg van de waterleidingen een overeenkomst gesloten met Baas Infratechniek B.V. Baas Infratechniek B.V. heeft op 1 januari 2006 opgehouden te bestaan en is overgegaan in Baas Infra Services B.V. Op 1 januari 2007 heeft Baas Infra Services B.V. opgehouden te bestaan en is overgegaan in Baas B.V. Deze laatste vennootschap hadden Heijmans c.s. moeten dagvaarden, aldus Baas.
4.2.De rechtbank verwerpt het verweer van Baas. Zij is - met Heijmans c.s. - van oordeel dat het gegeven dat Heijmans c.s. Baas met een foutieve naamaanduiding hebben gedagvaard, in dit geval niet tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Baas Infra Services is geen aparte rechtspersoon die naast Baas B.V. zelfstandig opereert. In dat opzicht is de casus in het door Baas aangehaalde vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2010 (LJN: BN8358) niet vergelijkbaar met de onderhavige situatie, omdat in die zaak een andere bestaande rechtspersoon was gedagvaard dan de rechtspersoon die de wederpartij was in de procedure. Voorts handelt Baas B.V. tevens onder de handelsnaam Baas Infra Services. Zoals partijen hebben aangevoerd, heeft de Hoge Raad in 1981 al geoordeeld dat de eiser die een gedaagde rechtspersoon onder haar handelsnaam in plaats van onder haar statutaire naam dagvaardt, ontvankelijk is (vergelijk HR 22 mei 1981, NJ 1982, 59). Dat de handelsnaam van Baas B.V. niet "Baas Infra Services B.V." maar "Baas Infra Services" is, acht de rechtbank in dit geval niet van doorslaggevend belang. Voor Baas is immers van het begin af aan duidelijk geweest wie Heijmans c.s. bedoeld hebben te dagvaarden. Zij is dan ook niet in enig belang geschaad.
Baas meeverzekerd onder de CAR-verzekering van Heijmans?
4.3.Vervolgens is tussen partijen in geschil of Delta Lloyd c.s. regres kunnen nemen op Baas, daar Baas ten verwere aanvoert dat zij als medeverzekerde in de zin van artikel 28 van de polisvoorwaarden (zie onder 2.4) heeft te gelden. In dat geval is regres op grond van artikel 29 jo 38 van de polisvoorwaarden (zie onder 2.4) uitgesloten, aldus Baas.
4.4.Zoals partijen terecht in hun brieven van 22 maart 2011 respectievelijk 13 april 2011 tot uitgangspunt nemen, is Baas als medeverzekerde in de zin van de polisvoorwaarden aan te merken wanneer komt vast te staan dat zij één of meer onder de verzekering gedekte werkzaamheden heeft uitgevoerd. Een contractuele relatie is niet vereist om meeverzekerd te zijn onder de onderhavige CAR-verzekering.
4.5.De rechtbank volgt Baas in haar verweer dat de werkzaamheden die zij heeft verricht, vallen onder "het werk" dan wel "verzekerde interesten" zoals omschreven op het polisblad en in de polisvoorwaarden. "Het werk" is enkel aangeduid met de algemene omschrijving "Het project "Zilvervloot"" (zie onder 2.3) en in de verzekerde interesten op het polisblad (vergelijk onder 2.2) en in de polisvoorwaarden in artikel 1 (zie onder 2.4) worden de verzekerde werkzaamheden zodanig ruim omschreven dat daaronder ook de aansluiting op de waterleiding valt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat - als onweersproken - vaststaat dat de door Baas aangelegde ringleiding uitsluitend is aangelegd met het oog op het door Heijmans c.s. gerealiseerde appartementen- en winkelcomplex en dat het complex niet kon worden opgeleverd zonder de aansluiting op deze waterleiding waardoor het een onverbrekelijk deel uitmaakt van het "project Zilvervloot". De vergelijking met het arrest van 1 maart 2011 van het gerechtshof Amsterdam (LJN: BP7565) waarin een partij niet als medeverzekerde onder de CAR-verzekering is aangemerkt - welk arrest Heijmans c.s. aanhalen ter ondersteuning van hun stelling - gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Zoals Baas terecht opmerkt, heeft het gerechtshof in dat arrest geoordeeld dat de aanleg door aannemer Kassenbouw van een onder het maaiveld aangebracht buizensysteem niet viel onder de omschrijving van het onder de CAR-verzekering verzekerde werk van aannemer [A], welke omschrijving uitsluitend zag op het aanbrengen van een betonnen vloer bovenop en onafhankelijk van het - al aangelegde - buizensysteem.
4.6.Het voorgaande betekent dat Baas als medeverzekerde op de CAR-verzekering van Heijmans moet worden aangemerkt. Nu Heijmans c.s. zich niet op het standpunt hebben gesteld dat er sprake is van opzettelijk veroorzaakte schade in de zin van artikel 38 van de polisvoorwaarden, kunnen Delta Lloyd c.s. op grond van artikel 29 van de polisvoorwaarden geen regres op Baas nemen. De vorderingen genoemd onder 3.1 I en II zullen worden afgewezen.
Vordering genoemd onder 3.1 III
4.7.De rechtbank constateert allereerst dat Heijmans c.s. bij dagvaarding stellen dat het schadevoorval heeft plaatsgevonden in de nacht van 23 op 24 juni 2005. De rechtbank gaat ervan uit dat dit een verschrijving betreft, nu Baas in zijn conclusie van antwoord - evenals de experts in de door partijen overgelegde expertiserapporten - meldt dat het schadevoorval heeft plaatsgehad in de nacht van 24 op 25 juni 2005.
4.8.Veronderstellenderwijs aannemende dat er sprake is van onzorgvuldig handelen van Baas door de wijze waarop zij het eindstuk van het leidingdeel op 24 juni 2005 heeft afgestopt - wat Baas gemotiveerd betwist - is de vraag aan de orde of een causale relatie bestaat tussen de door Heijmans geleden schade en dit onzorgvuldig handelen van Baas. Baas voert als verweer aan dat het causaal verband ontbreekt omdat slechts een gering deel van het 's ochtends op 25 juni 2005 in de parkeerkelder aanwezige water leidingwater betrof. Het overgrote deel was regenwater, aldus Baas. Voor het ontstaan van de schade is de extra hoeveelheid water uit de waterleiding - in aanvulling op de grote hoeveelheid regenwater - volgens Baas niet relevant. De schade zou ook zonder het uitgestroomde leidingwater identiek zijn geweest.
4.9.Partijen zijn het erover eens dat op 25 juni 2005 circa 3.000 m³ water in de parkeerkelder heeft gestaan. Volgens Heijmans c.s. is het goed mogelijk dat de gehele hoeveelheid water in de parkeerkelder leidingwater is geweest, nu niet is komen vast te staan op welk tijdstip het eindstuk van het leidingdeel is afgeschoten. De werknemers hebben de waterleiding aan het einde van de werkdag afgestopt. Indien het eindstuk direct is losgeschoten, kan het eerste water volgens Heijmans c.s. al tussen 17.00 uur en 18.00 uur de kelder zijn binnengestroomd. Op 25 juni 2005 is rond 07:00 uur 's ochtends het water in de kelder geconstateerd. Uitgaande van een uitstroom van circa 300 - 450 m³ per uur (bij een diameter van de waterleiding van 200 mm), dan wel een uitstroom van circa 200 - 270 m³ per uur (bij een diameter van de waterleiding van 160 mm) en een tijdspanne van circa 14 uur, is een leidingwaterhoeveelheid van 3.000 m³ makkelijk te verklaren, aldus Heijmans c.s.
4.10.De rechtbank is - met Baas - van oordeel dat de berekening van Heijmans c.s. niet kan worden gevolgd. Zij neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.11.In het eindbericht van expertisebureau Clercx & Van den Berg BV (hierna: C&B), welk expertisebureau door Delta Lloyd c.s. is ingeschakeld, is - onder meer - opgenomen:
"(...)
Schadegeval:
Op 24 juni 2005 is de eerder genoemde dop van de drinkwaterleiding afgeschoten. Als gevolg hiervan, is er een grote hoeveelheid water de voedingsleiding voor het drinkwater uitgestroomd. (...)
(...)
Na constatering van de wateroverlast, is de brandweer gealarmeerd. Door de brandweer werd de parkeerkelder leeggezogen. Aangezien het water niet direct wilde zakken, heeft men een onderzoek gedaan naar de oorzaak van de wateroverlast.
Aangezien op vrijwel hetzelfde tijdstip Nederland werd geteisterd door noodweer, ging men er aanvankelijk van uit, dat de wateroverlast een direct verband hield met het noodweer, dat op dat moment over de regio trok. (...)
(...)
Bespreking betrokken partijen:
(...)
Met name heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de toedracht van de wateroverlast. Feit was dat op het moment dat de waterschade zich voordeed, enkele mantelbuizen die een verbinding hadden met de parkeerkelder, nog open waren. (...)
Daarnaast was bekend dat juist voordat de waterschade zich aandiende, er in de regio relatief veel hemelwater is gevallen. Beide zaken waren mede oorzaak en hebben geresulteerd in de omvang van de wateroverlast.
(...)"
4.12.In een brief van C&B van 22 oktober 2009 is - onder meer - opgenomen:
"Wij hebben in ons dossier geen gegevens omtrent de diameter van de waterleiding. Echter, uitgaande van een leidingdiameter van Ø 200 mm, op de door ons genomen foto's is het moeilijk inschatten wat de leidingdiameter exact is geweest, kan de uitstroom van water bij een druk van 3 bar variëren van 300 - 450 m³ per uur. In het geval dat wij de leidingdiameter vanaf de foto's verkeerd hebben ingeschat, zou deze ook Ø 160 mm kunnen zijn. Een leiding met een leidingdiameter van Ø 160 mm brengt altijd nog tussen de 200 -270 m³ water per uur. Dit staat wel haaks op de bewering dat de uitstroom van de leiding tussen de 100 en 120 m³ per uur zou zijn.
Wij kunnen ons dus niet verenigen met de kwantitatieve berekening zoals werd opgetekend."
4.13.In het rapport van expertise van Cunningham Lindsey Nederland bv (hierna: Cunningham), welk expertisebureau door Baas is ingeschakeld, is - onder meer - opgenomen:
"TOEDRACHT
Op zaterdagochtend 25 juni 2005 heeft een bewoner van het pand om omstreeks 01.00 uur zijn auto geparkeerd in de garage. Op dat tijdstip heeft deze bewoner niets opgemerkt. Volgens verzekerde, Heijmans IBC Bouw BV en een aantal bewoners heeft het omstreeks 03.00 uur hevig geregend. Er zou sprake zijn geweest van een wolkbreuk."
4.14.De rechtbank stelt vast dat volgens het onderzoek van Cunningham een bewoner van het pand om ongeveer 01.00 uur zijn auto in de parkeerkelder heeft geparkeerd, die toen niets van binnenstromend water heeft gemerkt (vergelijk r.o. 4.13). Daarmee acht de rechtbank aangetoond dat er op dat tijdstip nog geen water in de parkeerkelder aanwezig was. De rechtbank gaat voorbij aan de betwisting door Heijmans c.s. ter comparitie dat het enkele feit dat iemand niets merkt bij het parkeren van zijn auto onvoldoende zou zijn om de conclusie te kunnen trekken dat het aanvangstijdstip van het binnenstromen van het water in de parkeerkelder (op zijn vroegst) om 01.00 uur gelegen zou zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat zelfs een laagje water van minder dan 1 cm over de gehele parkeerkeldervloer door de bewoner zou zijn opgemerkt.
Het voorgaande betekent dat er maximaal 6 uur lang water de parkeerkelder is ingestroomd (van 01.00 uur tot 07.00 uur: het tijdstip waarop de wateroverlast werd ontdekt).
4.15.De rechtbank begrijpt dat Heijmans c.s. op basis van de brief van C&B (vergelijk r.o. 4.12) een leidingdiameter van 200 mm dan wel 160 mm aanhouden. Baas heeft met verwijzing naar een verklaring van haar hoofduitvoerder, de heer [B] (overgelegd als productie 8 bij conclusie van antwoord), onweersproken aangevoerd dat de diameter van de desbetreffende waterleiding 160 mm bedroeg, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Indien voor de berekening vervolgens de door C&B gehanteerde maximale waterdoorvoer door de leiding van 270 m³ per uur wordt aangehouden (vergelijk r.o. 4.12), dan is er maximaal (270 m³ x 6 uur =) 1620 m³ water uit de waterleiding de parkeerkelder ingestroomd. Daarbij tekent de rechtbank aan dat het aannemelijk is dat er veel minder water uit de waterleiding de kelder is ingestroomd. C&B heeft in haar brief immers niet onderbouwd waarop de door haar genoemde waterdoorvoer per uur is gebaseerd, terwijl door expertisebureau Lengkeek, Laarman & De Hosson, ingeschakeld door Evides, is gemeld dat de waterdoorvoer 120 m³ per uur zou zijn (zie het voorlopig expertiserapport zoals overgelegd als productie 6 bij conclusie van antwoord) en de heer [B] op basis van een gedocumenteerde berekening heeft verklaard dat het bij deze bewuste waterleiding zou gaan om maximaal 71,43 m³ per uur. Maar zelfs indien rekening wordt gehouden met een maximale uitstroom van 1620 m³ aan leidingwater, moet worden geconcludeerd dat er minimaal (3000 m³ - 1620 m³ =) 1380 m³ regenwater de parkeerkelder is ingestroomd.
De rechtbank verwerpt daarbij de enkele stelling van Heijmans c.s. dat er niet zoveel regenwater de parkeerkelder ingelopen kan zijn, omdat een stortbui (van zo mogelijk 50 mm per uur) hooguit enkele minuten duurt en het oppervlak waar het regenwater zich heeft kunnen accumuleren maximaal 100m² heeft bedragen, als onvoldoende feitelijk geadstrueerd. Volgens het onderzoek van Cunningham hebben Baas, Heijmans en een aantal bewoners verklaard dat het rond 03.00 uur hevig heeft geregend (zie r.o. 4.13). C&B meldt zelfs dat er sprake is geweest van noodweer en concludeert dat het ingestroomde regenwater één van de oorzaken van de wateroverlast is geweest (vergelijk r.o. 4.11). De heer [B] vermeldt in zijn verklaring (overgelegd als productie 8 bij conclusie van antwoord) dat het maaiveld sterk afloopt richting het gebouw, dat het gaat om een groot oppervlak, te weten globaal de weg en het bouwterreinoppervlak, dat de hemelwaterafvoer van de panden nog niet was gerealiseerd zodat dit water naast de gevel op de grond viel en dat het een bekend gegeven is dat een gemiddeld riool tijdens een wolkbreuk de hoeveelheid water niet aankan en gaat overhevelen. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de berekening van Heijmans c.s. als onjuist moet worden verworpen.
4.16.Met de vaststelling dat er maximaal 1620 m³ aan water uit de waterleiding de parkeerkelder is ingestroomd, volgt de rechtbank Baas in haar verweer dat er geen causaal verband bestaat (in de zin van condicio sine qua non) tussen de schade en het (mogelijk) onzorgvuldige handelen van Baas. Als onweersproken staat immers vast dat bij instroom van minder water in de parkeerkelder (waarbij bijvoorbeeld sprake zou zijn geweest van een laag water van 20 cm hoogte in plaats van de 45 cm à 50 cm hoogte die het water thans heeft bereikt) de schade identiek zou zijn geweest. Dat brengt met zich mee dat Heijmans dezelfde schade zou hebben geleden wanneer de maximaal 1620 m³ aan water uit de waterleiding niet zou zijn uitgestroomd en enkel het regenwater de parkeerkelder zou zijn ingestroomd.
4.17.Gezien het voorgaande zal de vordering genoemd onder 3.1 III worden afgewezen.
Proceskosten
4.18.Heijmans c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vorderingen af,
5.2.veroordeelt Heijmans c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Baas tot op heden begroot op € 3.552,50 aan salaris van de advocaat en € 3.305,- aan verschotten,
5.3.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.