ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6921
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verkeersfout en vrijspraak na ongeval met fietsster door openen portier
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval door onvoorzichtig handelen. De verdachte had op 28 september 2010 in Delft zijn auto geparkeerd langs het fietspad en op het moment dat hij het linker voorportier opende, kwam een fietsster, mevrouw [X], in botsing met het portier. De fietsster raakte hierbij zwaar gewond, met een hersenbloeding en een gebroken vinger als gevolg. De officier van justitie eiste dat de rechtbank de verdachte wettig en overtuigend zou veroordelen voor zijn handelen.
Tijdens de zitting op 22 september 2011 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van roekeloos of onvoorzichtig handelen. Hij stelde dat de verdachte het portier niet geheel had geopend en dat de rand van het portier niet over de scheidslijn tussen het fietspad en de laad- en loshaven kwam. Bovendien werd er een beroep gedaan op de medeschuld van de fietsster, die ook verantwoordelijk zou zijn voor de situatie.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte inderdaad een verkeersfout had begaan door zonder voldoende te kijken het portier van zijn auto te openen. Echter, de rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend was in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Gezien de omstandigheden van de zaak en de jurisprudentie, werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat er niet wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het feit had begaan zoals ten laste gelegd.