ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6921

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/610033-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersfout en vrijspraak na ongeval met fietsster door openen portier

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval door onvoorzichtig handelen. De verdachte had op 28 september 2010 in Delft zijn auto geparkeerd langs het fietspad en op het moment dat hij het linker voorportier opende, kwam een fietsster, mevrouw [X], in botsing met het portier. De fietsster raakte hierbij zwaar gewond, met een hersenbloeding en een gebroken vinger als gevolg. De officier van justitie eiste dat de rechtbank de verdachte wettig en overtuigend zou veroordelen voor zijn handelen.

Tijdens de zitting op 22 september 2011 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van roekeloos of onvoorzichtig handelen. Hij stelde dat de verdachte het portier niet geheel had geopend en dat de rand van het portier niet over de scheidslijn tussen het fietspad en de laad- en loshaven kwam. Bovendien werd er een beroep gedaan op de medeschuld van de fietsster, die ook verantwoordelijk zou zijn voor de situatie.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte inderdaad een verkeersfout had begaan door zonder voldoende te kijken het portier van zijn auto te openen. Echter, de rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend was in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Gezien de omstandigheden van de zaak en de jurisprudentie, werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat er niet wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het feit had begaan zoals ten laste gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/610033-11
Datum uitspraak: 6 oktober 2011
Tegenspraak
Promis
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1944 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 september 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.W. Stok, advocaat te Delft, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 september 2010 te Delft als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), welk motorrijtuig door hem tot stilstand was gebracht op de weg, de Ezelsveldlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, het voorportier van dat motorrijtuig te openen en/of geopend te houden, waardoor een aldaar links naast hem rijdende fietsster de vrije doorgang werd belemmerd, tengevolge waarvan die fietsster (te weten: [X]) tegen dat geopende portier is gebotst en ten val is gekomen, waardoor een ander (genaamd [X]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en/of een fractuur van een vinger, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
3. Het bewijs
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 28 september 2010 in Delft aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld in het verkeer als gevolg waarvan een ongeval heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en een gebroken vinger, heeft opgelopen.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat uit de brief van [neurochirurg], neurochirurg bij het Medisch Centrum Haaglanden d.d. 24 januari 2011 weliswaar volgt dat bij het slachtoffer letsel is geconstateerd, doch dat hieruit onvoldoende kan worden opgemaakt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel als gevolg van het ongeval. Het dossier biedt hiervoor overigens geen andere aanknopingspunten. Voorts heeft de raadsman betwist dat bij verdachte sprake was van roekeloos, dan wel zeer, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat op het moment dat het slachtoffer het portier van de auto raakte, verdachte het portier niet geheel had geopend. Bovendien kwam de rand van het portier op dat moment niet over de scheidslijn tussen het fietspad en de laad- en loshaven alwaar verdachte zijn auto, uiterst rechts tegen de stoeprand, geparkeerd had. In dat kader dient overigens rekening te worden gehouden met een vorm van medeschuld bij het slachtoffer, van wie ook oplettendheid verwacht mag worden. Gelet op het voorgaande dient verdachte van het hem tenlastegelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte wordt een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 verweten. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Vast staat dat verdachte zijn auto op 28 september 2010 op de Ezelsveldlaan in Delft langs het fietspad had geparkeerd op een daarvoor bestemde laad- en losplaats. Verdachte heeft vervolgens het linker voorportier van zijn auto geopend op het moment dat mevrouw [X] op haar fiets langs de linkerzijde van de auto reed. Zij is vervolgens in botsing gekomen met het portier, over de kop geslagen en ten val gekomen. Gelet op haar medische toestand is zij direct hierna naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar zij met spoed is geopereerd wegens bloedingen in haar hoofd. Voorts is als letsel een gebroken vinger geconstateerd.
Bij de politie heeft verdachte op 28 september 2010 verklaard dat hij zonder in zijn linker buitenspiegel te kijken zijn voorportier heeft geopend. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet meer weet of hij in zijn (binnen)spiegel(s) heeft gekeken alvorens zijn portier te openen. De rechtbank houdt verdachte aan zijn verklaring zoals hij die bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar, omdat dit verhoor direct na het ongeval heeft plaatsgevonden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat men, vanwege de in acht te nemen zorgvuldigheid in het verkeer, goed om zich heen dient te kijken om te controleren of er achterop- of tegemoetkomend verkeer is, alvorens het portier van een auto te openen. Dit heeft verdachte niet gedaan.
Gelet op het voorgaande kan verdachte aldus worden verweten dat hij zonder (voldoende) te kijken het portier van zijn auto heeft geopend. Verdachte heeft zich hiermee weliswaar gedragen in strijd met voornoemde gedragsnorm en aldus een verkeersfout begaan, maar gelet op de aard van de verkeersovertreding en de gegeven omstandigheden, acht de rechtbank, mede gelet op jurisprudentie dienaangaande (zie o.a. HR 1 juni 2004, LJN-nummer AO5822), het handelen van verdachte niet dusdanig, dat kan worden gesproken van aanmerkelijk onvoorzichtig dan wel onoplettend in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Bruining, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. J.J. Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.M. van Heemst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2011.