ECLI:NL:RBSGR:2011:BT5837

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1046527 \ CV EXPL 11-2156
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsverhouding tussen een golfprofessional en een golfvereniging met betrekking tot de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een golfprofessional, aangeduid als [eiser], en een golfvereniging, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betrof de vraag of er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst die partijen zijn aangegaan niet kan worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Dit oordeel is gebaseerd op de inhoud van de overeenkomst en de wijze waarop partijen deze hebben uitgevoerd. De kantonrechter heeft in overweging genomen dat de tegenprestatie die [gedaagde] aan [eiser] verschuldigd was, niet overeenkwam met wat gebruikelijk is bij een arbeidsovereenkomst. Er was geen sprake van een vast loon, en er werden geen gebruikelijke arbeidsvoorwaarden zoals doorbetaling bij ziekte of vakantietoeslag gehanteerd. Bovendien was [eiser] als zelfstandige werkzaam en stuurde hij facturen aan [gedaagde]. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de teleurstelling van [eiser] over de gang van zaken met betrekking tot de benoeming van een nieuwe headpro begrijpelijk was, maar dit veranderde niets aan de kwalificatie van de rechtsverhouding. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Leiden
AW
Rolnr.: 1046527 \ CV EXPL 11-2156
Datum: 1 juni 2011
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: dr. mr. J.H. van Gelderen,
tegen
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. I.H. Castenmiller-van Hoorn.
Partijen worden aangeduid als “[eiser]” en “[gedaagde]”.
1 Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 4 maart 2011 met producties,
- de conclusie van antwoord.
Na conclusie van antwoord is een inlichtingen- en schikkingscomparitie gelast.
De comparitie is gehouden op 2 mei 2011; van het verhandelde is aantekening gehouden.
Tijdens de comparitie heeft [eiser] nog aantekeningen overgelegd.
2 Feiten
Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken gaat de kantonrechter van het volgende uit.
2.1 [gedaagde] is een golfvereniging en exploiteert een 18-holes golfbaan in de duinen van [gemeente].
2.2 [eiser] heeft vanaf februari 2005 bij [gedaagde] werkzaamheden verricht als tweede golfprofessional. De afspraken over de te verrichten werkzaamheden zijn vastgelegd in een brief d.d. 24 januari 2005. In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“Hierbij bevestig ik de afspraken die wij gemaakt hebben i.v.m. jouw start per 1 februari a.s. als zelfstandige golfprofessional op onze club.
1. Jij neemt de lessen van de jeugd, competitietrainingen etc. van [naam persoon] per die datum over.
2. Jij neemt deel aan de winterwedstrijden, alsmede de personeelswedstrijden.
Van deze activiteiten stuur jij de club maandelijks een nota.
(…)
3. Voor de lessen aan individuele leden ben jij van woensdag t/m zondag beschikbaar.
4. De leden schrijven zelf in en de afrekening regel jij met deze leden (…)”.
2.3 [eiser] heeft zich in 2000 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met zijn eenmanszaak [naam]. Vanuit die hoedanigheid stuurde [eiser] maandelijks facturen aan [gedaagde]. Voor lessen aan individuele leden kreeg [eiser] rechtstreeks een vergoeding.
2.4 Omdat [de headpro] in november 2010 met pensioen ging, is [gedaagde] begin 2010 op zoek gegaan naar een nieuwe headpro. Na een selectieprocedure, waarin ook [eiser] zich kandidaat had gesteld, heeft [gedaagde] [een ander] als nieuwe headpro aangesteld. In juli 2010 is [eiser] over deze keuze geïnformeerd. Op 17 augustus 2010 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden waarin [gedaagde] haar keuze heeft toegelicht.
2.5 Per e-mail d.d. 23 september 2010 heeft [eiser], voor zover van belang, het volgende aan [gedaagde] meegedeeld:
“Het doet mij veel plezier [gedaagde] te kunnen mededelen dat ik ook het komende jaar beschikbaar ben om lessen te geven aan de leden.
Ik ben hiervoor aanwezig van 9.00 tot 12.00 uur op de dinsdag-, woensdag-, donderdagochtend en vrijdagochtend, indien de lesvraag dit noodzakelijk maakt. Ik ga er hierbij vanuit dat alle ‘vaste’ uren, zoals die de afgelopen jaren daar waren, vervallen.
Ook de winterwedstrijd zal ik niet kunnen spelen, omdat dit botst met mijn programma het komende winterseizoen”.
2.6 [gedaagde] heeft bij brief d.d. 18 oktober 2010 de samenwerking met [eiser] per 31 december 2010 beëindigd omdat [eiser] niet meer beschikbaar was voor de jeugd- en competitielessen en de winterwedstrijd op zondag.
2.7 Bij brief d.d. 23 november 2010 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat hij niet met beëindiging instemde en zich beschikbaar gehouden om zijn werkzaamheden voor [gedaagde] te verrichten.
2.8 Vanaf 1 januari 2011 is [eiser] als professional de golflessen gaan verzorgen [bij een ander].
3 Vordering
3.1 [eiser] vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht te verklaren dat tussen [eiser] als werknemer en [gedaagde] als werkgever een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat, volgens welke [eiser] bij [gedaagde] tegen beloning in dienst is in de functie van golfprofessional;
II [gedaagde] te veroordelen om ’s daags na betekening van het ten deze te wijzen vonnis [eiser] toe te laten tot zijn werkzaamheden als golfprofessional, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per gehele dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke mocht blijven;
III [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van het aan hem sinds 1 januari 2011 verschuldigde loon, te bepalen op € 1.976,-- bruto per maand, vermeerderd met wettelijke verhoging en/of rente met ingang van die datum, althans van die van het ten deze te wijzen vonnis, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 [eiser] baseert zijn vordering op de feiten en op de volgende stellingen.
[eiser] heeft vanaf januari 2005 wekelijks, althans meer dan twintig uren per maand zijn werkzaamheden verricht tegen (grotendeels) vaste geldelijke beloning door [gedaagde], met daarnaast variabele beloningen voor privé-lessen aan individuele leden van [gedaagde]. Het gemiddeld aantal werkuren bedroeg 14,5 per week, waarvan 12 uren beloond door middel van door [gedaagde] vastgestelde uurtarieven. Zodoende verdiende [eiser] de afgelopen drie jaren gemiddeld € 1.976,-- bruto per maand.
[eiser] verrichtte zijn werkzaamheden onder gezag van [gedaagde]. Voorstellen over de indeling van zijn werkzaamheden diende hij ter goedkeuring voor te leggen aan de headpro van [gedaagde], die eveneens toezicht hield op de kwaliteit van zijn werkzaamheden. Bovendien diende [eiser] de aanwijzingen van de jeugdcommissie en topgolfcommissie van [gedaagde] op te volgen.
Voorts mocht [eiser] meedoen aan het jaarlijks kerstdiner en kreeg hij dezelfde korting als het overige personeel. Naast de overeengekomen werkzaamheden heeft [eiser] ook extra werkzaamheden verricht, welke behoren tot ‘arbeid’ in de zin van artikel 7:610a BW. Hij was aanwezig bij vergaderingen en assisteerde de greenkeepers. Tevens werd hij regelmatig om advies gevraagd in de golfshop, hetgeen ook niet tot de overeengekomen werkzaamheden behoorde. Dit kostte [eiser] ongeveer 5 uur per week, welke uren hij niet declareerde bij [gedaagde]. [eiser] heeft zich zes jaar lang ingezet voor [gedaagde] op een manier die in alle opzichten neerkomt op werken in dienstbetrekking, hetgeen erkenning verdient.
4 Verweer
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer, waarop bij de beoordeling, voor zover nodig, zal worden ingegaan.
5 Beoordeling
5.1 Partijen die een overeenkomst sluiten die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling, kunnen deze overeenkomst op verschillende manieren inrichten. Voor de beantwoording van de vraag of tussen partijen al dan niet een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, is van doorslaggevende betekenis hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij vervolgens feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven.
5.2 Partijen hebben naar het oordeel van de kantonrechter blijkens de inhoud van de in rechtsoverweging 2.2. vermelde brief, bij het aangaan van de overeenkomst niet bedoeld een arbeidsovereenkomst te sluiten. De door [gedaagde] voor het werk van [eiser] verschuldigde tegenprestatie wijkt blijkens die brief en de wijze waarop partijen vervolgens feitelijk uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst zodanig af van hetgeen bij een arbeidsovereenkomst gebruikelijk is, dat die tegenprestatie niet als loon, passend bij een arbeidsovereenkomst kan worden aangemerkt. Zo vermeldt de brief niets over bruto of nettoloon of over het inhouden van loonbelasting en premies, over doorbetaling bij ziekte, of over vakantietoeslag. Bovendien is [gedaagde] pas een tegenprestatie verschuldigd na ontvangst van een factuur van [eiser]. [eiser] heeft op briefpapier van zijn eenmanszaak facturen aan [gedaagde] gestuurd inclusief btw. Voorts is niet gebleken dat er door [gedaagde] loonbelasting en/of premies voor sociale verzekeringen zijn ingehouden op de aan [eiser] betaalde bedragen. Bovendien heeft [gedaagde] onbetwist aangevoerd dat [eiser] tijdens ziekte niet werd doorbetaald, hij geen vakantiegeld ontving en geen vakantiedagen opbouwde.
5.3 Van een zodanige gezagsverhouding, dat desondanks van een arbeidsovereenkomst moet worden gesproken, is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin sprake.
Het bestaan van een organisatorisch kader, waarbinnen [eiser] op vaste dagen als professionele golfleraar werd ingezet voor het geven van golflessen en de begeleiding van jeugd- en topgolfcommissie, is onvoldoende om het bestaan van zo’n gezagsverhouding aan te nemen. [gedaagde] heeft onbetwist aangevoerd dat [eiser] inspraak had bij het opstellen van de trainingsschema’s en wedstrijden van [gedaagde] en hij voor het overige vrij was zijn activiteiten en uren naar eigen inzicht in te delen. In die overige uren kon [eiser] bovendien in opdracht van individuele (niet-)leden op het terrein van [gedaagde] activiteiten verrichten, waarvoor niet [gedaagde], maar die individuen een vergoeding aan [eiser] dienden te betalen en betaalde. [eiser] gaf voorts volgens de niet weersproken stellingen van [gedaagde] regelmatig clinics aan derden en factureerde daarvoor vanuit zijn eenmanszaak rechtstreeks aan deze derden.
Bij het oordeel dat een gezagsverhouding als bij een arbeidsovereenkomst ontbrak, wordt voorts in aanmerking genomen, dat onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] toezicht had op dan wel een instructiebevoegdheid toekwam over de wijze waarop de werkzaamheden inhoudelijk door [eiser] werden uitgevoerd. Dat [eiser] over de uitvoering van zijn werkzaamheden overleg diende te plegen met de headpro en overleg voerde met de jeugd- en topgolfcommissie betekent nog niet dat daarom van een arbeidsovereenkomst sprake was. Ook in het geval van een overeenkomst van opdracht is de opdrachtgever immers bevoegd aanwijzingen te geven.
5.5 De omstandigheid, voor zover al juist, dat [eiser] een aantal uren per week klanten van de golfshop adviseerde over aan te schaffen materiaal, kan niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. [eiser] heeft ter zitting bevestigd dat de golfshop een zelfstandige onderneming is, die niet door [gedaagde], maar door een derde wordt geëxploiteerd en waarover [gedaagde] geen enkele zeggenschap heeft.
Het argument dat [eiser] als personeel van [gedaagde] werd beschouwd omdat hij jaarlijks werd uitgenodigd voor het kerstdiner en personeelskorting kreeg, brengt evenmin met zich dat [eiser] als werknemer van [gedaagde] kan worden aangemerkt.
5.6 Dat [eiser] teleurgesteld is over de gang van zaken met betrekking tot de benoeming van de nieuwe headpro en hij graag erkenning wil voor de inzet die hij jarenlang heeft getoond, acht de kantonrechter begrijpelijk, maar ook dat maakt niet dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.
5.7 De kantonrechter is van oordeel dat op grond van het bovenstaande de rechtsverhouding tussen partijen niet als een arbeidsovereenkomst kan worden gekwalificeerd. De vorderingen van [eiser] zullen derhalve worden afgewezen en [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
6 Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op deze uit¬spraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 400,-- voor gemachtigdensalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. M.G.L. den Os-Brand en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2011.