uitspraak van de meervoudige kamer van 21 september 2011 in de zaak tussen
[A], te [plaats], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Machinefabriek [B] B.V., te Zoeterwoude-Rijndijk, vergunninghoudster,
(gemachtigde: ing. J.B. Levels-Vermeer).
Het ontwerp van het bestreden besluit en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf
23 december 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Bij brief van 2 februari 2011, ingekomen bij verweerder op dezelfde datum, heeft eiseres een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 22 maart 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder maatwerk-voorschriften als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) vastgesteld op het gebied van geluid voor de inrichting van Machinefabriek [B] B.V. aan de [adres].
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 1 mei 2011, ingekomen bij de rechtbank op
3 mei 2011, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft enige stukken overgelegd.
Het beroep is op 23 augustus 2011 ter zitting behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr.ing. A.M.M. van der Wijst en P.L.A.M. de Wijs. Namens vergunninghoudster is verschenen [C], bijgestaan door haar gemachtigde.
1. De inrichting betreft een machinefabriek, die gespecialiseerd is in plaat- en constructiewerk in staal en RVS en het produceren van ribbenbuis ten behoeve van warmtewisselaars.
Per 1 januari 2011 gelden voor de inrichting de standaard geluidnormen als bedoeld in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit, op grond waarvan op de gevel van de woning van eiseres een geluidbelasting mag optreden (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) van 50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. In het bestreden besluit zijn voor de inrichting de geluidvoorschriften opgenomen zoals die golden vóór 1 januari 2011, zijnde 45, 40 en 35 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Deze waarden zijn gebaseerd op het geluidrapport van 12 januari 2004. Op 10 januari 2011 heeft verweerder een melding ontvangen betreffende een verandering van de inrichting in verband met het onder meer plaatsen van een tweede lasersnijmachine.
Eiseres woont aan de [adres] op circa 45 meter afstand van de inrichting.
2. Eiseres heeft gesteld dat de maatwerkvoorschriften onvoldoende rechtszekerheid en bescherming voor haar woonomgeving bieden. De werktijden van [B] zijn volgens haar ingrijpend gewijzigd, waardoor vooral overlast in de avond- en nachtperiode is ontstaan. In de nieuwe maatwerkvoorschriften zijn niet alle geluidbronnen (openingen in het dak, glazen schuifdeuren) meegenomen en de voorschriften kunnen onvoldoende worden gehandhaafd.
In het akoestisch rapport uit 2004 en de maatwerkvoorschriften blijft onduidelijk wanneer de lamellen op het dak van [B] openstaan en wanneer de klimaatbeheerssystemen in de avond- en nachtperiode in werking zijn. Ook worden de geluidvoorschriften volgens eiseres overschreden door personenauto's die in genoemde perioden over het terrein rijden.
Uit het Cauberg-Huygen onderzoek, actualisatie zonebeheersmodel van 1 december 2008 blijkt dat er een overschrijding is op de geluidzone. Het akoestisch onderzoek uit 2004 is achterhaald en mag niet meer aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd.
3. In het verweerschrift is vermeld dat het rapport van 12 januari 2004 reeds aan de orde is geweest in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 21 december 2005, waarbij het door eiseres tegen de revisievergunning van 17 mei 2005 ingestelde beroep ongegrond is verklaard. De op
10 januari 2011 gemelde verandering van de inrichting past binnen de vóór 1 januari 2011 geldende geluidvoorschriften. Uitbreiding van de werktijden zoals die in 2005 heeft plaatsgevonden is al in het geluidrapport van 12 januari 2004 betrokken. In het geluidrapport van 12 januari 2004 zijn de opmerkingen van de Milieudienst uit 2003 verwerkt.
4.1 Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, eerste volzin, van het Activiteitenbesluit worden voorschriften die zijn verbonden aan een vóór 1 januari 2008 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning, die vóór die datum in werking en onherroepelijk was, gedurende drie jaar na die datum als maatwerkvoorschriften aangemerkt, mits de voorschriften van die vergunning vallen binnen de bevoegdheid van het bevoegd gezag tot het stellen van maatwerkvoorschriften en voor zover dit besluit op de inrichting van toepassing is.
4.2 Artikel 6.1, tweede lid, van het Activiteitenbesluit bepaalt dat de nadere eisen die voor een inrichting onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van toepassing worden van artikel 1.4, eerste, tweede of derde lid, op die inrichting op grond van de besluiten, bedoeld in artikel 6.43 in werking en onherroepelijk waren, worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften, mits de nadere eisen vallen binnen de bevoegdheid van het bevoegd gezag tot het stellen van maatwerkvoorschriften en voor zover dit besluit op de inrichting van toepassing is.
4.3 Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer mogen bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden.
4.4 De in tabel 2.17a aangegeven waarden bedragen, voor zover hier van belang, voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 50, 45 en 40 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.
4.5 Ingevolge artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, kan het bevoegd gezag, in afwijking van de waarden bedoeld in artikel 2.17, bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vaststellen.
5. De rechtbank stelt vast dat de in het bestreden besluit vastgestelde waarden 5 dB(A) lager liggen dan op grond van artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, en tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit is toegestaan.
De Afdeling heeft op 21 december 2005 uitspraak gedaan inzake het beroep van eiseres tegen de op 17 mei 2005 verleende revisievergunning, waaraan het geluidrapport van 12 januari 2004 ten grondslag heeft gelegen. Het beroep van eiseres is daarbij ongegrond verklaard. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling is de uitbreiding van de werktijden alsnog opgenomen in de vergunning van 17 mei 2005. Nu in het geluidrapport van 2004 de uitbreiding van de werktijden is opgenomen en eerdere opmerkingen van de milieudienst in dit geluidrapport zijn beantwoord, heeft eiseres haar stelling dat het geluidrapport achterhaald of ontoereikend is niet aannemelijk gemaakt. Anders dan eiseres, is de rechtbank van oordeel dat in het geluidrapport van 2004 voldoende duidelijkheid is gegeven over de activiteiten van vergunninghouder en de periodes waarin deze activiteiten plaatsvinden. Eiseres heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de op 10 januari 2011 gemelde verandering van de inrichting niet past binnen de vóór 1 januari 2011 geldende geluidvoorschriften. Zij heeft immers het aan de melding van 10 januari 2011 ten grondslag liggende akoestisch rapport van 23 februari 2011 niet bestreden. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat genoemde rapporten zodanige gebreken vertonen dat verweerder zich niet op die rapporten mocht baseren. Ter zitting is door verweerder toereikend toegelicht dat de overschrijding van de zonegrens geen relevantie heeft voor deze procedure.
Voor zover eiseres vreest dat verweerder onvoldoende handhavend zal optreden overweegt de rechtbank dat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van het ter beoordeling voorliggende besluit en reeds om die reden niet kan slagen.
Voorts merkt de rechtbank op dat eiseres de mogelijkheid heeft een schriftelijk handhavingsverzoek in te dienen bij verweerder indien de voorschriften volgens eiseres niet zouden worden nageleefd.
Conclusie is dan ook dat verweerder in redelijkheid de desbetreffende maatwerk-voorschriften heeft kunnen opleggen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. Kroft, mr. M.A. Dirks, en
mr. C.J. Waterbolk, rechters, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.