ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2744

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/28131
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot beëindiging opvang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 september 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Moldavische asielzoeker, had verzocht om versnelde behandeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening, omdat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) had aangekondigd zijn opvang te beëindigen op 27 september 2011, terwijl de zitting voor de voorlopige voorziening pas op 11 oktober 2011 was gepland. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de beëindiging van de opvang van verzoeker zou plaatsvinden voordat er een beslissing op zijn beroepschrift was genomen.

De rechter heeft in zijn overwegingen de relevante wetgeving, met name artikel 5, eerste lid, sub b, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), besproken. Hij merkte op dat de wijziging van dit artikel in de Staatscourant van 12 september 2006 geen inhoudelijke wijziging beoogde, maar dat de weglating van haakjes rond het woord 'hoger' in de huidige tekst een kennelijke verschrijving leek te zijn. Dit leidde tot de conclusie dat het recht van het COA om de opvang van verzoeker te beëindigen niet voortvloeide uit de genoemde regeling.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om zijn verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland af te wachten met behoud van opvang zwaarder woog dan het belang van de verweerder bij handhaving van het bestreden besluit. Daarom heeft de rechter een ordemaatregel getroffen, inhoudende dat het verweerder verboden was verzoeker uit te zetten totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening was beslist. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 11/28131
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum],
van Moldavische nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer] verzoeker,
gemachtigde: mr.drs. G.M. Vergouw, advocaat te Arnhem,
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) afgewezen.
Verzoeker heeft daartegen beroep ingesteld.
Op 30 augustus 2011 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege zal blijven gedurende de beroepsprocedure.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.
Bij brief van 12 september 2011 heeft verzoeker verzocht om versnelde behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening met Awb kenmerk 11/28131, en voorts heeft hij verzocht verweerder te verbieden verzoeker uit Nederland te (doen) verwijderen en de opvang te beëindigen totdat op zijn beroepschrift is beslist. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de behandeling ter zitting van de voorlopige voorziening eerst op 11 oktober 2011 is bepaald, terwijl de opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA) op 27 september 2011 zal worden beëindigd.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat één van de rechtsgevolgen van (de bekendmaking van) het besluit van 30 augustus 2011 is dat verstrekkingen op de voorgeschreven wijze zullen worden beëindigd. Tevens stelt de voorzieningenrechter vast dat het COA desgevraagd heeft bevestigd dat de opvang van verzoeker na het verstrijken van de vertrektermijn van 28 dagen na bekendmaking van het besluit van 30 augustus 2011 zal worden beëindigd.
4. Ingevolge de tekst van artikel 5, eerste lid, sub b, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: Rva 2005) - als gepubliceerd in de Staatscourant 3 februari 2005, nr. 24 / pag. 17 - eindigt het recht op opvang van een asielzoeker, indien de asielaanvraag die recht heeft gegeven op opvang is afgewezen, tenzij de asielzoeker in afwachting is van een rechtelijke uitspraak op een binnen de vertrektermijn ingediend eerste verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen de beslissing dat de behandeling van het (hoger) beroepschrift niet in Nederland mag worden afgewacht.
Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel eindig het recht op opvang, in het geval, bedoeld onder b, vier weken na de dag waarop het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzend is beslist.
Voor zover hier van belang is in de Staatscourant van 12 september 2006, nr. 177 / pag. 7 een wijziging van de tekst van artikel 5, eerste lid, sub b, van de Rva 2005 neergelegd. Deze wijziging bestaat daaruit dat, blijkens de toelichting, aan de tot dan geldende tekst de volgende passage is toegevoegd: voor zover uitzetting gedurende de behandeling van dit verzoek achterwege blijft.
De rechter wijst er op dat in de toelichting op de wijziging van voornoemd artikel expliciet wordt opgemerkt dat met deze wijziging geen sprake is van een inhoudelijke wijziging. De rechter acht het dan ook bevreemdend dat met deze wijziging ook de haakjes zijn verdwenen die in de oorspronkelijke versie stonden rond het woord "hoger". Die weglating zou namelijk, strikt genomen, impliceren dat na een afgewezen asielverzoek enkel opvang wordt verleend indien binnen de vertrektermijn een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hangende een hoger beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is ingediend en niet ook, zoals blijkens de oorspronkelijke tekst het geval was, indien binnen de vertrektermijn een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hangende een beroepschrift bij de rechtbank is ingediend.
5. Nu blijkens de toelichting geen inhoudelijke wijziging is beoogd en ook anderszins niet inzichtelijk is waarom de haakjes niet meer in de huidige tekst zijn opgenomen, gaat de rechter er vanuit dat in zoverre sprake is van een kennelijke verschrijving. De rechter is dan ook, mede gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het recht van het COA om de opvang van verzoeker te beëindigen niet voortvloeit uit artikel 5, eerste lid, sub b, van de Rva 2005.
6. Nu het COA echter heeft aangekondigd wel tot beëindiging van de opvang van verzoeker over te gaan, is de rechter van oordeel dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland af te mogen wachten met behoud van opvang, zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij onverkorte handhaving van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
7. Gelet op het voorgaande ziet de rechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb een ordemaatregel te treffen, inhoudende dat uitzetting van verzoeker wordt verboden tot op het verzoek om een voorlopige voorziening met Awb kenmerk 11/28131 is beslist. Het recht op opvang blijft dan op grond van artikel 5, eerste lid, sub a, van de Rva bestaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat het verweerder verboden is verzoeker uit te zetten totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, voorzieningenrechter, en door deze en
mr. W. Markwat als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2011
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Registratienummer: Awb 11/28131 blad 3/3
Uitspraak