RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 11/27410, V-nummer: [nummer],
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[naam eiser], eiser,
gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar, advocaat te Rotterdam,
de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. Ch. R. Vink, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft eiser op 13 juli 2011 in vreemdelingenbewaring gesteld.
1.2. Bij faxbericht van 23 augustus 2011 heeft eiser beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, nadat de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn inbewaringstelling bij uitspraak van 10 augustus 2011 ongegrond heeft verklaard.
1.3. De zaak is op 1 september 2011 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiser is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
1.4. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eiser in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie aan te leveren.
1.5. Op 6 september 2011 heeft eiser een faxbericht naar de rechtbank gestuurd met het verzoek de voortzetting van de behandeling van deze zaak ter zitting plaats te laten vinden.
1.6. Op 8 september 2011 heeft verweerder een schriftelijke reactie naar de rechtbank gestuurd.
1.7. Op 9 september 2011 is de zaak behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiser is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2.1. Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), gelezen in samenhang met het eerste lid van deze bepaling, verklaart de rechtbank het beroep tegen het voortduren van de vrijheidsontneming gegrond indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Ingevolge artikel 106, eerste lid, eerste volzin, van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2.2. Eiser heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
In zijn faxbericht van 26 augustus 2011 en ter de zitting van 1 september 2011 heeft eiser het volgende aangevoerd. Er bestaat geen redelijk vooruitzicht op verwijdering binnen een redelijke termijn. In de vorige uitspraak heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats al uitgemaakt dat het niet te verwachten valt dat er een laissez-passer (hierna: lp) wordt afgegeven door de autoriteiten van Sierra Leone binnen een redelijke termijn. Tevens heeft deze rechtbank opgemerkt dat het niet uitgesloten is dat niet een paspoort kan worden verstrekt aan eiser indien eiser hierom zou vragen.
Op 17 augustus 2011 heeft eiser contact gezocht met de ambassade van Sierra Leone te België. Uit het gesprek met de assistent van de consul, mevrouw [naam x],is naar voren gekomen dat eiser indien hij een paspoort wenst, zich in persoon zou moeten melden bij de ambassade. Tevens dient een bedrag van € 80,00 aan leges te worden voldaan. Eiser is niet in staat om zich, vanuit detentie, vrijwillig te melden bij de ambassade. Bovendien heeft eiser ook geen geld om de leges te voldoen. Uit het vertrekgesprek blijkt niet dat verweerder voornemens is eiser te begeleiden bij de aanvraag van een paspoort nu de regievoerder aangeeft dat eiser met name zijn medewerking kan laten blijken door stukken bij de Dienst Terugkeer & Vertrek (hierna: DT&V) in te leveren. Het schrijven van een brief naar de ambassade, zoals gesuggereerd door DT&V heeft geen enkele zin nu eiser zich in persoon dient te melden bij de ambassade. Gelet op het voorgaande belet de bewaring het zicht op uitzetting. Reden waarom eiser in het belang van diens verwijdering dient te worden vrijgelaten.
De tot op heden verrichte handelingen dienen als zinloos te worden aangemerkt en zodoende kunnen zij niet bijdragen aan de positieve beoordeling ten aanzien van voortvarend handelen. Verweerder blijft volharden in het verrichten van handelingen die zien op het verkrijgen van een lp en niet op het verkrijgen van een paspoort. Gelet hierop is al gedurende de gehele bewaring sprake van onvoldoende voortvarend handelen.
Gelet op het vorenstaande moeten in ieder geval, mocht er toch sprake zijn van voldoende voortvarend handelen en zicht op uitzetting, deze omstandigheden leiden tot een positieve beoordeling in het kader van de belangenafweging. Daar komt bij dat eiser een relatie heeft met mevrouw [naam Y]. Zij heeft aangegeven dat eiser welkom is bij haar thuis. Eiser heeft ook aangegeven te willen meewerken aan uitzetting naar Sierra Leone. De Terugkeerrichtlijn schrijft voor dat allereerst wordt bekeken of het mogelijk is om middels vrijwillig vertrek uitzetting te realiseren en dan pas over te gaan tot inbewaringstelling.
In zijn faxbericht van 6 september 2011 heeft eiser het volgende naar voren gebracht. In de e-mail van 5 september 2011 van de Sierra Leoonse ambassade staat vermeld dat via de ambassade geen paspoort kan worden verstrekt. De bewijsopdracht van de rechtbank dat eiser moet bewijzen of en hoe een paspoort kan worden verkregen door zich in persoon te melden bij de ambassade van Sierra Leone is hiermee volbracht. Het blijkt dus toch niet mogelijk te zijn om een paspoort te verkrijgen via de ambassade. Immers hiervoor zou contact moeten worden opgenomen met het immigratiedepartement in Free Town (Sierra Leone). De conclusie die hieruit moet worden getrokken is dat uitzetting via tussenkomst van de ambassade onmogelijk is, althans dat niet te verwachten valt dat op redelijke termijn verwijdering langs die weg te verwachten valt. Het is niet mogelijk voor eiser om zich te wenden tot het immigratiedepartement in Free Town om zo een paspoort te bemachtigen.
Eiser kan zich daar niet melden in persoon. Aan de speculatie over de mogelijkheid om een paspoort te verkrijgen via de ambassade is nu een einde gekomen doordat de ambassade zelf heeft verklaard niet te bemiddelen in het kader van paspoortaanvragen. Daar komt nog bij dat de rechtbank heeft uitgemaakt dat zicht op uitzetting middels een lp-verzoek geen zicht op uitzetting naar Sierra Leone oplevert. Gelet hierop is er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering van eiser naar Sierra Leone.
Ter zitting van 9 september 2011 heeft eiser het volgende naar voren gebracht.
Hetgeen verweerder, onder verwijzing naar het ambtsbericht van Sierra Leone van
18 mei 2011, paragraaf 3.3.4.3. betreffende de afgifte van paspoorten naar voren heeft gebracht bestrijdt eiser niet.
Voorts heeft verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld nu verweerder niet eerder naar voornoemd ambtsbericht heeft verwezen en ook geen enkele actie heeft ondernomen ter verkrijging van een paspoort voor eiser.
Als de rechtbank al tot het oordeel komt dat zicht op uitzetting bestaat, dan is een lichter middel gepast, met een meldplicht. Dat is dan de enige manier om aan een paspoort te komen.
Eiser heeft vanaf het begin van zijn bewaring zijn bereidheid getoond om mee te werken. Eiser verwijst naar mutatie van 24 augustus 2011 in de voortgangsrapportage waaruit blijkt dat eiser heeft verklaard mee te werken. Hierbij komt dat eiser drie brieven heeft geschreven aan de ambassade van Sierra Leone, hetgeen ook moet worden gezien als een uiting van meewerken.
Eiser verzoekt om opheffing van de bewaring en om toekenning van schadevergoeding.
2.3. Verweerder heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van de werkwijze omtrent de afgifte van Sierra Leoonse paspoorten heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.
De inhoud van de e-mail van 5 september 2011 van de Sierra Leoonse autoriteiten bevestigt de informatie in het algemene ambtsbericht van Sierra Leone van 18 mei 2011, paragraaf 3.3.4.3. betreffende de afgifte van paspoorten.
"In het buitenland is het niet mogelijk om door tussenkomst van een Sierra Leoonse ambassade een paspoort aan te vragen. Sierra Leoonse ambassades verstrekken alleen het paspoortaanvraagformulier waarmee een Sierra Leoner zelf of via familie dan wel vrienden in Freetown het paspoort dient aan te vragen. Alvorens een aanvraagformulier wordt afgegeven wordt op de ambassade eerst een persoonlijk interview afgenomen om vast te stellen of de persoon in kwestie Sierra Leoner is. Als betrokkene tijdens het persoonlijk interview papieren kan overleggen waaruit blijkt dat hij of zij de Sierra Leoonse nationaliteit bezit (bijvoorbeeld door middel van een geboortebewijs, identiteitskaart, paspoort etc.) dan wordt door de ambassade het aanvraagformulier afgegeven en een verklaring dat hij of zij de Sierra Leoonse nationaliteit bezit. Als eiser geen papieren kan overleggen (bijvoorbeeld een slachtoffer van mensenhandel), dan wordt door de ambassade, alleen op basis van het persoonlijk interview vastgesteld of betrokkene wel of niet de Sierra Leoonse nationaliteit bezit. Indien positief, dan wordt door de ambassade alsnog het aanvraagformulier afgegeven en een verklaring dat hij of zij de Sierra Leoonse nationaliteit bezit. Voor het verkrijgen van een aanvraagformulier in het buitenland of een paspoort in Freetown terwijl men in het buitenland woont, is het geen vereiste om een verblijfsvergunning van het land waar men woonachtig is te overleggen. De ambassade dient alleen vast te stellen of de persoon in kwestie de Sierra Leoonse nationaliteit bezit."
Verweerder heeft ter zitting van 9 september 2011 naar voren gebracht dat er wel zicht op verwijdering naar Sierra Leone bestaat. Een vreemdeling wordt zonder handboeien naar de Sierra Leoonse ambassade gebracht waar hij een interview krijgt. Eerst moeten de Sierra Leoonse autoriteiten overtuigd worden dat de vreemdeling uit Sierra Leone afkomstig is. Indien voornoemde autoriteiten zijn overtuigd dat de vreemdeling uit Sierra Leone komt, dan leggen zij daarover een verklaring af en krijgt de vreemdeling een aanvraagformulier mee teneinde een paspoort aan te kunnen vragen. Het ingevulde aanvraagformulier dient dan naar Freetown opgestuurd te worden.
Voorts brengt verweerder naar voren dat voldoende voortvarend te werk is gegaan. Een presentatie, die mede kan worden benut voor het verkrijgen van een verklaring als voormeld, wordt gepland. Hierbij is verweerder afhankelijk van de Sierra Leoonse autoriteiten. Verweerder heeft op 15 augustus 2011 gerappelleerd ter bespoediging van het laten plaatsvinden van de presentatie.
2.4. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.4.1. Eiser heeft geen feiten aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat de autoriteiten van Sierra Leone niet bereid zijn een reisdocument te verstrekken indien eiser volledige en juiste informatie verstrekt, en het door de Nederlandse en Sierra Leoonse autoriteiten te verrichten onderzoek niet frustreert. Tussen partijen is niet in geschil, zodat ook de rechtbank daarvan uitgaat, dat verweerder eiser onder de door de autoriteiten van Sierra Leone te België gestelde eisen kan presenteren bij die autoriteiten en dat naar aanleiding daarvan een verklaring kan worden afgegeven waarmee eiser een reisdocument kan verkrijgen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat voormelde gang van zaken niet binnen redelijke termijn kan leiden tot een reisdocument. In dit verband acht de rechtbank voor de redelijke termijn ook relevant dat eiser niet vanaf zijn inbewaringstelling actief en volledig heeft meegewerkt teneinde de bewaring zo kort mogelijk te laten voortduren. Onder die omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat een redelijk vooruitzicht voor eiser op verwijdering naar Sierra Leone ontbreekt.
2.4.2. Voorts ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Op eiser rust de plicht actief en volledig mee te werken teneinde de bewaring zo kort mogelijk te laten voortduren. Met inachtneming daarvan is het aan verweerder al het redelijkerwijs mogelijke te doen. Gelet op het feit dat eiser eerst sinds
24 augustus 2011 meewerkt heeft verweerder eraan voldaan al het redelijkerwijs mogelijke te doen door meerdere malen vertrekgesprekken met eiser te voeren en regelmatig, laatstelijk op 15 augustus 2011, bij de Sierra Leoonse autoriteiten te vragen naar de stand van zaken met betrekking tot het plannen van een presentatiedatum. In de omstandigheid dat er nog geen presentatiedatum bekend is, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder de mogelijkheid had om de presentatie eerder plaats te laten vinden en dat verweerder dit desondanks heeft nagelaten. Gelet hierop zou de beoogde uitzetting ook niet zijn versneld indien eiser eerder bekend zou zijn geweest met de inhoud van het laatste ambtsbericht van Sierra Leone, daarbij in het midden latend of verweerder ertoe gehouden was eiser te wijzen op het ambtsbericht.
Gezien het vorenstaande volgt de rechtbank eiser dan ook niet in zijn betoog dat de tot op heden door verweerder verrichte handelingen die zien op het verkrijgen van een reisdocument voor eiser als zinloos dienen te worden aangemerkt.
2.4.3. Ten aanzien van het verzoek om toepassing van een lichter middel verwijst de rechtbank naar de vorige uitspraak van 10 augustus 2011, Awb 11/23259, waarbij deze rechtbank en nevenzittingsplaats deze beroepsgrond heeft beoordeeld en verworpen. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen.
2.4.4. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat voortduring van de maatregel van bewaring bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet in redelijkheid gerechtvaardigd is. In de jurisprudentie wordt veelal als uitgangspunt gehanteerd dat het belang van een vreemdeling bij invrijheidstelling na zes maanden zwaarwegender is geworden dan het belang van verweerder bij voortduring van de bewaring. Eiser bevindt zich minder dan twee maanden in bewaring en hij heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan desondanks moet worden aangenomen dat zijn belang bij invrijheidstelling prevaleert boven het belang van verweerder bij voortzetting van de maatregel.
2.5. Het beroep is derhalve ongegrond.
Er is geen grond voor schadevergoeding.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.6. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, en door deze en B. Simi, griffier, ondertekend.