vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 371854 / HA ZA 10-2593
Vonnis in het bevoegdheidsincident en in het voorwaardelijke exhibitie-incident van 15 juni 2011 (bij vervroeging)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEEREMA MARINE CONTRACTORS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
verweerster in het voorwaardelijke exhibitie-incident,
advocaat mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam,
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
MERIDIAN BUSINESS SUPPORT LIMITED, h.o.d.n.
MERIDIAN INTERNATIONAL,
gevestigd te Cheshire, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
eiseres in het voorwaardelijke exhibitie-incident,
advocaat mr. W.P. de Muinck Keizer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Heerema en Meridian genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 april 2010, met producties;
- de incidentele conclusie inhoudende een exceptie van onbevoegdheid tevens houdende een voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 843a Rv van 22 december 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident en het incident ex artikel 843a Rv van 13 april 2011, met producties;
- de akte uitlaten producties van 8 juni 2011 van de zijde van Meridian, met producties.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.
2.Vordering en grondslag in de hoofdzaak
2.1.Heerema vordert - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat Meridian is gehouden om Heerema te vrijwaren voor alle schade voortvloeiend uit vorderingen, procedures en gedingen ingesteld door werknemers uitgeleend door Meridian aan Heerema voortvloeiend uit of verband houdend met het "asbest" incident aan boord van het SSCV Thialf op of omstreeks 17 november 2009;
2. Meridian zal veroordelen om aan Heerema schade te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt Heerema dat zij met Meridian een op respectievelijk 3 en 30 september 2009 getekende overeenkomst heeft gesloten, getiteld "subcontract between Heerema Marine Contractors Nederland B.V. and Meridian International for the provision of manpower services" (hierna: Manpower Supply Contract 2009). Op basis van het Manpower Supply Contract 2009 heeft Meridian in de periode oktober en november 2009 twee monteurs aan Heerema uitgeleend. Zij hebben werkzaamheden verricht aan het kraanschip "SSCV Thialf". Gedurende de werkzaamheden zijn de werknemers volgens Heerema enkele dagen blootgesteld geweest aan met een geringe hoeveelheid asbestdeeltjes vervuilde lucht. De desbetreffende werkzaamheden zijn op 17 november 2009 stilgelegd. Eén van de werknemers - [A] - heeft zich daarna direct ziekgemeld en heeft op 17 december 2009 respectievelijk 9 maart 2010 in de Verenigde Staten gerechtelijke procedures tegen Heerema aanhangig gemaakt. Volgens Heerema is - onder meer - in artikel 7 Manpower Supply Contract 2009 een exoneratiebeding opgenomen waardoor Meridian voor haar eigen personeel aansprakelijk is. Op basis van de overeenkomst is Meridian dan ook gehouden Heerema te vrijwaren voor de rechtsvordering van de werknemer(s) met betrekking tot het "asbest" incident en is zij gehouden verweer te voeren in de Amerikaanse procedures tegen Heerema en de kosten daarvan te voldoen, aldus Heerema.
2.3.Heerema stelt dat de rechtbank 's-Gravenhage op basis van artikel 15 Manpower Supply Contract 2009 exclusief bevoegd is om van geschillen tussen partijen kennis te nemen en dat op grond van ditzelfde artikel de toepasselijkheid van Nederlands recht is overeengekomen.
3.De beoordeling in het bevoegdheidsincident
3.1.Meridian vordert dat de rechtbank zich internationaal onbevoegd verklaart. Zij stelt daartoe dat het Manpower Supply Contract 2009 niet rechtsgeldig tot stand is gekomen omdat de overeenkomst niet door (één van) de statutaire directeurs van Meridian is ondertekend of op andere wijze is aanvaard. Degene die de overeenkomst heeft ondertekend, te weten de directeur van de divisie International van Meridian, [B], was daartoe in dit geval niet bevoegd, aldus Meridian. Dat betekent dat de forumkeuze die is opgenomen in het Manpower Supply Contract 2009 tussen partijen niet is overeengekomen zodat de Nederlandse rechter daaraan volgens Meridian geen rechtsmacht kan ontlenen.
Voorts stelt Meridian dat de Nederlandse rechter evenmin bevoegdheid toekomt op grond van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-verordening). Op basis van artikel 2 EEX-verordening zou Meridian in het Verenigd Koninkrijk moeten worden opgeroepen, omdat zij daar gevestigd is. Ook overigens komt een gerecht van het Verenigd Koninkrijk rechtsmacht toe, nu Meridian haar diensten voor Heerema vanaf haar vestiging in het Verenigd Koninkrijk heeft verricht (artikel 5 lid 1 sub b, tweede streepje EEX-verordening).
Mocht de rechtbank desalniettemin aannemen dat de Nederlandse rechtsmacht toekomt op basis van artikel 5 lid 1 sub b, tweede streepje EEX-verordening, dan stelt Meridian subsidiair dat de rechtbank 's-Gravenhage relatief onbevoegd is. De rechtbank Rotterdam is in dat geval bevoegd omdat de door Meridian uitgeleende arbeidskrachten in Rotterdam tewerk zijn gesteld, zodat dat de plaats is waar Meridian volgens de overeenkomst haar diensten heeft verstrekt.
3.2.Heerema voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Internationale bevoegdheid
3.3.De rechtbank constateert - met partijen - dat de EEX-verordening materieel toepasselijk is op grond van de preambule en artikel 1 van deze verordening. Nu Heerema zich beroept op de forumkeuzeclausule in artikel 15 Manpower Supply Contract 2009, is artikel 23 EEX-Verordening van toepassing waarin de vereisten voor een geldige forumkeuze zijn opgenomen. Artikel 23 lid 1 EEX-verordening vereist dat de forumkeuze bij overeenkomst wordt gesloten, waarbij de overeenkomst dient te voldoen aan bepaalde vormvoorschriften die ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming ten aanzien van de forumkeuze tussen partijen inderdaad vaststaat (vergelijk het arrest van het HvJ EG 14 december 1976, NJ 1977, 446). Een geldige forumkeuze kan - onder andere - tot stand komen bij een schriftelijke of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst (zie artikel 23 lid 1 aanhef en onder a) EEX-verordening). In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG) van 3 juli 1997, NJ 1999, 681, (Benincasa / Dentalkit) heeft het Hof voorts de separabiliteit van het forumkeuzebeding uitgewerkt: "het gerecht van een verdragsluitende staat, dat in een volgens artikel 17, eerste alinea, Executieverdrag (thans artikel 23 EEX-verordening, rechtbank) geldig tot stand gekomen bevoegdheidsbeding bevoegd is verklaard, ook dan bij uitsluiting bevoegd is wanneer de rechtsvordering onder meer ertoe strekt, de ongeldigheid te doen vaststellen van de overeenkomst waarin dat beding is opgenomen."
3.4.De rechtbank begrijpt dat Meridian bedoelt te betwisten dat de gehele overeenkomst (en dus ook de forumkeuze) tot stand is gekomen, omdat zij betwist dat [B] tekeningsbevoegd was. Dat betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat er tussen partijen met betrekking tot de forumkeuze sec wilsovereenstemming heeft bestaan, zonder te beoordelen of met betrekking tot het aangaan van de (gehele) overeenkomst tussen partijen wilsovereenstemming heeft bestaan. Een separabele forumkeuze op basis waarvan de rechtbank zonder meer bevoegdheid kan aannemen, is in dit geval niet aan de orde.
3.5.Of de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, dient de rechtbank te beoordelen aan de hand van het recht dat volgens het internationaal privaatrecht van de aangezochte rechter van toepassing is. Nederland is partij bij het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Trb. 1980, 156 (hierna: EVO). Dit verdrag is op basis van het universele formele toepassingsgebied (vergelijk artikel 2 EVO) van toepassing op het onderhavige geschil. In artikel 8 lid 1 EVO is geregeld dat de vraag óf het door Heerema gestelde Manpower Supply Contract 2009 tussen haar en Meridian bestaat (hetgeen Meridian betwist), beantwoord moet worden volgens het recht dat volgens het EVO toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst geldig zou zijn.
Dat betekent dat Nederlands recht toepasselijk is nu partijen in artikel 15 Manpower Supply Contract 2009 een rechtskeuze voor Nederlands recht hebben opgenomen (vergelijk artikel 3 lid 1 EVO).
3.6.De rechtbank is - met Heerema - van oordeel dat Heerema op grond van de artikelen 3:35, 3:36 en 3:61 BW er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [B] bevoegd was om het Manpower Supply Contract 2009 namens Meridian te ondertekenen, waardoor Meridian aan de overeenkomst is gebonden (vergelijk het door Heerema aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 1998, NJ 1999, 581). Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. [B] was directeur van de divisie international van Meridian. Uit de aard van deze functie vloeit naar het oordeel van de rechtbank naar verkeersopvattingen al voort dat Heerema er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [B] tekeningsbevoegd was. Voorts voert Meridian zelf aan dat [B] bevoegd was (dus blijkbaar namens Meridian gevolmachtigd was) om over overeenkomsten te onderhandelen en overeenkomsten te sluiten mits niet werd afgeweken van de Standaardvoorwaarden van Meridian. Deze laatste beperking is voor een derde (in dit geval Heerema) niet kenbaar en is door Meridian aan Heerema ook niet kenbaar gemaakt.
3.7.Nu naar het oordeel van de rechtbank - dat naar haar aard voorlopig is omdat het een oordeel is in het kader van een incidentele beslissing - Meridian aan het Manpower Supply Contract 2009 is gebonden, is er tevens wilsovereenstemming in de zin van artikel 23 lid 1 aanhef en onder a EEX-verordening over de in het contract opgenomen forumkeuze. Dat betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Dit onderdeel van de vordering van Meridian zal dan ook worden afgewezen.
3.8.In het Manpower Supply Contract 2009 is in het forumkeuzebeding de rechtbank 's-Gravenhage als bevoegde rechter aangewezen, zodat het beroep van Meridian op relatieve onbevoegdheid van de rechtbank evenmin opgaat (vergelijk artikel 108 Rv).
3.9.Meridian zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden verwezen.
4.De beoordeling in het voorwaardelijke exhibitie-incident
4.1.Meridian vordert - onder de voorwaarde dat de vordering in het bevoegdheidsincident wordt afgewezen - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Heerema zal veroordelen om op kosten van Meridian binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis primair afschrift of afgifte van de onder paragraaf IV.1b) van de incidentele conclusie van 22 december 2010 opgesomde bescheiden aan Meridian te verlenen, subsidiair een uittreksel daarvan aan Meridian te overhandigen en meer subsidiair inzage daarvan aan Meridian te verlenen, in alle gevallen op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat Heerema na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft om aan het vonnis te voldoen, met veroordeling van Heerema in de (na)kosten van het incident.
4.2.De bescheiden waaraan Meridian in haar petitum in het incident refereert, zijn de volgende, waarbij Meridian een onderverdeling maakt tussen de stukken die zien op het incident dat volgens Meridian op of omstreeks 16 november 2009 aan boord van de SSCV Thialf heeft plaatsgevonden en de bescheiden die zien op de procedure(s) in de Verenigde staten:
Bescheiden betreffende het incident:
A) een ondertekende versie van het Incident Report of enig ander formeel of informeel rapport betreffende het incident op de SSCV Thialf op of omstreeks 16 november 2009;
B) een ondertekende versie van de incident reports of ander formeel of informeel rapport over de incidenten waarover de kapitein en [A] spreken in productie 10 respectievelijk producties 3-8 zoals overgelegd bij de incidentele conclusie van 22 december 2010;
C) de uitkomsten van alle deskundige onderzoeken naar aanleiding van het incident, zoals bijvoorbeeld de uitkomsten van het onderzoek dat door Oesterbaai is uitgevoerd, hetgeen is genoemd onder "Description of Incident' van het Incident Report dat door Heerema is overgelegd als productie 3 bij dagvaarding;
D) een lijst van de bemanning en overige personen (namen, arbeidskrachten en contactgegevens) die aanwezig waren in de ruimte waar en op het moment dat het incident op de SSCV Thialf op of omstreeks 16 november 2009 plaatsvond, zodat
(i) deze als getuigen gehoord kunnen worden; en
(ii) Meridian kan achterhalen of nog meer door haar ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn blootgesteld aan asbest en/of asbesthoudende producten en/of metaalstof;
E) alle rapporten, verslagen, of andere schriftelijk of digitale gegevensdragers, waaronder (audio-)visuele registraties zoals foto's, films of cd's, met informatie met betrekking tot het incident:
E.1) bescheiden met informatie over hoe, wanneer en hoe lang [A], [C] en eventuele andere arbeidskrachten ter beschikking gesteld door Meridian werk hebben verricht met risico's op blootstelling aan asbest en/of asbesthoudende producten, metaalstof of andere gevaarlijke stoffen op de SSCV Thialf, voordat op of omstreeks 16 november 2009 de betreffende werkzaamheden ten einde kwamen;
E.2) bescheiden met informatie over de door Heerema gegeven veiligheidsinstructies en waarschuwingen aan [A], [C] en de overige bemanning in de ruimte waar en op het moment dat het incident op de SSCV Thialf op of omstreeks 16 november 2009 plaatsvond (welke, hoe, wanneer en inhoud daarvan) voorafgaande en na het incident;
E.3) de ten tijde van het incident geldende risico-inventarisatie en -evaluatie op grond van artikel 5 van de Arbo-wet;
E.4) het asbestinventarisatierapport op grond van artikel 3 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 dat beschikbaar moest zijn vóórdat de werkzaamheden leidend tot het incident op of omstreeks 16 november 2010 konden beginnen, omdat immers de week ervoor al asbest en/of asbesthoudende producten waren gevonden aan boord van de SSCV Thialf, zie het bericht van de kapitein bij het Incident Report, zoals overlegd als productie 10 door Meridian;
E.5) het rapport van Oesterbaai, zoals genoemd in productie 3 van de dagvaarding met onder meer de ten tijde van het Incident en kort daarna geconstateerde stoffen en de gemeten grenswaarden;
E.6) bescheiden met informatie omtrent het tijdstip waarop en welke persoonlijke beschermingsmiddelen of -kleding of andere goederen gevraagd zijn door, aangeboden zijn aan of afgenomen zijn door [A], [C] en de overige bemanning die in de ruimte waar het incident op de SSCV Thialf op of omstreeks 16 november 2009 plaatsvond, aan het werk waren, waaronder de op die dag(-en) gemaakte cameraopnames of andere (audio-)visuele registraties van de betreffende delen van de SSCV Thialf waar het incident plaatsvond en van de ruimtes waar de persoonlijke beschermingsmiddelen of -kleding verkregen konden worden;
E.7) bescheiden met informatie omtrent welke persoonlijke beschermingsmiddelen of -kleding of andere goederen daadwerkelijk door [A], [C] en de overige bemanning werden gedragen op of omstreeks 16 november 2009 op de SSCV Thialf ten tijde van het incident;
F) de polis van de aansprakelijkheidsverzekering van Heerema ten aanzien van de SSCV Thialf;
Bescheiden betreffende de gerechtelijke procedure(s) in de Verenigde Staten:
G) alle processtukken en overige bescheiden met informatie betreffende alle relevante gegevens en data betreffende de gerechtelijke procedure(s) die tussen [A] (of andere arbeidskrachten van Meridian) en Heerema gevoerd worden in de Verenigde Staten;
H) alle (concept of definitieve) documenten in enige gerechtelijke procedure(s) tussen [A] en Heerema, inclusief doch niet beperkt tot:
H.1) de overeenkomst tussen partijen of enig andere document betrekking hebbende op het opheffen van het beslag op goederen van Heerema gelegen aan de kust van Louisiana te Verenigde Staten;
H.2) getuigenis(sen) van [A] of anderen, geschreven of mondelinge verklaringen, die namens [A] of anderen naar de behandelende rechters in de Verenigde Staten zijn of zullen worden gezonden of ten overstaan van de behandelend rechters zijn afgelegd;
H.3.1) alle verklaringen, rapporten en overige informatie van deskundigen, waaronder, doch niet beperkt tot informatie over de medische situatie van [A] en alle voor de gezondheidstoestand van belang zijnde informatie over het incident;
H.3.2) alle verklaringen, rapporten en overige informatie over de arbeidsomstandigheden in de periode oktober en november 20009 waaraan [A] is blootgesteld aan boord van SSCV Thialf, waaronder de eventuele blootstelling van [A], [C] of andere door Meridian ter beschikking gestelde arbeidskrachten op de SSCV Thialf aan asbest en/of asbesthoudende producten, metaalstof of andere gevaarlijke stoffen in de periode voorafgaand aan het incident;
I) Meridian weet dat er in de procedures in de Verenigde Staten meer stukken zijn uitgewisseld dan bij de dagvaarding in deze procedure in Nederland zijn bijgesloten.
4.3.Ter onderbouwing van haar vordering dat Heerema gehouden is de voornoemde gegevens aan haar (op enigerlei wijze) te verstrekken, stelt Meridian dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage in deze bescheiden omdat zij ernstig wordt gehinderd in het voeren van haar verweer door het ontbreken van de feitelijke informatie vervat in de genoemde bescheiden. De bescheiden zien op een rechtsverhouding waarbij Meridian partij is, omdat tussen partijen een overeenkomst tot het ter beschikking stellen van arbeidskrachten bestaat op grond waarvan Heerema haar vorderingen heeft gebaseerd, aldus Meridian.
4.4.Heerema voert ten verwere - onder meer - aan dat Meridian geen rechtmatig belang heeft bij kennisname van de door haar opgesomde bescheiden. Volgens Heerema is daarvoor onvoldoende dat Meridian zich een "compleet beeld" wil vormen van - onder andere - de omstandigheden waaronder het incident met [A] heeft plaatsgevonden. Voorts betoogt Heerema dat evenmin voldaan is aan het vereiste van voldoende bepaalbaarheid van de gevorderde bescheiden.
4.5.De rechtbank constateert dat aan de voorwaarde waaronder het exhibitie-incident is opgeworpen, is voldaan, zodat zij aan de inhoudelijke beoordeling van het incident toekomt.
4.6.Daarbij stelt de rechtbank voorop dat - zoals partijen ook hebben onderkend - artikel 843a Rv ziet op de bijzondere exhibitieplicht in en buiten rechte. In Nederland bestaat geen algemene exhibitieplicht voor partijen, in die zin dat partijen jegens elkaar verplicht kunnen worden tot het verschaffen van informatie en documenten. Met het oog daarop is in voormeld artikel (lid 1) de toewijsbaarheid van de vordering aan drie cumulatieve voorwaarden gebonden. Ten eerste dient eiseres een rechtmatig belang te hebben. Ten tweede moet de vordering "bepaalde bescheiden" betreffen. Ten derde dient eiseres partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop de bescheiden zien. Indien aan deze drie voorwaarden is voldaan, behoeven de stukken waarvan afgifte wordt gevraagd toch niet te worden afgegeven indien (a) een gewichtige reden zich daartegen verzet of (b) redelijkerwijze aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte van de gevraagde stukken is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv).
4.7.Meridian vordert overlegging van een groot aantal bescheiden. Concreet gesteld noch gebleken is echter welk (bewijsrechtelijk) voordeel/nadeel zij bij (het uitblijven van) afgifte daarvan zou hebben, behalve dat zij stelt zich geen "compleet beeld" te kunnen vormen over op welke wijze en in welke mate haar werknemer(s) aan gevaarlijke stoffen zijn blootgesteld, of Heerema voldoende veiligheidsinstructies heeft gegeven, of Heerema al dan niet verzekerd is, wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de gerechtelijke procedure(s) in de Verenigde Staten en hoe de gezondheidssituatie en vooruitzichten van [A] zijn. Dit is (vlg. Gerechtshof Den Haag, 9 oktober 2007, LJN: BB6971) echter onvoldoende voor het aannemen van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank heeft de vordering vooralsnog veel weg van een zogenaamde "fishing expedition" en daarvoor heeft de wetgever geen ruimte willen bieden. Zoals Heerema voorts terecht opmerkt zijn de omstandigheden waaronder het incident met [A] heeft plaats gehad in beginsel nauwelijks relevant voor de beantwoording van de vraag in de hoofdzaak of Meridian contractueel gehouden is Heerema te vrijwaren voor aanspraken van door Meridian ter beschikking gestelde werknemers. In dat opzicht heeft Meridian evenmin belang bij de door haar genoemde bescheiden.
4.8.Daarbij komt dat evenmin is voldaan aan de eis dat het moet gaan om 'bepaalde bescheiden'. De onderdelen betreffen in feite het 'gehele Heerema dossier' met betrekking tot het incident en de procedures in de Verenigde Staten. Gelet hierop betreffen de bescheiden zoals genoemd onder 4.2 geen 'bepaalde bescheiden' als bedoeld in artikel 843a lid 1 Rv. Daarvoor zijn ze te algemeen en ongespecificeerd van aard.
4.9.De incidentele vordering zal gelet op het voorgaande worden afgewezen. Meridian zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden verwezen.
5.De beoordeling in de hoofdzaak
5.1.Heerema verzoekt de rechtbank de incidentele conclusie van Meridian van 22 december 2010 tevens aan te merken als conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Volgens Heerema wordt in de conclusie tevens inhoud gegeven aan de verweren in de hoofdzaak en is een conclusie van 24 pagina's met producties die 76 pagina's beslaan qua omvang geen conclusie die zuiver ziet op incidentele vorderingen.
5.2.De rechtbank verwerpt het standpunt van Heerema. Een conclusie in het incident maakt geen onderdeel uit van de procedure in de hoofdzaak, zodat een dergelijke conclusie niet als een conclusie van antwoord in de hoofdzaak aangemerkt kan worden.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij enerzijds - met Heerema - van oordeel is dat de incidentele conclusie van Meridian van 22 december 2010 lijviger is dan nodig ter onderbouwing van de door haar ingestelde incidentele vorderingen. Anderzijds heeft Meridian haar incidentele vorderingen gestoeld op bepaalde feiten en omstandigheden, waardoor zij zich geroepen heeft gevoeld deze feiten en omstandigheden in haar conclusie uiteen te zetten. De rechtbank volgt Meridian in haar standpunt dat zij de feiten (volledig) heeft opgenomen in haar incidentele conclusie maar dat zij nog niet is ingegaan op de vorderingen van Heerema.
De rechtbank zal het verzoek van Heerema passeren en Meridian in de gelegenheid stellen een conclusie van antwoord in het geding te brengen.
6.De beslissing
De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
6.1.wijst de vordering af,
6.2.veroordeelt Meridian in de kosten van het incident, aan de zijde van Heerema tot op heden begroot op € 452,-,
in het exhibitie-incident
6.3.wijst de vordering af,
6.4.veroordeelt Meridian in de kosten van het incident, aan de zijde van Heerema tot op heden begroot op € 452,-,
6.5.verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting van woensdag 27 juli 2011 voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van Meridian.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Weiss en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.