beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rekestnummer: 342336 / HA RK 09-339
Beschikking van 15 september 2011
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M.J. Hüsen te Rotterdam,
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. L.C.M. Hakkaart.
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoeker] en de IND.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het op 3 juli 2009 ingekomen verzoekschrift,
-de brieven van de IND van 24 september 2009, 1 juni 2010 en 20 oktober 2010,
-de brieven van mr. Hüsen van 24 december 2009 , 9 augustus 2010 en 25 mei 2011,
-de brieven van de officier van justitie, van 9 november 2010 en 11 juli 2011,
- de pleitnota van mr. Hüsen.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 augustus 2011, waarbij zijn verschenen [verzoeker], vergezeld van mr. Hüsen, en mr. Hakkaart namens de IND.
2.1.[verzoeker] is op [geboortedatum] 1945 geboren te [geboorteplaats] (Egypte) en verkreeg door afstamming de Egyptische nationaliteit. In 1973 verkreeg hij door naturalisatie de Turkse nationaliteit. Bij wet van 17 december 1981, in werking getreden op 15 januari 1982, heeft [verzoeker] door naturalisatie de Nederlandse nationaliteit verkregen. In 1982 heeft hij verzocht te worden ontslagen uit het Turks staatsverband en per 9 september 1985 heeft hij de Turkse nationaliteit verloren.
2.2.[verzoeker] heeft op 2 september 2004 verzocht om herkrijging van de Turkse nationaliteit.
2.3.Op 8 september 2004 heeft [verzoeker] met behulp van het Nederlands Migratie Instituut (NMI) bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een (eerste) aanvraag gedaan voor een remigratie-uitkering. In het kader van de behandeling van die aanvraag heeft de SVB bij brief van 13 oktober 2004 aan [verzoeker] verzocht de bijgevoegde verklaring te ondertekenen waarmee hij zich bereid zou verklaren om zo spoedig mogelijk na aankomst in Turkije de Turkse nationaliteit aan te nemen.
2.4.Op 15 maart 2005 heeft [verzoeker] de Turkse nationaliteit herkregen. Een Turks paspoort is hem op 15 mei 2007 verstrekt.
2.5. Bij brief van 7 juni 2005 heeft de SVB aan [verzoeker] bericht dat hij geen recht heeft op een remigratie-uitkering, zolang hij een dubbele nationaliteit heeft.
2.6.De Dienst Burgerzaken van de gemeente Rotterdam heeft [verzoeker] bij brief van 15 december 2005 laten weten dat hij door de herkrijging van de Turkse nationaliteit de Nederlandse nationaliteit heeft verloren.
3.Het verzoek en het verweer
3.1.[verzoeker] verzoekt de rechtbank vast te stellen dat hij vanaf 15 maart 2005 nog steeds de Nederlandse nationaliteit bezit.
3.2.[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij met het herkrijgen van de Turkse nationaliteit niet automatisch op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Hij stelt daartoe dat hij in het kader van de aanvraag van de remigratie-uitkering de Turkse nationaliteit heeft aangevraagd om aan de eisen van de Nederlandse remigratiewetgeving te kunnen voldoen, zoals die door de SVB aan hem zijn uitgelegd. Van de SVB en het NMI had hij begrepen dat hij om voor een remigratie-uitkering in aanmerking te komen de Turkse nationaliteit moest aanvragen en geen Nederlandse nationaliteit meer mocht bezitten. Hij verwijst daartoe naar de brieven van de SVB van 15 oktober 2004 en 7 juni 2005. De verkrijging van de Turkse nationaliteit was in zijn situatie dan ook niet vrijwillig en had dus geen automatisch verlies van de Nederlandse nationaliteit tot gevolg.
3.3.De IND stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] op 15 maart 2005 door vrijwillige verkrijging van de Turkse nationaliteit op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, RWN de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Niet is gesteld of gebleken dat [verzoeker] nadien de Nederlandse nationaliteit heeft herkregen. Hij bezit derhalve niet de Nederlandse nationaliteit.
3.4.De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het advies van de IND.
4.1.In artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, RWN is bepaald dat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren gaat door het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit. Dat de verkrijging vrijwillig moet zijn, betekent volgens de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (HRWN) dat het moet gaan om een wilsdaad, die specifiek gericht is op de verkrijging van een andere nationaliteit. Zijn de redenen om een andere nationaliteit te verkrijgen zo dwingend, dat niet meer gesproken kan worden van een vrijwillige verkrijging van die nationaliteit, dan brengt genoemd artikellid geen verlies van het Nederlanderschap mee. Dit dwingende karakter wordt niet snel aangenomen, aldus de HRWN.
4.2.De rechtbank stelt voorop dat [verzoeker] er vrijwillig voor heeft gekozen om een remigratie-uitkering aan te vragen. Toelating tot Turkije met het oog op vestiging in dat land is immers formeel noch materieel afhankelijk van de aanspraak op een remigratie-uitkering. De beslissing van [verzoeker] om in het kader van de aanvraag van die uitkering de Turkse nationaliteit aan te vragen berust naar het oordeel van de rechtbank dan ook op een vrijwillige keuze. Daar komt nog bij dat niet weersproken is dat [verzoeker] al op 2 september 2004 de Turkse nationaliteit heeft aangevraagd, terwijl de aanvraag voor de uitkering eerst op 8 september 2004 is ondertekend. In het aanvraagformulier is onder 6 de vraag of er voor betrokkene een verzoek tot naturalisatie of wijziging van nationaliteit loopt, bevestigend beantwoord. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de brieven van de SVB van 15 oktober 2004 en 7 juni 2005 voor [verzoeker] niet de aanleiding zijn geweest om de Turkse nationaliteit aan te vragen. De stelling dat (ook) het NMI bij [verzoeker] de indruk heeft gewekt dat hij de Turkse nationaliteit diende aan te vragen, heeft [verzoeker] niet nader onderbouwd. Aldus kan niet worden vastgesteld dat de SVB en het NMI [verzoeker] uitdrukkelijk hebben geadviseerd om direct de Turkse nationaliteit aan te vragen.
4.3.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verzoeker] op 15 maart 2005 door vrijwillige verkrijging van de Turkse nationaliteit de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De omstandigheid dat hij daardoor is geconfronteerd met een terugvordering van aan hem uitgekeerde bijstand, kan daaraan niet afdoen. Het verzoek zal worden afgewezen.
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op
15 september 2011.