ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2404

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/753819-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot moord en mishandeling

In de zaak voor de Rechtbank 's-Gravenhage, met parketnummer 09/753819-10, heeft de rechtbank op 19 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord en mishandeling. De verdachte werd ervan beschuldigd op 5 december 2010 in Hillegom de aangever in zijn kin te hebben gestoken. Tijdens de zittingen op 10 juni en 5 september 2011 heeft de officier van justitie, mr. L.E. van der Leeuw, gevorderd dat de rechtbank de verdachte wettig en overtuigend bewezen zou verklaren. De officier baseerde zich op de verklaringen van de aangever en getuigen, die de verdachte als dader hadden herkend. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat de signalementen van de getuigen niet overeenkwamen met die van de verdachte en dat er geen ondersteunend bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging tot op heden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/753819-10
Datum uitspraak: 19 september 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[X]verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 10 juni 2011 en 5 september 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Hillegom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken/gesneden in het gezicht van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [aangever], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Hillegom aan een persoon (te weten [aangever]), opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel (een steek/snijwond in het gezicht en/of een (blijvend) litteken), heeft toegebracht, door opzettelijk (en na kalm beraad en rustig overleg) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal te steken/snijden in het gezicht van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid
bevindende [aangever];
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Hillegom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachte rade) [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken/gesneden in het gezicht van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [aangever], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Hillegom, opzettelijk (en met voorbedachten rade) een persoon, genaamd [aangever] met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal in het gezicht heeft gestoken/gesneden, tengevolge waarvan die [aangever] zwaar lichamelijk letsel (een steek/snijwond in het gezicht en/of een (blijvend) litteken), althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 301 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Hillegom opzettelijk een persoon (te weten [aangever]), tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1, impliciet primair, (poging tot moord) en 2 (mishandeling) ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat zowel aangever als twee getuigen verdachte hebben herkend als zijnde de dader en dat het feit dat zich geen camerabeelden van het gebeurde in het dossier bevinden, die blijkens het dossier wel hebben bestaan, daaraan niet afdoet. Voorts acht de officier van justitie met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde een poging tot moord bewezen, aangezien de steekwond van aangever fataal had kunnen zijn en verdachte blijkens zijn eigen verklaring en de verklaringen van aangever en getuigen eerder op de avond bij Club [naam] te Hillegom aanwezig is geweest en later weer is teruggekomen, zodat hij de tijd heeft gehad zich over zijn voorgenomen besluit te beraden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte die feiten zou hebben begaan.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman hiertoe aangevoerd dat het signalement dat aangever en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben gegeven van degene die aangever heeft gestoken, niet overeenkomt met het signalement van verdachte en dat de verklaring van verdachte dat hij op het moment dat aangever werd gestoken bij zijn vriendin [vriendin] was, door [vriendin] wordt bevestigd. Voorts heeft de raadsman verzocht hierbij te betrekken dat er camerabeelden van het steekincident zijn geweest, maar dat deze inmiddels niet meer bestaan.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat aangever [aangever] (hierna: aangever) op 5 december 2010 tijdens zijn werkzaamheden als portier bij Club [naam] te Hillegom met een scherp voorwerp in zijn kin is gestoken. Toen het bijna sluitingstijd was, rond 04.30 uur, stond aangever bij de toegangsdeur om de gasten naar buiten te laten. Op dat moment kwam er een persoon aanlopen die hem vervolgens in zijn kin stak. Voorts staat vast dat verdachte eerder die nacht, omstreeks 02.30 uur, bij Club [naam] is geweest en dat hij toen onenigheid met aangever heeft gehad omdat aangever hem de toegang tot Club [naam] had geweigerd.
Aangever heeft verklaard dat degene die hem heeft gestoken, dezelfde persoon was als degene met wie hij eerder in die nacht een aanvaring had. Hij heeft verklaard dat het een negroïde jongen was, tussen de 20 en 25 jaar, met een opvallend pokdalig gezicht. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij eveneens in de nacht van 5 december 2010 aan het werk was als portier bij Club [naam]. Hij was aanwezig op het moment dat aangever eerder die nacht een aanvaring met een persoon kreeg en hij was tevens aanwezig op het moment dat aangever door een persoon in zijn kin werd gestoken. Hij heeft verklaard dat dit beide keren dezelfde persoon betrof. De man had een negroïde uiterlijk en was tussen de 20 en 30 jaar. Hij herkende de persoon onder meer aan zijn gezicht, postuur en de manier waarop hij liep. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de bedrijfsleidster van Club [naam] is en dat zij op het moment dat aangever werd gestoken bij de toegangsdeur stond. Ook was zij aanwezig op het moment dat aangever eerder die nacht een aanvaring met een persoon had gehad. Zij heeft verklaard dat dit dezelfde persoon was als degene die aangever heeft gestoken. Zij kent die persoon als zijnde [X], die pakketjesdienstbezorger voor TNT in Hillegom is. Zij heeft verklaard dat zij hem heeft herkend op de camerabeelden die van het steekincident zijn gemaakt.
Verdachte heeft ontkend dat hij aangever in de nacht van 5 december 2010 in zijn kin heeft gestoken. Hij heeft verklaard dat hij, nadat hij een aanvaring met aangever en zijn collega had gehad omdat hem de toegang tot Club [naam] werd geweigerd, erg ontdaan was. Zijn ex-vriendin [ex-vriendin] heeft hem toen in de auto meegenomen. Vervolgens heeft zij zijn vrienden [vr[vriend 1] en [vriend 2], met wie verdachte eerder die nacht op stap was, gebeld. [vriend 1] en [vriend 2] hebben verdachte vervolgens met de auto naar het huis van zijn vriendin [vriendin] gebracht. Daar kreeg hij ruzie met zijn vriendin, waarna hij buiten een sigaretje heeft gerookt. Dat duurde ongeveer 5 minuten. Vervolgens is hij weer naar binnengegaan. Op een gegeven moment is hij gaan slapen. Hij heeft verklaard niet te zijn teruggegaan naar Club [naam].
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte inderdaad niet degene is geweest die aangever omstreeks 04.30 uur in zijn kin heeft gestoken. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verklaring van verdachte over hetgeen is gebeurd nadat hij de aanvaring met aangever heeft gehad, door de verklaringen van [ex-vriendin], [vriendin] en [vriend 1] wordt ondersteund, alsmede door de gegevens over het gebruik van de mobiele telefoon van zijn vriendin. Voorts overweegt de rechtbank dat aangever en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] weliswaar hebben verklaard dat de persoon van de aanvaring eerder in die nacht dezelfde persoon is geweest als degene die aangever heeft gestoken, maar dat het signalement/de omschrijving van die persoon niet overeenkomt met het signalement/de omschrijving van verdachte. Zo heeft de rechtbank ter terechtzitting geconstateerd dat verdachte, anders dan aangever heeft verklaard, geen pokdalig gezicht heeft. Voorts is verdachte, anders dan [getuige 2] heeft verklaard, geen pakketjesbezorger voor TNT te Hillegom (geweest). Verder heeft een verbalisant in een proces-verbaal gerelateerd dat de (niet meer voorhanden zijnde) beelden van het steekincident van zeer slechte kwaliteit waren en dat niet eens te zien was of degene die heeft gestoken een blanke of een donkere huidskleur had. De rechtbank acht het dan ook opmerkelijk dat [getuige 2], zoals zij heeft verklaard, verdachte op die beelden heeft herkend. Voorts overweegt de rechtbank dat volgens eerdergenoemd proces-verbaal uit de camerabeelden zou blijken dat de persoon die aangever heeft gestoken, op het moment dat aangever de deur opende, vanachter een standaard met ballonnen vandaan kwam die ongeveer 1 meter naast de toegangsdeur van Club [naam] stond, dat die persoon met versnelde pas en iets voorovergebogen naar de entree liep, dat die persoon hierop zijn hand naar voren bracht en zich vervolgens direct omdraaide en weer wegliep en dat dit alles zich in ongeveer drie seconden heeft afgespeeld. Gelet hierop is het opmerkelijk dat aangever bij de politie heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de man die hem heeft gestoken over het Henri Dunantplein vanuit de richting van de Albert Heijn kwam aanrennen richting de toegangsdeur van Club [naam], terwijl hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij in Club [naam] stond en dat hij, toen hij de deur heeft geopend, een persoon vanachter het statief met ballonnen tevoorschijn zag komen.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat enkel aangever heeft verklaard dat verdachte hem tijdens de aanvaring eerder in de nacht heeft geslagen en dat die verklaring niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Gelet hierop is er onvoldoende wettig bewijs dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
4.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, aangezien verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.080,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk is;
veroordeelt de benadeelde partij [aangever] in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen de vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzitter,
mr. B. Bastein en mr. S.M. Krans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Keuter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2011.
Mr. Krans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.