ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2351

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
377207 / HA RK 10-533
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling Nederlanderschap op basis van juridische afstamming

In deze zaak heeft verzoeker op 4 oktober 2010 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage, waarin hij verzoekt vast te stellen dat hij het Nederlanderschap bezit. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van de stelling dat hij geboren is uit een relatie tussen zijn moeder en zijn vader, die volgens verzoeker de Nederlandse nationaliteit bezat. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft echter geconcludeerd dat verzoeker niet in aanmerking komt voor het Nederlanderschap, omdat hij bij zijn geboorte als wettig kind van een Indonesische vader is geregistreerd en er geen bewijs is dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen. Verzoeker heeft aanvullingen op zijn verzoekschrift ingediend, maar de IND heeft bij brief van 1 juli 2011 geadviseerd het verzoek af te wijzen. De officier van justitie heeft zich hierbij aangesloten en verzoeker heeft ingestemd met schriftelijke afdoening van de zaak, zonder mondelinge behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1970 en dat zijn vader, [vader van verzoeker], op het moment van zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat. Echter, de rechtbank concludeert dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er een juridische afstamming of familierechtelijke betrekking bestaat tussen hem en zijn vader. De rechtbank heeft ook in overweging genomen dat verzoeker geen bewijs heeft overgelegd van buitenlandse procedures tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker niet op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) het Nederlanderschap door geboorte heeft verkregen. Aangezien er geen andere gronden zijn gesteld of gebleken voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit, heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 augustus 2011.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 377207 / HA RK 10-533
Beschikking van 25 augustus 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] (Indonesië),
verzoeker,
advocaat mr. A.J.G. Tijhuis te Amsterdam,
t e g e n:
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. Y. Kern.
1. Het procesverloop
1.1.Verzoeker heeft op 4 oktober 2010 een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat hij het Nederlanderschap bezit. Aanvullingen op, althans nadere bescheiden met betrekking tot, het verzoekschrift zijn ontvangen bij brieven van 31 januari 2011 en 29 juli 2011.
1.2.De Immigratie- en Naturalisatiedienst (verder te noemen: de IND) heeft bij brief van 1 juli 2011 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.3.De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND en geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling van de zaak ter zitting.
1.4.Verzoeker stemt in met het achterwege laten van een mondelinge behandeling van zijn verzoekschrift. Hij gaat akkoord met schriftelijke afdoening van het verzoek.
2. De feiten
2.1.Verzoeker is op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] geboren. Het afschrift van de geboorteakte, afgegeven op 21 mei 2003 te Bangkalan (Indonesië), vermeldt dat verzoeker het tweede kind is van het echtpaar [stiefvader en moeder van verzoeker].
2.2.Aan verzoeker is driemaal een Indonesische paspoort afgegeven, laatstelijk op 5 augustus 2010 met een geldigheidsduur tot 5 augustus 2015.
2.3.[vader van verzoeker], volgens verzoeker zijn vader, verkreeg bij zijn geboorte op [geboortedatum] 1925 te [geboorteplaats], het Nederlanderschap op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder a, van de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI). [vader van verzoeker] is op 5 november 1966 in Amsterdam in het huwelijk getreden met [echtgenote van vader van verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1928 te [geboorteplaats]. Een afschrift uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amsterdam vermeldt als kinderen van [vader van verzoeker]: [kind van vader van verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1950, en [kind van vader van verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1952. Op 11 augustus 2006 is [vader van verzoeker] in Amsterdam overleden.
2.4.De echtgenote van [vader van verzoeker] heeft op 30 maart 2004 aan het Nederlandse consulaat te Surabaya verzocht verzoeker een visum te verlenen in verband met de ziekte van haar echtgenoot. Op een door haar op 29 mei 2004 ingevulde vragenlijst heeft zij vermeld dat verzoeker haar pleegkind is en dat de moeder van verzoeker een vriendin van haar is.
3. Het verzoek en het standpunt van de IND
3.1.Verzoeker stelt dat hij is geboren uit een relatie tussen [moeder van verzoeker], zijn moeder, en [vader van verzoeker], zijn vader en dat [stiefvader] zijn stiefvader is. Op het moment van geboorte van verzoeker bezat [vader van verzoeker] de Nederlandse nationaliteit. Als zoon van een Nederlandse vader heeft verzoeker op grond van het bepaalde in artikel 3 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de Nederlandse nationaliteit verkregen, aldus verzoeker.
3.2.De IND komt tot de conclusie dat verzoeker is geboren uit het huwelijk van [stiefvader] en [moeder van verzoeker] en dat hij bij zijn geboorte als wettig kind van een Indonesische vader, de Indonesische nationaliteit heeft verkregen. De IND is niet gebleken dat verzoeker na zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
4.De beoordeling
4.1.Verzoeker stelt dat hij als zoon van een Nederlandse vader bij zijn geboorte op [geboortedatum] 1970 in het bezit is gekomen van de Nederlandse nationaliteit en dat hij die nationaliteit nog steeds bezit.
4.2.Het door verzoeker overgelegde afschrift van zijn geboorteakte vermeldt dat hij het tweede kind is van het echtpaar [stiefvader en moeder van verzoeker]. Het echtpaar heeft op 3 juni 2003 een beëdigde verklaring ondertekend. Zij verklaren daarin dat zij op 8 maart 1968 met elkaar in het huwelijk zijn getreden en dat hun zoon met de naam [verzoeker], vanaf zijn geboorte is opgevoed en verzorgd door [pleegmoeder van verzoeker]. Voorts heeft laatstgenoemde bij een visumaanvraag ten behoeve van verzoeker schriftelijk verklaard dat zij de pleegmoeder is van verzoeker.
4.3.Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de juridische afstamming en/of de familierechtelijke betrekking tussen verzoeker en [vader van verzoeker] niet door verzoeker is aangetoond. Hierbij heeft de rechtbank tevens in overweging genomen dat [vader van verzoeker] ten tijde van de geboorte van verzoeker was gehuwd met [pleegmoeder van verzoeker] en dat door verzoeker geen bewijsstukken zijn overgelegd met betrekking tot de door hem gestelde buitenlandse procedures tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
4.4.Verzoeker heeft derhalve niet op grond van artikel 1, aanhef en onder a, WNI het Nederlanderschap door geboorte verkregen. Nu voorts niet is gesteld of gebleken dat verzoeker op andere wijze de Nederlandse nationaliteit zou hebben verkregen, dient het verzoek te worden afgewezen.
5.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.