ECLI:NL:RBSGR:2011:BR7073

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1397 e.a.
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boetes voor niet-betaling belasting zware motorrijtuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres kreeg 49 verzuimboetes opgelegd wegens het niet tijdig betalen van de belasting zware motorrijtuigen (bzm). De rechtbank oordeelde dat de boetes van € 147 per verzuim niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel, ondanks het feit dat de boetes pas drie tot vijf maanden na de constatering van het verzuim zijn opgelegd. Eiseres voerde aan dat de verzuimen het gevolg waren van miscommunicatie met het bedrijf dat haar aangiften verzorgt, maar de rechtbank oordeelde dat dit voor risico van eiseres komt. De rechtbank stelde vast dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd en dat er geen verzachtende omstandigheden waren die aanleiding gaven om de boetes te matigen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/1397, AWB/11/1405, AWB/11/1406, AWB/11/1407, AWB/11/1408, AWB/11/1410, AWB/11/1411, AWB/11/1446, AWB/11/1447, AWB/11/1448, AWB/11/1449, AWB/11/1450, AWB/11/1451, AWB/11/1452, AWB/11/1454, AWB/11/1455, AWB/11/1459, AWB/11/1461, AWB/11/1462, AWB/11/1464, AWB/11/1466, AWB/11/1468, AWB/11/1470, AWB/11/1472, AWB/11/1473, AWB/11/1475, AWB/11/1476, AWB/11/1477, AWB/11/1478, AWB/11/1479, AWB/11/1480, AWB/11/1481, AWB/11/1482, AWB/11/1483, AWB/11/1484, AWB/11/1485, AWB/11/1486, AWB/11/1487, AWB/11/1488, AWB/11/1489, AWB/11/1490, AWB/11/1492, AWB/11/1493, AWB/11/1494, AWB/11/1495, AWB/11/1496, AWB/11/1498, AWB/11/1499 en AWB/11/1500
proces-verbaal van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2011 van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaken tussen
[X], gevestigd te [Z], eiseres
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 27 januari 2011 op de bezwaren van eiseres tegen 49 aan eiseres opgelegde verzuimboetes bij even zoveel naheffingsaanslagen op grond van de Wet belasting zware motorrijtuigen (hierna: de Wet).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2011.
Namens eiseres is verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Overwegingen
1. Op diverse data in de periode van 6 juli 2010 tot en met 29 september 2010 is geconstateerd dat eiseres met vrachtauto's waarvan zij op dat moment volgens de kentekenregistratie houder was, gebruik heeft gemaakt van de autosnelweg, terwijl zij niet vóór aanvang van het gebruik van de weg de verschuldigde belasting zware motorrijtuigen (hierna: bzm) had betaald. Daarom zijn aan eiseres de voormelde naheffingsaanslagen opgelegd. Tegelijk met de naheffingsaanslagen zijn op de voet van artikel 13 van de Wet juncto paragraaf 36 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) verzuimboetes aan eiseres opgelegd van elk € 147 wegens het niet betalen van de verschuldigde belasting.
2. Slechts in geschil zijn de verzuimboetes. Tussen partijen is niet in geschil dat de naheffingsaanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3. Als reden waarom de boetes zouden moeten worden gematigd voert eiseres aan dat zij de verschuldigde bzm altijd per jaar betaalde en dat was ook nu de bedoeling. Echter, als gevolg van een miscommunicatie met het bedrijf dat voor eiseres de aangiften verzorgt, is voor een aantal vrachtauto's verzuimd om de verschuldigde bzm tijdig aan te geven en te betalen. De belangrijkste oorzaak van de opstapeling van de boetes gelegen in het lange tijdsverloop tussen de constateringen en het opleggen van de boetes. Als gevolg van dit tijdsverloop raakte eiseres er pas na een aantal maanden van op de hoogte dat zij in verzuim was. Als verweerder eiseres hier eerder op had geattendeerd, had eiseres eerder maatregelen kunnen treffen en zou zij minder boetes hebben ontvangen.
4. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Wet juncto paragraaf 36, derde lid, van het BBBB kan de inspecteur, indien wordt geconstateerd dat de verschuldigde bzm niet, niet tijdig of niet geheel is betaald, een bestuurlijke boete opleggen van 3 procent van het wettelijk maximum (in 2010 was dat € 4.920).
5. Voor het opleggen van de hier aan de orde zijnde boetes is niet vereist dat sprake is van schuld of opzet bij eiseres. De enkele constatering van het verzuim om de verschuldigde bzm te betalen is voldoende. Dat is slechts anders indien sprake is van afwezigheid van alle schuld bij eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in het onderhavige geval geen sprake. Zo de verzuimen al te wijten zijn aan miscommunicatie met het bedrijf waaraan de aangiften en betaling van bzm is uitbesteed, dan nog komt een dergelijke omstandigheid voor risico van eiseres. Aldus kan niet worden geoordeeld dat de verzuimen niet aan eiseres kunnen worden toegerekend.
6. Anders dan eiseres meent, is geen sprake van een meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 5:8 Awb. Daarvan is sprake als er twee of meer voorschriften zijn overtreden. Eiseres heeft echter meerdere keren één voorschrift overtreden. Dit neemt evenwel niet weg dat ook dan geldt dat de opgelegde boetes in verhouding moeten staan tot de ernst van de gepleegde overtredingen. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
7. Gezien de mogelijkheid om per dag een betrekkelijk gering bedrag te betalen in plaats van betaling per maand of per jaar, alsmede dat het niet betalen van bzm een op ongeoorloofde wijze behaald concurrentievoordeel oplevert ten opzichte van ondernemers die de bzm wel tijdig betalen, is de relatief hoge boete een geschikt middel om tijdige betaling af te dwingen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een boete van € 147 per verzuim niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
8. Aan het voorgaande doet niet af dat de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes telkens ongeveer drie tot vijf maanden na de constatering van het verzuim zijn opgelegd. De bzm is een belasting die eiseres op eigen initiatief dient aan te geven en te betalen. Eiseres is dus zelf verantwoordelijk voor de betaling van de bzm. De naheffingsaanslag en verzuimboete zijn niet bedoeld als signaleringssysteem.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is er evenmin sprake van verzachtende omstandigheden die reden kunnen zijn om de boetes te matigen. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat de verzuimen deels zijn te wijten aan het feit dat zij een aantal nieuwe vrachtauto's heeft gekocht en dit niet heeft doorgegeven aan het bedrijf dat voor haar de aangiften en betaling van bzm verzorgt en deels aan het feit dat even vermeld bedrijf een aantal aangiftes heeft laten liggen. Van een misverstand is derhalve geen sprake.
10. Eiseres heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden kunnen geven tot een ander boetebedrag dan de bedragen die verweerder heeft opgelegd. De rechtbank acht de opgelegde boetes passend en geboden.
11. Gelet op het vorenoverwogene zijn de beroepen ongegrond verklaard.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.M.M.A. van der Vegt.
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.