ECLI:NL:RBSGR:2011:BR6825

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/8338
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling ex artikel 19, eerste lid, van de WRO; motiveringsgebrek hersteld

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 augustus 2011 uitspraak gedaan in een geschil over een bouwvergunning en vrijstelling op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De zaak betreft een beroep van de Vereniging Weg van de Snelweg tegen het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp. De rechtbank had eerder, op 3 augustus 2010, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit van 20 maart 2007 een motiveringsgebrek vertoonde. Dit gebrek was gerelateerd aan de noodzaak van een geluidswal voor de Brede School, die moest voldoen aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai volgens de Wet geluidhinder (Wgh). De rechtbank oordeelde dat de toezeggingen van verweerder onvoldoende waren om te garanderen dat de geluidswal daadwerkelijk zou worden gerealiseerd.

Na de tussenuitspraak heeft verweerder op 24 augustus 2010 een nieuw besluit genomen, waarin werd aangegeven dat de geluidswal zou worden opgericht voordat het bouwplan voor de Brede School zou worden gerealiseerd. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het motiveringsgebrek was hersteld, omdat verweerder nu voldoende zekerheid had verschaft dat de geluidswal zou worden gebouwd. Hierdoor kon worden vastgesteld dat aan de voorwaarden voor de geluidsbelasting, zoals berekend in het akoestisch onderzoek, zou worden voldaan.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekende dat de verleende vrijstelling en bouwvergunning in de eerste fase behouden bleven. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres in de hoger beroepsprocedure, maar niet voor de kosten in deze procedure, omdat eiseres geen kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/8338
uitspraak van de meervoudige kamer (ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) in de zaak tussen
Vereniging Weg van de Snelweg, te Voorschoten, eiseres
gemachtigden [A] en [B],
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Lever).
Procesverloop
Op 3 augustus 2010 heeft deze rechtbank tussenuitspraak gedaan. Deze is op dezelfde dag aan partijen verzonden.
Overwegingen
In de tussenuitspraak heeft deze rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit van 20 maart 2007 kampt met een motiveringsgebrek. In die uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat uit het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende akoestisch onderzoek van DHV van 15 augustus 2003 voortvloeit dat voorwaarde voor het voldoen aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) is dat de gevel van de Brede School aan de zijde van de rijksweg wordt afgeschermd door een even hoog, niet geluidsgevoelig object. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende zekerheid heeft verschaft dat het gebouw dat als 'geluidswal' moet fungeren voor de Brede School, ook daadwerkelijk zal worden opgericht. De namens verweerder gedane 'toezeggingen' dat het gebouw wordt gerealiseerd zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om met zekerheid te kunnen stellen dat aan de voorwaarde voor de geluidsbelasting, berekend in het akoestisch onderzoek, zal worden voldaan.
De rechtbank heeft verweerder daarop in de gelegenheid gesteld het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek te herstellen, door binnen twee maanden na verzending daarvan zekerheid te verschaffen dat het gebouw dat als 'geluidswal' moet fungeren voor de Brede School, wordt opgericht alvorens het bouwplan wordt gerealiseerd.
Verweerder heeft bij brief van 15 september 2010 van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld, naar voren brengen.
Verweerder heeft bij besluit van 24 augustus 2010 het besluit van 20 maart 2007 in zoverre gewijzigd, dat aan het vrijstellingsbesluit van 20 december 2005 de voorwaarden worden verbonden dat het ingevolge de vrijstelling/bouwvergunning te bouwen schoolgebouw:
a. pas in aanbouw mag worden genomen nadat ook met de bouw van een als geluidswal fungerend gebouw (in de vorm van een even hoog, niet geluidgevoelig object) op de kop van het bij het deze vergunde schoolgebouw een aanvang is gemaakt en
b. pas in gebruik mag worden genomen nadat de bouw van een als geluidswal fungerend gebouw (in de vorm van een even hoog, niet geluidgevoelig object) op de kop van het bij het deze vergunde schoolgebouw is gerealiseerd.
Ondanks dat verweerder daarmee in weerwil van het dictum van de tussenuitspraak niet de zekerheid heeft verschaft dat het gebouw dat als 'geluidswal' moet fungeren voor de Brede School, wordt opgericht alvorens het bouwplan wordt gerealiseerd, is de rechtbank van oordeel dat het gebrek thans wel is hersteld. Zij overweegt daartoe het volgende.
De StAB heeft in haar rapport van 1 juni 2006 overwogen dat uit het akoestisch onderzoek kan worden opgemaakt dat de gevel van de Brede School aan de zijde van de rijksweg wordt afgeschermd door een even hoog, niet geluidsgevoelig object en dat dit gebouw geen onderdeel uitmaakt van het onderhavige bouwplan terwijl daarvoor ten tijde van het bestreden besluit evenmin een bouwvergunning was verleend. Voorwaarde voor de geluidsbelasting berekend in het akoestisch onderzoek is evenwel dat het gebouw wordt gerealiseerd.
Verweerder heeft met het besluit van 24 augustus 2010 de zekerheid verschaft dat als het bouwplan wordt gerealiseerd, ook het gebouw dat als 'geluidswal' moet fungeren voor de Brede School, daadwerkelijk wordt opgericht. Daarmee kan met zekerheid worden gesteld dat aan de voorwaarde voor de geluidsbelasting, berekend in het akoestisch onderzoek, zal worden voldaan en dat van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai ingevolge de Wgh geen sprake zal zijn.
Het beroep is vanwege het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek gegrond. Het bestreden besluit wordt derhalve ingevolge artikel 8:72, eerste lid, Awb, vernietigd. Nu het bestreden besluit met de verbeterde motivering in rechte stand kan houden ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb in stand te laten. De verleende vrijstelling en bouwvergunning, eerste fase blijven dus in stand.
Verweerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten in de hoger beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met het registratienummer 200808595/1/H1 veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) twee punten worden toegekend.
Voor een proceskostenveroordeling in deze procedure bestaat geen aanleiding aangezien niet is gebleken dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
bepaalt dat verweerder aan eisereses het door haar in de zaak met het registratienummer
AWB 07/3261 WW44 betaalde griffierecht, te weten € 285,-- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de door eiseres in de hoger beroepsprocedure met het registratienummer 200808595/1/H1 gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,--, welk bedrag aan eisereses moet worden vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Aarts, mr. J.L. Verbeek, en mr. G. van Zeben-de Vries, in aanwezigheid van mr. R.F. van Aalst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2011.
Afschrift verzonden naar partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak van 3 augustus 2010 kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak tegelijkertijd hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.