ECLI:NL:RBSGR:2011:BR6378
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van vrijheidsbeperkende maatregel op uitgeprocedeerde vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 augustus 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseressen, van Mongolische nationaliteit, en de minister voor Immigratie en Asiel. Eiseressen, bestaande uit eiseres sub 1 en haar minderjarige kind eiseres sub 2, waren in Nederland verblijvend in een Aanmeldcentrum. De minister had hen een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, omdat zij uitgeprocedeerd waren en de verplichting hadden om Nederland te verlaten. Eiseres sub 1 had aanvankelijk uitstel van vertrek gekregen tot 9 februari 2011, maar sindsdien hadden zij Nederland niet verlaten, ondanks hun vertrekplicht. De minister voerde aan dat er omstandigheden waren die het vermoeden rechtvaardigden dat een spoedig vertrek van eiseressen uit Nederland werd belemmerd, zoals het ontbreken van voldoende middelen om hun vertrek te bekostigen en het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats.
De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de minister de toetsing in rechte konden doorstaan. De rechtbank hechtte minder gewicht aan de gezinsomstandigheden van eiseressen en de stelling dat eiseres sub 2 haar opleiding niet kon voortzetten. De rechtbank concludeerde dat de minister geen aanleiding had om een lichter middel dan de vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Het beroep van eiseressen werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier P. Bijen.