beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 323888 / HA RK 08-1173
Beschikking van 1 juni 2011
[verzoekster],
wonende te Ghana,
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarigen:
- [kind van verzoekster],
- [kind van verzoekster],
verzoekster,
advocaat mr. H.S.K. Jap-A-Joe te Utrecht,
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon.
Verzoekster wordt hierna ook aangeduid met "[verzoekster]", de minderjarigen met "[kind van verzoekster]" en "[kind van verzoekster]", en belanghebbende met "de IND".
1.1.Verzoekster heeft op 13 november 2008 een verzoekschrift ingediend waarin zij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat [kinderen van verzoekster] de Nederlandse nationaliteit bezitten. Aanvullingen op, althans nadere bescheiden met betrekking tot, het verzoekschrift zijn ontvangen bij brieven van 2 februari 2010, 16 juni 2010 en 3 november 2010.
1.2.De IND heeft bij brieven van 5 februari 2009 en 28 mei 2010 nadere informatie opgevraagd bij verzoekster. Bij brief van 29 september 2010 heeft de IND geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.3.De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND en geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling van de zaak ter zitting.
1.4.De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 21 april 2011. Namens verzoekster is mr. Jap-A-Joe verschenen, vergezeld van de heer [vader van kinderen], vader van de beide minderjarigen. Namens de IND is mr. drs. Cappon verschenen.
2.1.[verzoekster] is de moeder van [kind van verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats], Ghana, en van [kind van verzoekster], geboren op [geboortedatum] 2001, eveneens te [geboorteplaats], Ghana. De geboorte van beide minderjarigen is op 22 augustus 2003 te Ghana geregistreerd, met vermelding van [verzoekster] als de moeder en van [vader van kinderen] (verder te noemen [vader van kinderen]) als de vader. [verzoekster] woont met de beide minderjarigen in Ghana. [vader van kinderen] woont in Nederland. Hij is bij Koninklijk Besluit van 3 mei 1996 genaturaliseerd tot Nederlander. Ten tijde van de geboorte van de beide minderjarigen waren de ouders niet gehuwd.
2.2.Bij beschikking van 10 maart 2008 heeft deze rechtbank, sector familie- en jeugdrecht, het op 28 januari 2004 ingekomen verzoek van [verzoekster] tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [vader van kinderen] van de beide minderjarigen (en de minderjarige [A], geboren op [geboortedatum] 1995) bij gebrek aan belang afgewezen.
3. Het verzoek en het standpunt van de IND
3.1.[verzoekster] stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat de rechtbank Den Haag in voormelde beschikking van 10 maart 2008 heeft geconcludeerd dat het juridisch vaderschap van [vader van kinderen] en de afstamming van de kinderen reeds vaststaan. Aangezien [kinderen van verzoekster] zijn geboren nadat [vader van kinderen] het Nederlanderschap had verkregen en zij vóór 1 april 2003 door [vader van kinderen] zijn erkend, zijn zij eveneens in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, aldus [verzoekster].
3.2.De IND stelt dat de familierechtelijke betrekking tussen [vader van kinderen] en de minderjarigen [kinderen van verzoekster] pas is ontstaan bij de registratie van de geboorteakten op 22 augustus 2003. Aangezien sprake is van het ontstaan van een familierechtelijke betrekking ná 1 april 2003, heeft erkenning volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) geen onmiddellijk nationaliteitsgevolg en leidt erkenning dus niet van rechtswege tot verkrijging van het Nederlanderschap. Nu geen DNA-bewijs is geleverd en geen optieverklaring is afgelegd, dient het verzoek te worden afgewezen, aldus de IND.
4.1.Niet staat ter discussie dat [kinderen van verzoekster] door [vader van kinderen] zijn erkend en dat [vader van kinderen] reeds voor de geboorte van de minderjarigen in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. Ter beoordeling staat de vraag wanneer [kinderen van verzoekster] zijn erkend. Tot 1 april 2003 verkreeg de minderjarige vreemdeling die door een Nederlander werd erkend, op grond van het tot die datum van kracht zijnde artikel 4 lid 1 RWN, de Nederlandse nationaliteit. Na 1 april 2003 leidde erkenning niet langer van rechtswege tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit.
4.2.De rechtbank neemt bij haar beoordeling van het onderhavige verzoekschrift de beschikking van deze rechtbank van 10 maart 2008 als uitgangspunt. In die beschikking heeft de rechtbank de vraag beantwoord of naar Ghanees recht het vaderschap van de man ([vader van kinderen]) en de afstamming van de minderjarigen (onder meer [kinderen van verzoekster]) vaststaan en of tussen de man en de minderjarigen naar Ghanees recht reeds een familierechtelijke band bestaat. Als voor de beantwoording van die vraag relevante feiten en omstandigheden worden naar Ghanees recht beschouwd:
a) de vraag of een naamgevingsprocedure heeft plaatsgevonden,
b) vermelding van de vader op de geboorteakte,
c) het verzorgen en onderhouden van het kind,
d) verklaring van de moeder omtrent het vaderschap van de man.
De rechtbank overweegt in haar beschikking van 10 maart 2008 onder meer: "Deze feitelijke omstandigheden in aanmerking nemend ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de man naar Ghanees recht als juridische vader van de minderjarigen moet worden aangemerkt. Immers, de man heeft de minderjarigen als zijn kinderen aanvaard en erkend. Het vaderschap van de man en de afstamming van de minderjarigen staan derhalve naar het oordeel van de rechtbank reeds vast. (...) dat tevens vaststaat dat naar Ghanees recht tussen de man en de minderjarigen een familierechtelijke band bestaat die gelijkwaardig is aan de familierechtelijke band die naar Nederlands recht zou worden gevestigd door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap zodat sprake is van een in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekking tussen de man en de minderjarigen welke naar Nederlands Internationaal Privaatrecht ook in Nederland als zodanige familierechtelijke betrekking wordt erkend (...)".
4.3.De rechtbank overweegt dat niet ter discussie staat dat de onder a), c) en d) genoemde feiten en omstandigheden op grond waarvan [vader van kinderen] moet worden geacht zijn kinderen te hebben erkend, zich hebben voorgedaan vóór 1 april 2003. Uit de enkele omstandigheid dat de registratie van de geboorteakte (met vermelding van [vader van kinderen] als de vader), niet kort na de geboorte van de minderjarigen heeft plaatsgevonden, hetgeen volgens verzoekster in Ghana niet ongebruikelijk is, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de kinderen [kinderen van verzoekster] eerst op 22 augustus 2003 zijn erkend. Dit heeft tot gevolg dat [kinderen van verzoekster], nu zij beiden zijn geboren vóór 1 april 2003, vanaf hun geboorte in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit. Het verzoek dient derhalve te worden toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat:
- [kind van verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats], Ghana, en
- [kind van verzoekster], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats], Ghana,
vanaf hun geboorte in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.Th. Nijhuis, M.E. Groeneveld-Stubbe en W.A.G.J. Ferenschild en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.