beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 375946 / HA RK 10-505
Beschikking van 1 juni 2011
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], Zwitserland,
verzoeker,
advocaat mr. C.F. Wassenaar te Rotterdam,
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. C.M. Meijer.
Verzoeker wordt hierna aangeduid met "[verzoeker]" en belanghebbende met "de IND".
1.1.Verzoeker heeft op 14 oktober 2010 een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat hij Nederlander is, met veroordeling van de IND in de kosten van deze procedure.
1.2.De IND heeft bij brief van 3 december 2010 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.3.De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND en geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling van de zaak ter zitting.
1.4.De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 21 april 2011. Verzoeker is verschenen vergezeld van zijn ouders en van mr. Wassenaar. Namens de IND is mr. Meijer verschenen.
2.1.[verzoeker] is op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] (Ivoorkust) geboren uit het huwelijk van [vader van verzoeker], van Nederlandse nationaliteit, en [moeder van verzoeker], van Nederlandse en Zwitserse nationaliteit. [verzoeker] verkreeg bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit.
2.2.De moeder van [verzoeker] heeft op 21 mei 1987 op het Zwitserse consulaat-generaal te Amsterdam ten behoeve van [verzoeker] en nog twee jongere kinderen, de Zwitserse nationaliteit aangevraagd. [verzoeker] heeft, op grond van de toepasselijke Zwitserse regelgeving, als 17-jarige schriftelijk verklaard de Zwitserse nationaliteit te willen verkrijgen, welke verklaring voor het verkrijgen van die nationaliteit een voorwaarde was. Op 25 september 1987 is aan [verzoeker], die toen 18 jaar was, de Zwitserse nationaliteit verstrekt.
2.3.Aan [verzoeker] is viermaal een Nederlands paspoort verstrekt, in 1991, 1995, 2000 en 2005. Op 30 maart 2010 heeft [verzoeker] bij de Nederlandse ambassade te Bern wederom een Nederlands paspoort aangevraagd. Bij beschikking van 28 juli 2010 van de Minister van Buitenlandse Zaken is bepaald dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen, omdat [verzoeker] door vrijwillige verkrijging van de Zwitserse nationaliteit op 25 september 1987 van rechtswege de Nederlandse nationaliteit is verloren.
3.Het verzoek en het standpunt van de IND
3.1. [verzoeker] stelt ter onderbouwing van zijn verzoek het volgende.
Hij heeft de Zwitserse nationaliteit weliswaar verkregen op meerderjarige leeftijd, maar deze verkrijging kan niet als vrijwillig worden aangemerkt aangezien de aanvraag is ingediend door zijn moeder op het moment dat hij nog minderjarig was. Hij stelt daardoor niet de Nederlandse nationaliteit te hebben verloren. Bovendien, zo voert [verzoeker] aan, hebben zijn jongere broer en zus, voor wie de moeder gelijktijdig met [verzoeker] de Zwitserse nationaliteit heeft aangevraagd en aan wie eveneens op 25 september 1987 de Zwitserse nationaliteit is toegekend, thans nog immer zowel de Nederlandse als de Zwitserse nationaliteit. Als de Zwitserse autoriteiten eerder op het verzoek hadden beslist, dat wil zeggen op het moment dat [verzoeker] nog minderjarig was, dan had hij - evenals zijn broer en zus - de Zwitserse nationaliteit verkregen zonder de Nederlandse nationaliteit te verliezen.
Voorts voert [verzoeker] nog aan dat hij bij zijn jegens de Zwitserse autoriteiten afgelegde verklaring is uitgegaan van een verkeerde voorstelling van zaken. Hij meende de Nederlandse nationaliteit te behouden.
Ten slotte is hij van mening het Nederlanderschap te hebben behouden omdat hem na 1987 nog viermaal een Nederlands paspoort is verstrekt.
3.2.De IND stelt dat [verzoeker] op het moment dat hij de Zwitserse nationaliteit vrijwillig verkreeg, meerderjarig was en dat dit op grond van het bepaalde in artikel 15, aanhef en onder a van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)(oud) heeft geleid tot verlies van de Nederlandse nationaliteit.
4.1.Primair ligt de vraag voor of [verzoeker] op 25 september 1987 al dan niet vrijwillig de Zwitserse nationaliteit heeft verkregen.
4.2.Op grond van sinds 1984 geldende Zwitserse regelgeving konden kinderen die na 31 december 1952 waren geboren uit een niet-Zwitserse man en een Zwitserse vrouw tot 14 december 1987 erkenning als Zwitsers staatsburger aanvragen. Door de moeder van [verzoeker], als wettelijk vertegenwoordigster van de toen minderjarige [verzoeker] en zijn jongere broer en zus, is op grond van die regeling op 21 mei 1987 een verzoek ingediend tot erkenning van het Zwitsers staatsburgerschap. Omdat [verzoeker] ten tijde van de indiening van dat verzoek ouder dan 16 jaar was, te weten 17 jaar, moest hij zijn eigen wil omtrent het verkrijgen van de Zwitserse nationaliteit schriftelijk verklaren. Ten tijde van de verkrijging van de Zwitserse nationaliteit was [verzoeker] 18 jaar oud en derhalve meerderjarig in de zin van artikel 1, aanhef en onder b van de RWN. Zijn jongere broer en zus waren ten tijde van de verkrijging van het Zwitsers staatsburgerschap nog minderjarig.
4.3.Artikel 15, aanhef en onder a van de RWN (oud) bepaalt dat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren gaat door het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit. Voor een minderjarige geldt dit niet. De IND stelt zich op het standpunt dat [verzoeker], nu hij ten tijde van de verkrijging van het Zwitsers staatsburgerschap meerderjarig was, daarmee de Nederlandse nationaliteit heeft verloren, anders dan in het geval [verzoeker] ten tijde van die verkrijging nog minderjarig zou zijn geweest. Het standpunt van de IND komt de rechtbank niet juist voor. De IND neemt immers tot uitgangspunt dat de door een minderjarige tegenover de Zwitserse autoriteiten afgelegde verklaring omtrent het verkrijgen van de Zwitserse nationaliteit verschillende rechtsgevolgen kan hebben. Indien de minderjarige op het moment waarop de Zwitserse autoriteiten de Zwitserse nationaliteit daadwerkelijk toekennen nog steeds minderjarig is, behoudt hij de Nederlandse nationaliteit. Indien echter degene die een verklaring aflegt op het moment van zijn verklaring minderjarig is maar op het moment waarop de Zwitserse nationaliteit daadwerkelijk wordt toegekend meerderjarig, verliest hij de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank is van oordeel dat het onwenselijk is dat de ten overstaan van de Zwitserse autoriteiten door een minderjarige afgelegde verklaring, afhankelijk van de snelheid waarmee de Zwitserse autoriteiten op een verzoek tot erkenning van het staatsburgerschap beslissen, althans afhankelijk van het tijdvak dat de minderjarige nog resteert tot zijn meerderjarigheid, tot verschillende rechtsgevolgen kan leiden. Aan [verzoeker], die als gevolg van de opvatting van de IND als enige in het gezin enkel de Zwitserse nationaliteit zou bezitten, kan artikel 15 aanhef en onder a van de RWN (oud) dan ook niet worden tegengeworpen. Het verzoek van [verzoeker] tot vaststelling van zijn Nederlanderschap dient reeds daarom te worden toegewezen.
4.4.De IND zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
- stelt vast dat [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] (Ivoorkust) vanaf zijn geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit;
- veroordeelt de IND in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 263,-- aan verschotten (griffierecht) en € 904,-- aan salaris voor de advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.Th. Nijhuis, M.E. Groeneveld-Stubbe en W.A.G.J. Ferenschild, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.