ECLI:NL:RBSGR:2011:BR6179

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
334729 - HA RK 09-133
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling Nederlandse nationaliteit op basis van geboorte uit Marokkaanse ouders

In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1967 uit een huwelijk tussen een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader, de rechtbank verzocht vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Verzoeker stelt dat het huwelijk van zijn ouders in Nederland niet door de Marokkaanse wet werd erkend, waardoor hij volgens de Marokkaanse nationaliteitswet bij zijn geboorte geen Marokkaanse nationaliteit heeft verkregen. Hij beroept zich op de Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap van 1892, die volgens hem bepalen dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen bij zijn geboorte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van verzoekers ouders niet voldeed aan de eisen van de Marokkaanse wet, waardoor verzoeker niet de Marokkaanse nationaliteit kon ontlenen aan zijn ouders. De rechtbank overweegt dat verzoeker tijdens zijn minderjarigheid voldoende bewijs heeft geleverd dat hij dezelfde nationaliteit als zijn vader bezat, wat volgens de WNI betekent dat hij nimmer de Nederlandse nationaliteit heeft bezeten. De IND heeft het verzoek afgewezen, en de rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd.

De rechtbank heeft op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de verzoeker niet ter zitting verscheen, maar zijn advocaat wel. De IND was vertegenwoordigd door een advocaat die instemde met afdoening op basis van de stukken. De rechtbank concludeert dat het verzoek van verzoeker om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit moet worden afgewezen, omdat hij tijdens zijn minderjarigheid de Marokkaanse nationaliteit heeft verworven en niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit voldoet.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 334729 / HA RK 09-133
Beschikking van 1 juni 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], Marokko,
verzoeker,
advocaat mr. I.K. Kolev te Hapert, gemeente Bladel,
t e g e n:
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. J.J. Nooteboom.
Verzoeker wordt hierna aangeduid met "[verzoeker]" en belanghebbende met "de IND".
1. Het procesverloop
1.1.[verzoeker] heeft op 31 maart 2009 een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat hij sinds zijn geboorte op [geboortedatum] 1967 de Nederlandse nationaliteit bezit. Aanvullingen op, althans nadere bescheiden met betrekking tot, het verzoekschrift zijn ontvangen bij brieven van 16 november 2009, 30 december 2009, 6 januari 2010 en 4 augustus 2010.
1.2.De IND heeft bij brief van 20 oktober 2010 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.3.De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND en geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling van de zaak ter zitting.
1.4.De mondelinge behandeling van het verzoekschrift is vastgesteld op 21 april 2011. Mr. Kolev heeft bij fax van 19 april 2011 bericht dat hij en [verzoeker] niet ter zitting zullen verschijnen. Hij heeft verzocht de zaak af te doen op de stukken. Namens de IND is mr. Nooteboom wel ter zitting verschenen. Zij heeft verklaard dat ook de IND akkoord gaat met afdoening van de zaak op de stukken.
2. De feiten
2.1.[verzoeker] is op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] geboren als zoon van de echtgenoten [moeder van verzoeker], van Nederlandse nationaliteit, en [vader van verzoeker], van Marokkaanse nationaliteit. De ouders zijn op 15 juli 1966 naar Nederlands recht in Schaesberg met elkaar in het huwelijk getreden. Het huwelijk is op 26 januari 1981 door echtscheiding ontbonden. De rechtbank Maastricht heeft bij beschikking van 13 februari 1981 de vader benoemd tot voogd over [verzoeker] en de moeder tot toeziend voogdes. In de beschikking is vermeld dat [verzoeker] de Marokkaanse nationaliteit bezit. De moeder is op 21 december 2006 in Landgraaf overleden.
2.2.Op de persoonskaart van [verzoeker] staat onder meer vermeld dat hij in het bezit is van de Marokkaanse nationaliteit en dat hij op 18 januari 1980 is uitgeschreven wegens vertrek naar Marokko.
2.3.Het Tribunal de Première Instance de Rabat heeft bij vonnis van 26 juli 1983 de inschrijving in de registers van de burgerlijke stand gelast van (de geboorte van) [verzoeker].
2.4.Namens de minderjarige [verzoeker] is in augustus 1983 en in augustus 1985 een visum aangevraagd voor Nederland. Op 4 december 1995 heeft [verzoeker] zelf een visum voor Nederland aangevraagd. Op die aanvraag is vermeld dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.
3. Het verzoek en het standpunt van de IND
3.1.[verzoeker] stelt ter onderbouwing van zijn verzoek het volgende. Het door zijn ouders in Nederland gesloten huwelijk is niet zonder meer door de Marokkaanse wet erkend. Gevolg hiervan is dat hij volgens de Marokkaanse nationaliteitswet van 1958 bij zijn geboorte niet de Marokkaanse nationaliteit heeft gekregen. Hij meent ingevolge de artikelen 1 en 2 van de destijds geldende Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap van 1892 (WNI) bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit te hebben verkregen.
Bij de registratie in 1983 in Marokko van zijn geboorteakte is vastgesteld dat hij is geboren uit een Marokkaanse vader, hetgeen verwerving van de Marokkaanse nationaliteit met zich meebracht. [verzoeker] stelt dat hiermee geen sprake is van vrijwillige verwerving van de Marokkaanse nationaliteit, zodat de Nederlandse nationaliteit niet op grond van artikel 7 WNI verloren is gegaan.
3.2.De IND voert aan dat tijdens de minderjarigheid van [verzoeker] voldoende is gebleken dat hij dezelfde nationaliteit bezit als zijn vader, zodat hij op grond van het bepaalde in artikel 2 onder c van de WNI geacht moet worden nimmer de Nederlandse nationaliteit te hebben bezeten.
4. De beoordeling
4.1.Ten tijde van de geboorte van [verzoeker] op [geboortedatum] 1967 was de WNI van toepassing. [verzoeker] is geboren uit een naar Nederlands recht geldig gesloten huwelijk. Aangezien zijn vader de Marokkaanse nationaliteit bezat, verkreeg [verzoeker] bij zijn geboorte niet op grond van het bepaalde in artikel 1 WNI de Nederlandse nationaliteit.
4.2.Artikel 2 aanhef en onder c van de WNI bepaalde dat ook Nederlander is het in het Koninkrijk geboren kind, waarvan op het tijdstip van de geboorte de moeder de staat van Nederlander bezit en dat aan zijn niet Nederlandse vader geen nationaliteit ontleent, met dien verstande dat het kind geacht wordt de status van Nederlander nimmer te hebben bezeten indien gedurende zijn minderjarigheid blijkt, dat het dezelfde nationaliteit bezit als zijn vader op het tijdstip van de geboorte.
4.3.De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat het in Nederland gesloten huwelijk van de ouders van [verzoeker] voldeed aan de eisen die de Marokkaanse wet aan een huwelijk stelde. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat het huwelijk van de ouders naar Marokkaans recht niet als een rechtsgeldig huwelijk werd beschouwd. Aan dat huwelijk heeft [verzoeker] dus niet de Marokkaanse nationaliteit kunnen ontlenen.
4.4.De rechtbank dient thans te beoordelen of gedurende de minderjarigheid van [verzoeker] - dus vóór 1 november 1985 - gebleken is dat hij dezelfde nationaliteit bezat als zijn vader op het tijdstip van de geboorte. [verzoeker] heeft zelf gesteld dat de registratie van zijn geboorteakte in 1983 in Marokko tot gevolg had dat hij de Marokkaanse nationaliteit verwierf. De rechtbank overweegt dat uit de vermelding van de personalia van de vader van [verzoeker] in zijn vóór 1 november 1985 in Marokko geregistreerde geboorteakte, kan worden afgeleid dat in Marokko de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker] en zijn vader is aangenomen. Voorts draagt [verzoeker] de achternaam van zijn vader, waaruit kan worden afgeleid dat hij naar Marokkaans recht als wettig kind van zijn vader kan worden beschouwd. Ten slotte kan uit de visa-aanvragen voor Nederland tijdens de minderjarigheid van [verzoeker] worden afgeleid dat hij tijdens zijn minderjarigheid over een Marokkaans paspoort beschikte.
4.5.Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat gedurende de minderjarigheid van [verzoeker] voldoende is komen vast te staan dat hij dezelfde nationaliteit bezit als zijn vader op het tijdstip van de geboorte. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
5.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.Th. Nijhuis, M.E. Groeneveld-Stubbe en W.A.G.J. Ferenschild en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.